De marginalisering van de kerkelijke genootschappen in ons soort samenlevingen heeft een zeer belangrijk en uiterst vitaal mechanisme van collectieve vorming handhaving en overdracht van normen en waarden eveneens gemarginaliseerd. Er is geen nieuw mechanisme voor in de plaats gekomen.
Aldus Pim Fortuyn is zijn boek De verweesde samenleving (1995). Gisteren in de trein op weg naar de uitzending van Spijkers met Koppen had ik dit boek bij me om nog eens door te lezen. En wederom werd ik getroffen door een aantal passages die ik destijds met potlood onderstreept heb. Bovenstaande woorden vielen niet zo goed bij de seculiere meerderheid die zich in Nederland sinds de jaren zestig heeft gevormd. Ze vielen ook niet zo goed bij ‘de linkse kerk’ waar Fortuyn zich zo tegen afzette. De vraag wat de secularisering van de jaren zestig heeft opgeleverd wordt door links meestal beantwoord met het opsommen van een aantal collectieve verworvenheden zoals: ontvoogding, emancipatie, maatschappelijke bewustwording en mondigheid. Nederland is geen land meer waar dominees en pastoors het nog voor het zeggen hebben. Dat is waar, maar is het sindsdien allemaal rozengeur en maneschijn?
Ik denk dat bovenstaande woorden van Pim Fortuyn een ongemakkelijke waarheid bevatten die veel verlichte geesten van links niet graag onder ogen willen zien. De idealen van links hebben de traditionele religie niet kunnen vervangen, zeker als we het hebben over de overdracht van normen en waarden. Het lijkt me dan ook wat kort door de bocht om te stellen dat de secularisatie van de jaren zestig de samenleving homogener heeft gemaakt. Het tegendeel lijkt volgens mij het geval. De samenleving is eerder geatomiseerd en versplinterd. Secularisering leidde ook tot hyperindividualisme. Bij het verdwijnen van de transcendentie werd het geluk een waarde die iedereen kan opeisen als een recht. Door de secularisering werd het letterlijk ‘ieder voor zich’ en ‘het grote niets voor ons allen’. En toch beweert Anet Bleich in haar boek De boze babyboomer het volgende:
‘De secularisatie heeft de bevolking in Nederland ook homogener gemaakt; de oude tegenstelling tussen katholieken en protestanten is zo goed als verdwenen. Dat protestanten, katholieken, ietsisten, atheïsten en andersgelovigen tegenwoordig ongedwongen met elkaar omgaan, is voor iedereen prettig. De keerzijde is dat Nederland niet meer een samenstel is van diverse minderheden die met geven en nemen (aan de top van de zuilen) tot consensus moeten zien te komen. Het land kent een solide seculiere meerderheid, die in de verleiding kan komen haar mening dwingend op te leggen, zoals bij het verbieden van ritueel slachten. In een democratie beslist de meerderheid, maar als die meerderheid over rechten of gekoesterde waarden van minderheden heen walst, wordt de geest van de democratie geweld aangedaan. Dat gevaar dreigt.’
In deze redenering lopen twee zaken door elkaar heen: secularisering en democratie. De ontschotting van de samenleving die na het wegvallen van de traditionele zuilen zijn beslag kreeg, heeft meer eenheid gecreëerd, maar die eenheid wordt een gevaar als een meerderheid in de Tweede Kamer besluit dat het ritueel slachten moet worden afgeschaft, omdat het niet past in een beschaafde maatschappij om dieren om religieuze motieven onverdoofd de keel door te snijden. Dit is een wonderlijke spagaat in het betoog van Anet Bleich. Hoe kun je anders deze contradictie voor lief nemen. Secularisering is goed, maar fout als de seculiere meerderheid besluit om een religieuze minderheid haar wil op te leggen. Als secularisering zo goed is, hoe kan het verbod op het ritueel pijnigen van dieren dan nog fout zijn?
Anet Bleich, zo merkte ik gisteren in de korte discussie die we voerden over haar boek, vindt secularisering een goede zaak. Toen ik haar eraan herinnerde dat de samenstellers van het programma ‘Zo is het…’ destijds de term ‘klootjesvolk’ introduceerden, wees zij op het item ‘Beeldreligie‘ dat mede heeft bijgedragen aan het proces de secularisering. Anders gezegd, het werd hoog tijd dat de ramen eens open gingen in al die benauwde huiskamers van het gelovige klootjesvolk anno 1964. De secularisering was ook een verdienste van links. De kerken zaten op in die tijd volledig slot en het was de verlichte elite van links die in Nederland een frisse wind liet waaien.
Dit is een misvatting. Het waren de progressieve katholieken die in Nederland al in het begin jaren zestig – nog voor de Provo’s – het onomkeerbare proces van de culturele revolutie van de jaren zestig in gang hebben gezet. Ook James Kennedy wijst daarop in zijn boek Nieuw Babylon in aanbouw (1995), maar Anet Bleich geeft daar kennelijk overheen gelezen. In haar optiek hobbelden de kerken in de jaren zestig overal achteraan. De vernieuwing kwam immers van links. Letterlijk stelt zij:
‘De kritische geest hield geen halt bij de poort van de kerk. Kerkelijke gemeenschappen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op geloof in overgeleverde, oncontroleerbare waarheden en eerbied (zelfs ‘vreze’) voor het allerhoogste, goddelijke ge zag. Het is dus geen wonder dat de kritische golf die over de westerse wereld sloeg, niet alleen leidde tot crisis en al dan niet geslaagde aanpassingspogingen binnen de kerken, maar ook tot secularisering, in de Verenigde Staten overigens op veel minder grote schaal dan in West-Europa.
Dit een foutief beeld van het proces van de secularisering dat in de jaren zestig op gang kwam. De linkse zuil heeft de vernieuwing van de jaren zestig geannexeerd, zoals Noortje Thijssen terecht constateert in haar reactie op De boze babyboomer (zie hier). Anet Bleich gaat zelfs nog een stap verder: zij wil zelfs de secularisering als een verdienste van links bestempelen. Ondertussen is er sprake van een collectieve amnesie. Na de verzuiling zijn we in een groot nikserig niemandsland terecht gekomen, zonder identiteit en zelfs zonder een werkelijk verlangen naar identiteit. We noemen dat verlicht. We zijn geestelijk en ideologisch volwassen. Maar we zijn ook verweesd, zoals blijkt uit overtrokken reacties op de multiculturele samenleving. Het seculiere perspectief van de jaren zestig en zeventig, dat religie een overwonnen zaak zou zijn, blijkt bij het voortschrijden van ‘voorheen de vooruitgang’ niet te kloppen.
Bij verlichte linkse geesten van destijds was het vermeende verdwijnen van de religie een hoopvol perspectief. Veel ex-confessionelen sloten zich aan bij dat toekomstperspectief. Zelfs de confessionelen zelf gingen heimelijk hun verleden verwaarlozen of zelfs verdringen. Zo zitten we nu met z’n alleen met een enorme kater. De religie verdwijnt, zij het alleen in het ex-confessionele Nederland. Overal elders in de wereld is de religie juist in opmars. Dat proces heeft niets met vooruitgang of modernisering maken. De seculariseringsthese (‘modernisering gaat gelijk op met het verdwijnen van de religie’) is een uitvinding geweest van optimistische sociologen uit de tijd van de wederopbouw. Het was niet eens een selffulfilling prophecy, eerder een self-denying prophecy.
Dat is de angst waar veel mensen geen raad mee weten. De enige die het snapt is Geert Wilders, helaas. Maar die wijsheid heeft hij van Pim Fortuyn die als geen ander begreep dat veel babyboomers een blinde vlek hebben voor de kwalijke gevolgen van de secularisering, het proces waar zij zelf in belangrijke mate een bijdrage aan geleverd hebben. De secularisering van de jaren zestig is inmiddels zover opgerukt in de samenleving, dat vrijwel niemand meer begrijpt dat religie in wezen ook een visie inhoudt op ‘het samenleven in een samenleving’, zelfs – en misschien wel bij uitstek – in een premoderne religie als de islam.