Onder de kerstboom bij mij thuis lag dit jaar het eindrapport van de commissie Deetman. Niet een alledaags cadeau, maar toch een must voor ieder die – zoals ik – bij de paters op school is geweest. Deze versie van het rapport telt zo’n driehonderd bladzijden. Dat is aanmerkelijk minder dan het uitgebreide rapport dat meer dan duizend pagina’s omvat. Gisteren ben ik begonnen met lezen en ik moet zeggen: het leest als een trein, al zal ik het niet zo gauw meenemen op reis. Ik zie me al zitten in zo’n drukke coupé. Nee, het heeft iets gênants als je geïnteresseerd bent in zo’n boek. Ik denk ook niet dat het een besteller wordt.
Ik heb nu eenmaal een rare hobby. Zo’n vier jaar geleden begon ik me te verdiepen in de geschiedenis van het katholicisme. Ik ben dan ook vooral benieuwd wat de commissie Deetman hierover te melden heeft. Men heeft aan verschillende auteurs opdracht geschreven een essay te schrijven en de resultaten daarvan zijn samengevat in een hoofdstuk over de ontwikkelingen in de Nederlandse kerkprovincie in de periode 1945-2010. Wat is de relatie tussen het misbruik en het katholicisme? Dat is de vraag die mij het meest interesseert. Het antwoord zal in ieder geval niet te vinden zijn in de specifiek Nederlandse situatie, want het misbruik was internationaal. In de inleiding wordt de ontstaansgeschiedenis van het drama nog eens op een rij gezet.
Tien jaar geleden kwamen de eerste schandalen in de Verenigde Staten naar buiten. Later sloeg de verontwaardiging over naar Oostenrijk en Duitsland. In februari 2010 was Nederland aan de beurt. En zoals het nu lijkt is het eind nog niet in zicht. Van de week sprak ik iemand, die in Frankrijk is opgegroeid en daar een katholieke opvoeding heeft gehad. In Frankrijk is het nog altijd opmerkelijk stil, maar hij mijn zegsman denkt dat binnenkort ook daar de berichten naar buiten zullen komen. Daarna zullen de Zuid-Europese landen volgen en uiteindelijk de Paus zelf, zo was zijn sombere verwachting. Ik vrees dat hij wel eens gelijk kan hebben. De economische crisis is in Zuid-Europa begonnen en de katholieke crisis in het Noorden. Maar als één brandhaard zich eenmaal heeft aangediend, dan is het hek van de dam. Eens temeer blijkt dat voor de katholieke Kerk de globalisering al bestaat sinds de Middeleeuwen, die voor heel wat katholieken overigens tot het midden van de jaren zestig hebben voortgeduurd.
Het is boeiend om te lezen hoe omzichtig de commissie Deetman te werk is gegaan om toch vooral geen fouten te maken in de methodiek van het onderzoek. Van kerkelijke zijde kreeg men van begin af aan alle medewerking: ‘Alles wat u nodig vindt, komt boven tafel.’ Maar gaandeweg is daar ook wel eens over gedebatteerd. Zo zou het alleen om de relevante archiefstukken moeten gaan. Maar welke archiefstukken zijn relevant en welke niet? Zoiets kun je van te voren niet zien. Ook is er enig gesteggel geweest over de samenstelling van de onderzoekscommissie. Alle leden – op één na – zijn niet van katholieke huize, ook voorzitter Wim Deetman is dat niet.
De bisschoppen hadden aanvankelijk graag twee ‘canonisten’ in de commissie gehad – dat zijn deskundigen op op het gebied van het kerkelijk recht – en daarnaast een diocesaan archivaris. Maar de commissie heeft deze verzoeken niet ingewilligd. De bisschoppen vroegen vooraf ook om speciaal aandacht te besteden ‘sociopathische persoonlijkheidsstoornissen bij pedoseksuelen.’ Waarom ze dat deden, wordt niet vermeld, ook niet of dit verzoek is ingewilligd. Wel is duidelijk dat de commisie Deetman tussentijds overleg heeft gepleegd met andere onderzoekscommissies, zoals de ‘commissie Guning’ die onderzoek heeft gedaan naar het seksueel misbruik van zeer jonge kinderen in het Amsterdamse kinderdagverblijf ‘Het Hofnarretje’.
Het meest schokkend zijn nog altijd de tientallen sterfgevallen die aan het licht zijn gekomen bij de psychiatrische inrichting Sint Joseph te Heel in de periode 1952 tot 1954. Een schandaal dat door de commissie al eerder naar buiten was gebracht. En wat mij persoonlijk betreft natuurlijk de Jezuïeten. Over hen zijn veertig meldingen bekend geworden, met een duidelijke concentratie in de periode 1949 tot 1959. Daarvan is destijds niet veel naar buiten gekomen. In slechts twee gevallen leidde het tot een veroordeling door de rechter. De culture of silence heerste overal en dus ook onder de Jezuïeten. Het rapport meldt hierover het volgende: ‘Opvallend is echter dat ook binnen de eigen organisatie zoveel mogelijk werd verzwegen. Zelfs in de twee gevallen van gerechtelijke vervolging slaagde de leiding daar vermoedelijk in door perioden van ‘overspanning’ voor te wenden en de medebroeders te verbieden er niet de betrokkenen over te praten.’ Ik kan van school herinneren dat paters wel eens overspannen waren. Je gaat er achteraf wat van denken.
Er was geen centraal personeelsbeleid, zo lees ik in het rapport. Er was dus ook geen enkel zicht op een mogelijk recidive van de daders, vooral ook door de gedecentraliseerde gezagsstructuur. Al sinds de jaren dertig werden er psychiaters ingeschakeld, maar die gaven veelal advies over andere betrekkingen waar de daders te werk konden worden gesteld: ‘Niettemin heeft het onderzoek uitgewezen dat aan zulke eisen soms slechts tijdelijk werd voldaan.’ In het rapport komen ook praktijken aan de orde om priesterkandidaten en priesters met seksuele problemen te laten evalueren en beoordelen: ‘Tegen deze praktijken was vanaf de tweede helft van de jaren vijftig kritiek aangetekend vanuit Rome, waar men de selectie van het eigen kader liever overliet aan de geestelijkheid zelf.’ Ook de seksuele problemen, die al in jaren vijftig bij priesters gesignaleerd werden door de psychiater Anna Terruwe, alsook de ‘verklikkersmissie’ die pater Tromp SJ destijds op last van het Vaticaan heeft uitgevoerd, passeren de revue. (zie mijn logs: De katholieke neurose en De maan boven het Vaticaan)
Een van de meest belangwekkende onderdelen van het rapport is het onderzoek, dat is uitbesteed aan het TNS NIPO, die gegevens heeft verzameld onder een representatieve steekproef van 34.234 Nederlanders van veertig jaar en ouder. De bedoeling was om zo tot een onderbouwde schatting te komen van de totale omvang van het seksueel misbruik van minderjarigen bij katholieken. Daarnaast wilde men een antwoord op de vraag of er een significant verschil bestaat met andere groeperingen. Uit het surveyonderzoek blijkt dat één op de tien Nederlanders voor hun achttiende jaar tegen zijn of haar zin seksueel is benaderd door een meerderjarig niet-familielid (9,7 procent uit een steekproef van 34.234 Nederlanders van veertig jaar en ouder).
Seksueel misbruik van minderjarigen is een probleem geweest van enorme omvang. Dat is misschien wel de meest schokkende conclusie van dit rapport. Het kwam overal voor, met name in gesloten gemeenschappen en in het bijzonder bij katholieken. Je moet de kat niet op het spek binden. Die wijsheid geldt nog altijd, ook bij de hedendaagse kinderdagverblijven. In de tijd van de verzuiling kwam daar de ongezonde seksuele moraal nog bovenop. In feite verschilde het katholicisme niet zoveel met de meest repressieve vormen van totalitaire ideologie. Gerard Reve heeft daar – wijs geworden uit eigen ervaring uit zijn communistische jeugd – behartenswaardige dingen over geschreven. De ziektekiemen uit de tijd van de verzuiling waren niet alleen van Roomse origine, waarmee overigens geen enkel woord is gezegd ter vergoelijking van deze misdadige Roomse toestanden.
.