Onder het eten moest hij altijd op de hoek van de tafel zitten, met het Groot-Puzzelboek als steun. Geen manier van doen natuurlijk, maar manieren kon je Charley niet meer bijbrengen. Hij zou dit jaar zeventien jaar worden. Zijn broertje Sylvester stierf al binnen een jaar, maar Charley bleef leven, terwijl hij toch altijd een slechte gezondheid had. Hij at nooit veel en zag er eigenlijk niet uit. Hou ouder hij werd, hoe meer hij op een lopende zak botten ging lijken. Maar hij werd wel steeds aanhankelijker. Zo ging hij ’s avonds altijd naast mijn computer liggen, lekker warm onder de bureaulamp. Het geluid van het tikken op het toetsenbord vond hij wel prettig. Dan knorde hij altijd een beetje. De laatste tijd ging hij steeds vroeger naar bed. Soms zag je hem ‘s avond niet meer. Van de week had hij zich al een keer verstopt. Hij ging ook rare geluiden maken, en vannacht kreeg hij een soort epileptische aanval. Dat was niet prettig om te zien. Om negen uur vanochtend heb ik hem in zijn mandje achterop de fiets naar de dierenarts gebracht, helemaal aan het eind van de Groningerstraatweg. Het waaide hard en ik voorvoelde dat dit zijn laatste reis zou zijn. De dokter heeft er niet eens lang naar gekeken. ‘Hopeloos’, zo luidde de diagnose. Hij kreeg een kleine prik in zijn achterste om wat suf te worden. En daarna een grote prik in zijn buik. Nog één keer kotste Charley in de inhoud van zijn maag de wereld in. Toen ging hij zelf de wereld uit. Met een diepe zucht, maar in vrede. Het is vandaag leeg in huis.