Het vuurwerk in de trompetten

Eergisteren kwam ik Andries van Weperen tegen bij de slijter. ‘Ook aan de drank? vroeg ik. Niet helemaal eerlijk natuurlijk, want hij had een feestje, zo bleek, en moest dus behoorlijk wat inslaan. Terwijl de slijter zijn doosjes wijn op de toonbank ordende, en ik mijn fles Marc de Bourgogne daarnaast plaatste,  raakten wij aan de praat. Andries leest wel eens mijn weblog, zo liet hij me weten. Behalve dat eindeloos gezeur over het geloof. ‘Ieder zijn obsessie’, zei ik, ‘en bovendien jij komt ook uit een heel ander nest, zo’n heidens rood nest natuurlijk, daar ergens in de Stellingwerven.’ Maar dat viel mee. Zijn ouders waren vrijzinnig protestant en kort na de oorlog overgestapt naar de PvdA die toen werd opgericht.

Hoe dan ook, van dat geloof met Andries kennelijk niets meer hebben. Nu kan ik me herinneren dat hij in de jaren negentig nog eens een discussie heeft geleid in theater Romein over het boek Het alom betwijfeld christelijk geloof van de theoloog Kuitert. Andries vond dat razend interessant, zo liet hij mij destijds weten. Maar dat schoot me even niet meer te binnen. Hem ook niet trouwens. Hoe dan ook, ik ken Andries al zo’n dertig jaar. Al uit de jaren zeventig nog toen hij directeur was van de Volkshogeschool in Kortehemmen. Later werd hij onder meer voorzitter van het bestuur van de Fryske Kultuerried, waar ik werkzaam was. Dat waren roerige tijden met Frou Liemburg als gedeputeerde, die de Kultuerried wilde opheffen en de Leeuwarder Courant als spreekbuis gebruikte voor haar troebele bestuurspraktijken.

Op een dag werd ik het zat en heb ik haar ‘avonds opgebeld en eens flink de waarheid gezegd. De volgende ochtend moest ik op het matje komen op het Provinciehuis, met Andries als voorzitter aan mijn zij. Ik moest mijn excuses maken natuurlijk, anders zwaaide er wat. ‘Emoties zijn ook feiten.’ zei Frou Liemburg altijd. Inderdaad, dat hebben we geweten. Jaren later schreef ik nog eens een ingezonden stuk in de LC over ‘de echtelijke sponde’ van Frou Liemburg, maar die tekst is op onverklaarbare wijze nooit in het digitale archief De krant van toen terecht gekomen. Wel wat haar echtgenoot daarvan dacht (zie hier).

In 1990 begon Andries samen met Rob Hoelen het bureau Noordplan dat naam maakte met spectaculaire feesten en openingen, met name voor het bedrijfsleven. In die tijd was dat iets nieuws. Het vrije ondernemerschap was niet een voor de hand liggende optie, zeker net voor mensen die in de gesubsidieerde sector hun brood verdienden. Maar daar hadden Rob en Andries maling aan. Noordplan draaide als een tierelier, acht jaar lang, totdat Rob Hoelen plotseling overleed in november 1998, op de dag dat de Infirmerie in de hens vloog. ‘Dag beste jongen’, zei Andries bij de begrafenis in het kerkje van Cornjum. Ik hoor het hem nog zeggen.

Kort daarvoor had ik het nog flink met Andries zelf aan de stok gehad. Dat was in de tijd van Fryslân 500, een ideetje van de toenmalige CdK Loek Hermans, dat niet zo goed viel bij de Friezen. Er kwam zelfs een bommelding, waarvoor een zekere C. v.d. W. verantwoordelijk bleek, die hierover later nog eens een novelle schreef, waarvoor hij dit jaar bekroond hoopt te worden met de Gysbert Japicxprijs. Boze tongen beweren dat hij hoge ogen gooit. Maar dat is een ander verhaal.

Ik had in 1998 in de krant iets verkeerds geschreven over de sponsorwerving van Fryslân 500, waarbij Loek Hermans als CdK een kwalijke rol speelde. Andries mocht met zijn Bureau Noordplan de Friese bedrijven af. Dat ging toen als volgt ‘Loek Hermans schoot het slot open en Andries trapte de deur in. ‘Dat had ik natuurlijk nooit hardop mogen zeggen, maar het was natuurlijk wel waar. ‘De bal rondspelen’, zo noemden ze dat.

Het was ook wat met dat Noordplan. Ze deden veel dingen die Keunstwurk ook deed, maar dan zonder subsidie. Hoewel? In 2008 mocht Noordplan het Frysk Festival organiseren, omdat Keunstwurk zich als organisatie uit de markt had geprijsd. Het is dat Andries Noordplan aan kant heeft gedaan, ander had hij dat Fryslân-Culturele-hoofdstad-gedoe er zo nog even bijgedaan. Die Henk Keizer kent de klappen van de zweep nog niet, en Andries is gepokt en gemazeld. Ook al slaat het vuurwerk in de trompetten, bij hem komt alles uiteindelijk goed.

‘Je wordt toch geen zestig?’, vroeg ik nog, toen de slijter de doosjes wijn met een steekkar naar buiten reed. ‘Nee…, 64’, antwoordde Andries aarzelend. ‘Nog net een babyboomer’, zei ik nog, toen hij de deur achter zich dicht trok.