Minnares van het modernisme

‘Ook nu hangt het schilderij in het Gemeentemuseum tegen de muur alsof het zo uit de hemel is neergedaald. Calvinistisch, cerebraal, afstandelijk en onstoffelijk. (mede dank zij de grote stofkap die om het werk is aangebracht). Het bevestigt nog steeds het vooroordeel van de schilder als een hogepriester van de kunst – alle pogingen ten spijt om van hem een gevoelsmens te maken: iemand die swingde, danste, vriendinnen had en de (getrouwde) Amerikaanse verzamelaar Peggy Guggenheim langdurig op de mond kuste.’

Aldus schreef Rutger Pontzen in 2006 in een fraaie beschouwing over de receptie van het schilderij Victory Boogie Woogie in Nederland. Het botert niet zo met dit duurste kunstwerk van Nederland. Het hangt in een achterafzaaltje van het Gemeentemuseum en trekt nauwelijks bezoekers. In 1998 werd dit laatste schilderij van Mondriaan aangekocht voor 80 miljoen gulden als de ‘Nachtwacht van de twintigste eeuw’, een soort genoegdoening voor de manier waarop Mondriaans talent destijds in Nederland werd onderschat. Vooral het bedrag dat voor aankoop werd betaald deed destijds een stevige discussie oplaaien (zie: Kunst is niet domweg economie).

Mondriaan schilderde zijn (onvoltooide) Victory in 1944 in New York, vlak voor zijn dood. Sommigen zien er een triomf in van de open samenleving op de dictatuur van het fascisme. Voor Mondriaan is het een atypisch schilderij dat eigenlijk nauwelijks past in zijn strenge oeuvre. Er wordt beweerd dat hij in New York gefascineerd raakte door jazz en boegie woogie, wat ook de titel van het schilderij zou verklaren. Het is of de kleuren swingen. Anderen zien er het stratenpatroon van Manhatten in, zoals zijn Hollandse schilderijen een beetje op luchtfoto”s van bollenvelden lijken. Rutger Pontzen legt een relatie met de andere kant van Mondriaan, de gevoelsmens die Peggy Guggenheim vol op de mond kuste.

Het toeval wil dat ik Peggy Gugenheim (1898-1979) ooit persoonlijk heb ontmoet. Als student kunstgeschiedenis in 1972 maakte ik mijn eerste studiereis naar Venetië. We sliepen in en jeugdherberg niet ver van de Academia. Lopend door de smalle steegjes daar in de buurt kwamen we opeens een oud dametje tegen. Wij dat waren Willem van Beek, Erik Luermans, Karel Schampers en ik. Karel herkende haar meteen. Het was Peggy! Ik had de tegenwoordigheid van geest om haar aan te spreken: “Miss Gugenheim, may I ask you a question. We are students from Amsterdam and we have some questions about art. Do you have some time for us.

Peggy aarzelde geen moment en nodigde ons uit om halfzeven ’s avonds in haar Palazzo annex museum aan het Canal Grande. Jarenlang had ze geen enkel interview meer gegeven. Ze leefde teruggetrokken met al haar hondjes, haar kunst en haar herinneringen. Op weg naar haar toe kochten we nog een bosje margrieten in een bloemenstalletje. Typisch Hollands, dachten we nog.

Peggy ontving ons hartelijk. Ze legde ons uit hoe de alarminstallatie werkte, kennelijk een standaardprocedure voor onbekende bezoekers. De magrieten plaatse ze liefdevol te midden van een gigantisch boeket dat op de salontafel stond. Boven de bank hing een Picasso, even verderop een schilderij van Max Ernst en boven het dressoir een Jackson Pollock. Peggy trok een kastdeur open waarachter een bar verscholen zat met alle dranken van de wereld. Toen ze vroeg wat we wilden drinken, dacht ik bescheiden te zijn.

– “Sherry please”.
– “I am sorry”, zei Peggy, “I dont have sherry’”.

Daarna volgde een geanimeerd gesprek over Picasso, Max Ernst, Venetië, Carpaccio en wat al niet. Het leven van Peggy Guggenheim valt samen met de geschiedenis van de kunst in de twintigste eeuw. Veel grote kunstenaars heeft zij door aankopen gestimuleerd en niet te vergeten: bemind. Peggy stond bekend om haar gigantisch vermogen dat ze had geërfd en haar gigantische libido dat – zoals zij zelf eens schreef – haar telkens weer nieuwe energie gaf. In haar jonge jaren moet een zeer sexy zijn geweest – ondanks of dankzij – haar uitzonderlijk grote neus.

Zo moet ze ook met Mondriaan hebben geflirt. Toen we vroegen naar opvatting over het werk van Mondriaan, gaf zij een kort en bondig antwoord: “He was a most peculiar man”. Geniaal en uiterst formeel. In de laatste oorlogsjaren in New York ontdooide hij wat. Zo was hij nog nooit van zijn leven naar een nachtclub geweest. Peggy had Piet aan het dansen gebracht.

Onlangs las ik de prachtige biografie van Mary V. Dearborn Het leven van Peggy Guggenheim, minnares van het modernisme (2005).  Over de relatie tussen Peggy en Piet heeft zij helaas weinig te melden. Wat ik las over heer jeugd frappeerde mij zeer. De vader van Peggy, Benjamin Guggenheim – op wie zij zeer gesteld was – overleed in 1912, toen Peggy pas 13 jaar oud was. Hij verdronk bij de eerste zeereis van de Titanic.

Ooit kocht hij een armbandje van parels en diamanten voor haar. Het was een ketting in de vorm van margrieten, die – zoals haar biografe hier uitdrukkelijk aan toevoegt – haar lievelingsbloemen zouden worden. Heel haar leven was Peggy Guggenheim op zoek naar een vader. Misschien moet ze daar even aan hebben gedacht, toen ze onze margrieten een plaats gaf tussen de orchideeën.