‘Eigenlijk zijn mensen als Huub Mous de enigen, die er bekaaid van afkomen. Zij stommelen blind rond, af en toe ineens een citaat van Boudewijn de Groot uitwasemend.’ Aldus mijn grote vriend Chrétien Breukers gisteren op De Contrabas. Sinds ik Breukers op dit log ooit ‘een slijmbal’ heb genoemd, is het nooit meer goed gekomen tussen ons. Hoe dan ook, het was de meest negatieve reactie op mijn betoog over het falen van de babyboomers. In totaal 49 reacties kwamen er tot er tot nog toe binnen op de site van De Volkskrant. In de papieren editie van Volkskrant van gisteren stonden er nog twee, en verder werd er over dit artikel nog heel wat getwitterd in den lande. Ook werd ik benaderd door Fons Geraets van Omroep Limburg TV, die het adres van Hans Kraan in Maastricht wilde weten. Hans zit naast mij gehurkt op de foto bij de beschieting van het waterkanon tijdens de Maagdenhuisbezettting.
Gisteravond belde Hans Kraan. Hij wil nog steeds niet geloven dat hij degene is die naast mij zit. Maar die witte sokken van hem, dat kan niet missen. Ikzelf was overigens altijd nogal square gekleed in die tijd. Een spijkerpak begon ik pas vanaf 1970 te dragen en een paraplu had ik altijd bij me als er regen op komst was. Overigens is het niet zo, dat ik destijds een blazer droeg, zoals een enkeling suggereerde. Ik was allesbehalve een corpsbal. Hans wist nog goed dat wij samen het begin van de bezetting hebben meegemaakt. Ikzelf heb alleen de eerste nacht in het Maagdenhuis geslapen, maar ik ben niet – zoals Hans – bij de nogal hectische beëindiging van de bezetting aanwezig geweest.
Die foto van ons twee gaf overigens aanleiding tot veel commentaar. Mijn paraplu bijvoorbeeld zou er volgens sommigen op duiden, dat ik geen echte actievoerder of relschopper was. Dat is waar, en niet waar. Hans was de ware activist en ik hooguit een volgeling. We kenden elkaar al van het Ignatiuscollege, waar we klasgenoten waren. Hans was in die tijd een overtuigd marxist. Hij schreef al artikelen in De Nieuwe Linie en in het marxistisch-theologisch tijdschrift Tegenspraak. In 1971 kwam ik bij hem op kamers wonen in de Wakkerstraat in de Watergraafsmaar. Ik zag in die tijd heel wat ‘links tuig’ uit Nijmegen en zelfs uit Duitsland bij hem over de vloer komen. Hans vertelde me gisteravond dat hij destijds in Berlijn ook Ulrike Meinhof heeft ontmoet.
Ach, das war einmal…. Wat de overige reacties betreft, het is wonderlijk hoeveel babyboomers nog altijd moeite hebben met zelfkritiek. Je zou zeggen dat er in de afgelopen jaren toch heel kritiek geleverd op de erfenis van de jaren zestig. Je hoeft maar een roman van Michel Houellebecq op te slaan om te weten dat het niet allemaal rozengeur en maneschijn is wat er uit die tijd is voortgekomen. Toch lijkt het er op dat dit roerige decennium telkens weer als idealistisch ijkpunt wordt gehanteerd, zoals de Tweede Wereldoorlog nog altijd als een moreel ijkpunt dienst doet. Dat de werkelijkheid van die twee ijkpunten inmiddels is teruggebracht tot een handvol clichés en generalisaties vormt daarbij geen belemmering.
Integendeel. De jaren zestig roepen tegenwoordig niet alleen weerstand, maar ook een heimelijk verlangen op. Ik schreef daar al eerder over in mijn log Het verlangen naar de jaren zestig. Het goede van die roerige periode is voor een groot deel onzichtbaar geworden, omdat het als een geaccepteerd cultuurgoed is ingedaald. Al op 10 oktober 2002 hield ik in een artikel in de Leeuwarder Courant een pleidooi om een boedelscheiding aan te brengen, om zo de waardevolle erfenis van de jaren zestig veilig te stellen. Het is dus zeker niet alleen maar rampspoed wat de babyboomers hebben nagelaten.
Ook Egbert Tellegen, hoogleraar milieukunde en een van de drie auteurs van ons boek dat volgende week verschijnt, reageerde per mail nogal kritisch op mijn Volkskrant-artikel. Tellegen publiceerde in 1969 het pamflet Drie noodsignalen, een erg vlugschrift over de bezetting van het Maagdenhuis, waaruit Henk Hofland nog citeerde in zijn boek Tegels lichten uit 1972. Over mijn artikel over de babyboomers schreef Tellegen mij het volgende:
‘Misschien onderschat je de institutionalisering in, per definitie, gematigde vorm van idealen van toen. Denk aan het allerbelangrijkste van de jaren zestig: het milieubesef. De wereld is groener geworden, al is het herfst. Denk aan homo en vrouwen emancipatie. Het is niet genoeg geweest en het wordt ten dele afgebroken. Denk aan het drugsbeleid. Maar helemaal niets was het niet.’
Dat is waar, daar valt niets tegen in te brengen. Inderdaad was mijn betoog in de Volkskrant enigszins gechargeerd, maar dat was het betoog van Anet Bleich ook. Ik reageerde vooral op het vanzelfsprekend gelijk van ‘de opstandige babyboomer’. Dat is een houding die bij velen irritaties oproept, vooral bij mensen die de jaren zestig zelf niet bewust hebben meegemaakt. Overigens viel het eerste exemplaar van ons boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose eergisteren al bij mij in de bus. Tellegen had eerder als titel gekozen Gek in de jaren zestig. Dat is het dus niet geworden, omdat Daan Muntjewerf als derde auteur erbij kwam. Het boek zelf ziet er overigens schitterend uit. Telkens weer is het een bijzondere ervaring om je eigen woorden in druk terug te zien, zeker in een boek. La joie de se voir imprimé. Het went nooit. Gelukkig maar. O ja… wat ik nog vergat te zeggen: Hans Kraan was een grote fan van The Who. Ikzelf draaide in die tijd vooral Franse chansons.