Creativiteit en de uitgeschakelde mens
In de methodiek van de exacte wetenschap, zo stelt De biochemicus Ilya Prigogine (1917-2003), wordt de factor tijd vaak volledig geëlimineerd. Maar de levende natuur is een proces van wording en dus van tijd. Voor de wetenschap van complexe dynamische systemen is de onomkeerbaarheid van de tijd dan ook een cruciaal gegeven. Dat soort processen, waarin alles met alles samenhangt en het geheel meer is dan de som der delen, is te beschrijven en mogelijk zelfs tot op zekere hoogte te verklaren, maar de uitkomst ervan blijft onvoorspelbaar. Complexiteit ontstaat met de tijd en elke vorm van creativiteit heeft een moment van chaos nodig om te kunnen ontstaan.
In een tijd dat het woord ‘creatieve industrie’ nog niet bestond, zag Le Roy in dat de creativiteit van geen enkel mens mag worden buitengesloten. Creativiteit wordt tegenwoordig door economen als een belangrijke motor van de economie beschouwd. Sinds het verschijnen aan het boek The rise of the creative class (2002) van de Amerikaan Richard Florida is creativiteit een sleutelwoord geworden in het toekomstgericht denken over steden en regio’s. Zo schrijft Florida:
‘De sleutel tot verbetering van het lot van werklozen, onderbetaalden en achtergestelden ligt niet in maatregelen gericht op sociale verbetering of in werkgelegenheidsprojecten, noch in het terughalen van fabrieksbanen uit het verleden, maar in het aftappen van de creativiteit van deze mensen, terwijl men ze passend honoreert en inschakelt in de creatieve economie.’
Het denken van Le Roy over het inschakelen van de creativiteit en de vrije energie van de mens lijkt in dit nieuwe denken van Richard Florida over creatieve economie opnieuw te voorschijn te komen. Was het niet Le Roy die schreef:
‘Utopisch gezien ben ik van mening dat iedere stad zou moeten ontstaan uit de creatieve potenties van al haar inwoners’ (…) ‘Een dergelijke fundamentele verandering zou nog sneller zijn beslag kunnen krijgen wanneer de creatief ‘begaafden’ niet alleen vanwege hun vermeende hogere creativiteit, maar evenzeer op grond van hun katalyserende vermogens bij een dergelijke ontwikkeling zouden worden betrokken, waardoor ook de creatieve potentie van de minder ‘begaafden’ binnen stedelijke agglomeraties volledig aan hun trekken zou kunnen komen.’
Waarin verschilt het nieuwe denken van Richard Florada over de creatieve economie met het denken van Le Roy over de uitgeschakelde mens en het inschakelen van zijn vrije energie en creatieve potenties? Is het soms zo dat de filosofie van Le Roy opnieuw wordt uitgevonden, maar nu als een zachte motor voor de harde economie? Richard Florida gaat er van uit dat er in het laatste kwart van de vorige een paradigmawisseling heeft plaatsgevonden. De economie heeft zich van de massaproductie verschoven naar diensten en uiteindelijk naar creativiteit. Het gaat er niet meer om wàt je produceert, maar hoe het in de markt zet. Hoe bedenk je concepten die aansluiten bij een bepaalde beleving, ‘brand’ of levensstijl. Technologie wordt daarbij opgevat als een deelverzameling van een veel breder register van creatieve activiteiten, waarbij het voortdurend draait om innovatie.
Nieuwe ideeën dus. Mensen die werkzaam zijn in deze creatieve sector – die je heel breed of tamelijk smal kunt definiëren – worden ‘de creatieve klasse’ genoemd. Die nieuwe creatieve klasse is bepalend geworden voor de economie van stad en regio. Primair gaat het dus om het aantrekken van creatief talent. Het is niet meer zo dat bedrijven werkgelegenheid aantrekken. Bedrijven vestigen zich tegenwoordig op plaatsen waar het creatieve talent zich thuis voelt. Anders gezegd, in de stedelijke biotopen van de creativiteit. Creativiteit en economie worden zo opeens verbonden met een plaats op de kaart. Dat wil zeggen, plaatsen die letterlijk vruchtbaar zijn voor talent.
Florida heeft zelfs meetinstrumenten ontwikkeld, waarmee je de creatieve potenties van een stad of regio in kaart kunt brengen. De drie T’s bijvoorbeeld: Technologie, Talent en Tolerantie zijn van vitaal belang. Maar ook een reeks van indexen, zoals bijvoorbeeld ‘De Bohémien- index’, waarmee je het klimaat voor alternatieve leefstijlen kunt meten, De kern van zijn nieuwe denken ligt in een brede opvatting van creativiteit, zoals ook Le Roy – op geheel eigen wijze – een heel brede visie op menselijke creativiteit heeft ontwikkeld.
Beiden – zowel Florida als Le Roy – spreken over creatieve potenties. Het grote verschil echter tussen deze twee visionaire denkers ligt in de verwachtingen die ieder van hen heeft van de techniek. Le Roys visie mikt op de langere termijn en heeft niet specifiek betrekking op de economie, maar op het systeem als geheel – cultuur èn natuur, techniek èn menselijk leven, economie èn ecologie – het totale systeem dus, dat zich volgens hem in een diepe crisis bevindt. Le Roy wijst telkens weer op de gevarenzone, waarin de mens zich bevindt. Het is al vijf voor twaalf. Het voortbestaan van het menselijk leven op deze planeet is geen vanzelfsprekende zaak meer door de voortdurende en exponentieel toenemende roofbouw die de techniek pleegt op de natuur.
De visie van Richard Florida gaat nog altijd uit van een wereld die volledig maakbaar is, de wereld van de ‘homo sapiens’ die uiteindelijk een ‘homo economicus’ werd, een wereld waarin de natuur geheel door de mens wordt beheerst. Een wereld ook waarin de gedachte niet opkomt, dat de natuur zelf uiteindelijk genadeloos paal en perk zal stellen aan de ongebreidelde groei van de wereldeconomie in het tijdperk van het Technicum. Le Roy doet in zijn denken een fundamentele stap terug en bevrijdt de creativiteit van de mens door de natuur vanaf microniveau weer aan de tijd en de ruimte terug te geven. Technologie is bij Florida een deelverzameling van een veel bredere klasse van menselijke activiteit, te weten ‘creativiteit.’ Bij Le Roy echter heeft het woord techniek een heel andere lading die niet verenigbaar is met creativiteit. Techniek is er op uit de mens buiten te sluiten en uit te schakelen.
Het denken van Le Roy komt voort uit een fundamenteel verzet tegen het onmenselijke functionalisme van de technologische samenleving met zijn strakke tijd-as en waarden als efficiency en regelmaat. De wortels van Le Roys gedachten liggen in de naoorlogse revolte tegen de rampzalige gevolgen die moderne techniek op de wereld kan hebben. Zijn denken kwam voort uit een verzet tegen de moloch die in de stedelijke ruimte tot kaalslag had geleid en een eenzame menigte had voortgebracht. Het was de verbeelding, die in de jaren zestig de macht ondermijnde en een onderstroom van nieuwe ideeën voortbracht die de technologische mainstream bestreed. Geen cultuur, maar een tegencultuur zoals Theodore Roszak beweerde. Geen globalisering maar anti-globalisering, om het een huidige tegenspraak samen te vatten.
Hoe zit het eigenlijk met die onontkoombaarheid van de globalisering? Is het proces van globalisering een vloedgolf die ons overspoelt, of is er nog een alternatief denkbaar? Is er eigenlijk wel nog een tegencultuur als die van Le Roy mogelijk, een manier van handelen die zowel op micro- als op macroniveau daadwerkelijk effecten sorteert? Is er nog ruimte voor het creëren van nieuwe situaties, voor een politiek van het dagelijks leven, zoals de situationisten hebben gedacht? Leven we in tijden van fatalisme of is er nog enige hoop? Zijn we volledig overgeleverd aan de wetten van economie, markt, media en massacultuur, of is er een uitweg uit de ellende van deze spektakelmaatschappij? We beleven het verval van welvaartsstaat en verzorgingsstaat, van een toenemende druk van internationale migratiestromen, kortom van een steeds agressiever wordend proces van globalisering.
Globalisering, zo beweert de Belgische filosoof Lieven de Cauter, heeft drie onontkoombare kenmerken. Dat zijn ten eerste: de vrije markt economie. Ten tweede: de oneindige accumulatie van kapitaal als doel op zich. En ten derde: de relatieve dominantie van het centrum ten opzichte van de periferie. Dat wil zeggen: een periferie die zich voortdurend verlegd naar andere uithoeken in de wereld en daar een spoor van sociale ontwrichting achterlaat in die regio’s die niet als wij – in Fort Europa – profiteren van een bedrieglijk consumptieparadijs in een soort eeuwigdurend nu, waarin de tijd zelf lijkt stilgezet.
Dat bevroren systeem van de tijd is nu mondiaal en metastabiel geworden. Het tast zelfs ons bewustzijn aan zonder dat we dat merken. De tijd als ‘duur’, als een open horizon, verdwijnt, niet met het verstrijken van de tijd, maar in het heden zelf. In het besef van wat leven in feite is: een open en een creatief proces van wording dat zich in de onmeetbare tijd van het leven zelf voltrekt. Het gevolg is dat de mens op allerlei niveaus opnieuw wordt uitgeschakeld en buitengesloten. Er is sprake van een voortwoekerend proces van ‘capsularisering van het leven’, zoals Lieven De Cauter beweert. We worden er aan herinnerd dat we aan de vooravond van de tijd van een nucleaire terreuraanslag die naast een ecologische catastrofe, het enige gevaar is die dit metastabiele mondiale systeem nog bedreigt.
Die twee bedreigingen worden steeds groter, zo wordt ons verteld: de vernietiging van de nucleaire terreur en de ecologische catastrofe. Van de weeromstuit worden we teruggedreven in het domein van de angst. We gaan leven in de gesloten domeinen van ‘gated communities’. We gaan winkelen in de artificiële consumptieparadijzen met hun stereotype ‘shopping malls’. De wereld gaat steeds meer op één grote vluchthaven lijken. Wereldsteden worden woekerende gezwellen van staal en beton, waaromheen zich onbegaanbare getto’s formeren van sloppenwijken en vuilnishopen.
Maar ook ons eigen leven trekt zich allengs terug. Het menselijk leven wordt in toenemende een onderneming op zich zelf met als enig doel om de tijd letterlijk te verdrijven achter een tv-scherm dat tegelijk een computerscherm wordt. Dat wil zeggen: een illusoire capsule, waarin we ons kunnen verschuilen, terwijl we onszelf zo in de waan houden, dat we deel hebben aan een wereld die steeds meer onaantastbaar wordt, onaanraakbaar en onveranderbaar.
Zo keren de principes van uitsluiting en afsluiting weer terug in een hedendaagse gedaante. Het gevaar van de uitgeschakelde mens, van de mens zonder tijd en duur, van de mens die in een voortdurende trance voortleeft als een zombie, dat gevaar zag Le Roy opdoemen in de jaren zestig. Dat gevaar is nog steeds actueel. Fort Europa is op weg naar een capsulaire beschaving van bevoorrechte, maar tegelijk ook opgesloten mensen die geen deel meer hebben aan de wereld en uiteindelijk ook niet meer aan het leven zelf, hun eigen leven, het menselijk leven op deze planeet.