Terug in Lutkewierum

LUTKEWIERUM – De Provincie Friesland heeft het schilderij ‘Het 
Avondmaal’ van de kunstenaar Ramon van de Werken voor onbepaalde 
tijd uitgeleend aan de hervormde kerk van Lutkewierum. Het kunstwerk 
is gisteren feestelijk geïntroduceerd in de gemeente. Drs. H. J. Mous, 
secretaris van de Provinciale advies kommissie Beeldende Kunst 
Friesland, gaf een uitleg bij het schilderij. Burgemeester mr. J. O. E. 
Oldenziel prees de creativiteit waarmee bestaande gebouwen extra 
worden aangekleed. En ir. B. H. H. Muller, voorzitter van de Stichting 
Alde Fryske Tsjerken liet zich in soortgelijke bewoordingen uit. De 
kleine gemeente van Lutkewierum heeft er de laatste jaren al vaker 
blijk van gegeven open te staan voor ‘kunst in de kerk’. Het werk van 
Ramon van de Werken zal onder meer uitgangspunt zijn bij enkele vieringen later dit jaar.

Aldus stond te lezen in het Friesch Dagblad van 16 juni 1987. Op de foto hierboven zit ik met een wat ernstige blik op de tweede bank in het midden. Kort daarvoor had ik op de kansel gestaan. Mijn toespraak heb ik eerder gepubliceerd onder de titel Cyclische tijd en christendom:

‘Ik kan de illusie hebben dat ik mij thans op het middelpunt van een rechte lijn bevind, maar wie geeft mij ongelijk als ik beweer, dat ik op een cirkel sta
 met een hele grote omtrek, waarvan ik slechts een 
heel klein deeltje zie, zodat altijd de illusie blijft bestaan, dat ik mij voortbeweeg op 
een rechte lijn, terwijl ik in feite voortdurend in cirkels beweeg.’

Gisteren was ik na 24 jaar weer even terug in Lutkewierum. Gefietst vanaf Leeuwarden. Een grijze lucht waar af en toe de zon doorbrak. Een lucht die tot nederigheid stemt. De horizon onderbroken door een zadeldaktoren. Lichtvlekken in de verte. De plaatsnamen voegen zich aaneen tot een gedicht: Britswert, Itens, Rien, Easterein, Boazum. Een ijzeren bruggetje. Een café. Een kaatsveld glooit tegen een rijtje huizen op. Een smal fietspad door het gras. De Slachte slingert hier door het land. Dit is Friesland op zijn mooist. Of zoals Willem Abma dichtte:

Kûbaard: om Wommels hinne

ik hâld fan de hertstocht fan de Wâlden
it smûke fan in beamwâl op ‘t Heechsân
it stege fan de klaai leit my ek nei
blommen fekken kleuren yn ‘e Bjirmen
de slinger fan de Slachte troch it lân

mar sljocht bin ik op Spannum en Kûbaard
dy sealtektoer, sa’n âlde pastorije
it stompe en it spitske byinoar
om Wommels hinne lizze hert en aard

en ik dichtsje en dichtsje my in bân
al dy fersen wurde rûte en wei
dy’t ik begean wol dy’t ik ferstean wol
en yn ‘e fersen steane loft en lân