Humor, waar vind je dat nog?

Laten de Friezen zich beperken tot carbidschieten en het pesten van Hollanders in de oudejaarsnacht, maar geen pogingen wagen tot humor, satire of andere vormen van kolderiek gedrag. De humor zit gewoon niet in de Friese genen. Het zit niet in de Fryske groun. Dat stroeve, uit de klei getrokken en tot taal opgewaardeerde dialect van hen leent zich ook niet voor grappige spitsvondigheden. Friese hersens zijn te traag voor de hoogste spirituele gaven die voor humor een eerste vereiste zijn. Friese humor is dan ook een contradictio in terminis: een onbestaanbaar product. Het kan niet er niet zijn, zoals er ook geen Friese champagne kan bestaan of Friese kaviaar. Friezen kunnen niet eens dansen, laat staan dansen met hun gedachten. Ze worden altijd weer naar beneden getrokken door een overschot aan zwaartekracht die de geest predestineert tot zwartgalligheid, gemopper, verzuring en chagrijn. Hoe komt het toch dat er zo vaak iets grondig mis gaat als een Fries lollig probeert te zijn? In zijn boek Volg het spoor terug heeft de schrijver J.B. Charles deze netelige kwestie als eens proberen te doorgronden. Hij kwam tot de volgende slotsom:

‘Veel Friezen zijn intellectualistisch en daardoor relativisten. Velen hebben geen beschaving, bijna geen enkele geeft manieren. Al ontroeren zij zichzelf makkelijk, zij hebben geen hart. Zij gaan voor niemand dan zichzelf door het vuur. Zij zijn sentimenteel en missen echt gevoel. Daarom hebben zij ook geen gevoel voor humor. Als een Fries een goed verhaal wil vertellen, gaat dat verhaal gewoonlijk kapot. Het is of de Fries dit plotseling weet, terwijl het verhaal zijn mond nog verlaat. Wat moet hij doen? Hij blijft moedig tegen zichzelf vechten. Hij houdt vol en het verhaal raakt uit. Nu moet er geweld gebruikt worden, hij slaat zich daverend op zijn knie en de godverdommes zijn niet van de lucht, gelijk wij zo net nog zagen. Probeer nu vooral te lachen. Als je niet lacht heeft men in de Fries op slag een gekrenkte, verbitterde man voor zich: wij hebben niet gelachen omdat wij anti-Fries zijn.’

Ironie, ook zoiets. Friezen hebben doorgaans geen gevoel voor ironie. Als je iets ironisch bedoelt, moet je achteraf vaak uitleggen waarom je o grof in de mond bent geweest. Dergelijke omstandigheden maken het er niet makkelijker op om je in Friesland staande te houden. Het wordt helemaal lastig als je besluit met Friezen in discussie te gaan. De misverstanden zijn dan meestal niet van de lucht. Voor je het weet heb je een vijand voor het leven erbij en zo’n vete wordt dan vervolgens tot in het derde geslacht uitgevochten. Plaats ook nooit als niet-Fries een reactie op een Friestalig discussieforum. Het is al een godswonder als je er niet meteen al wordt afgekinkeld, en als dat per ongeluk niet gebeurt, valt de hele goegemeente doorgaans acuut over je heen. Friezen hebben niet alleen geen humor, ze weten ook niet wat debatteren is. De debatten die ze met elkaar voeren gaan meestal ook alleen maar over het Fries, dat wil zeggen: de Friese taal. Een weidsere horizon bestaat er voor een Fries niet:  In Fryks knibbelt allinnich foar it Frysk.  

Toch wordt er soms een poging ondernomen om aan dit noodlot te ontsnappen. Dan probeert een Fries grappig te zijn. En wonder boven wonder, soms slaagt hij daarin ook nog, vaak ondanks hemzelf, want als een Fries grappig is, dan heeft hij daar doorgaans zelf geen weet van. En toch, ook daar zijn weer uitzonderingen op. Gisteren las ik iets op een Fries weblog wat onmiskenbaar grappig is. Op zijn Frysk Deiblog meldde André Looijenga dat gedeputeerde Jannewietske de Vries bij de afsluiting van de Moanne fan it Fryske Boek nog een kleine toespraak zal houden, waarbij zij bekend zal maken dat het provinciaal bestuur een paar nieuwe literaire prijzen zal instellen. Een daarvan is de Dr. D. Kalma-priis foar de stikelichste Fryske polemyk.  En nu citeer ik letterlijk:

‘Dizze priis soe as stimulearring tsjinje moatte foar de Fryske literêre krityk en essayistyk. Nei ik my fertelle liet, sitte de hearen Abe de Vries en Eeltsje Hettinga, sûnt se hjirfan heard hawwe, al as aaisike hinnen te brieden op mei hokker nije skelwurden en ynsinuaasjes harren mieningen no nochris krêftiger oppoaie kinne. De priis sil dus yn alle gefal fertuten dwaan foar de funksjonele útwreiding fan de Fryske wurdskat. It skynt sels dat, mei de Dr. D. Kalma-priis yn it foarútsjoch, de hear Huub Mous him einlings oanmelden hat foar in Afûk-kursus…’

Dat bedoel ik nou, humor meneer Sonneberg, waar vind je dat nog?