Mijn blogs over het St. Ignatiuscollege ( voor insiders: ‘het Ig’) roepen de laatste dagen heel wat reacties op. Zo kreeg ik een verzoek van de redactie van het programmal Profiel van de VPRO. Ze zijn daar bezig met een documentaire over Bernard Wientjes, de voorzitter van VNO-NCW, die ook op het Ig heeft gezeten. Ze wilden wat meer weten over zijn jeugd om die in een bepaald tijdsbeeld te kunnen plaatsen. Wat voor school was het Ignatius college? Wat voor kinderen gingen er naar het Ignatius? Wat voor leerling was Wientjes etcetera. Ik kon ze helaas niet verder helpen, maar heb ze doorverwezen naar Jos Heitmann, die een groot kenner is van het Ig en ook wel eens op mijn weblog reageert. Maar ik ontving ook mails van oud-ignatianen. Vooral mijn onthulling over het seksueel misbruik op het Ig riep reacties op. Vaak van ongeloof. Een typerende reactie was de volgende:
‘Zelf heb ik op het Ig niks gemerkt of gehoord (ook niet bij geruchte) over seksueel misbruik. Ook Gerard van Westerloo die een boek over dit thema geschreven heeft, vermeldt geen incidenten op het Ig. Ik ben benieuwd wie die pater is tegen wie jouw klasgenoot een aanklacht heeft ingediend. Was het Lorié, Zaat, Merx, Wiewel, van der Lee, Verhofstad (maar die was zeker niet aardig), Smits van Oijen, Hirs (ook niet aardig)?? Bruseker en Janssen (nederlands) gaven les op de hbs. Andere namen schieten mij niet te binnen. Lorié en Verhofstad leken mij de meest gefrustreerde. Lorié is ook geëindigd in een psychiatrische inrichting, Verhofstad bij zijn vriendin mevr. Oomens, maar dergelijke informatie is jou waarschijnlijk al bekend.’
Het lijkt me niet zo kies om hier op mijn weblog de naam van de betreffende pater te onthullen. Het was in ieder geval niet pater Lorié (bijgenaamd ‘Lorre’). Dat Lorié uiteindelijk in een psychiatrische inrichting is beland, was een schok voor mij om te horen. Pater Lorié was nogal excentriek. Hij was ook geheel in de ban van Augustinus. In de vijfde klas gaf hij daar elke woensdagmiddag extra colleges over voor de liefhebbers. Ik heb ze allemaal gevolgd destijds. Echt boeiend vertellen kon Lorié niet, maar hij was wel een boeiende man. Hij had het ongeluk dat ook Gerard Wijdeveld les gaf op het Ig. Wijdeveld wist als Augustinusvertaler natuurlijk veel meer over Augustinus. Hij was ook zeker professor geworden as hij niet fout was geweest in de oorlog.
Lorié was overigens zeer op mij gesteld. Hij is een meerdere keren bij mij thuis geweest en hij ontfermde zich ook over mij, nadat ik terugkwam uit Heiloo. Mijn biechtvader is hij nooit geweest, want ik ging nooit bij de Jezuïeten te biecht. Lorié vroeg mij wel eens of schuldgevoelens had over het masturberen. Maar ik kon hem geruststellen. Die gevoelens had ik wel degelijk gehad, maar dat was niet meer wat mij dwars zat. Trouwens, voor die Jezuïeten was het dweilen met de kraan open. De seksuele revolutie rammelde aan de poort en de hormonen gierden door het lijf van menig ignatiaan. Maar Lorié was een rots in de branding, misschien wel omdat hij altijd al zo gek als een deur was geweest. Hoe dan ook, zonder Lorié had ik nooit mijn eindexamen gehaald, want dat laatste jaar, dat ik moest overdoen, was ik nog niet helemaal terug op aarde. Ik fotografeerde Lorié (zie boven) in juni 1966, vanuit de trein die klaar stond om naar Rome te vertrekken.
‘Ja het was een hele wonderlijke tijd daar op het Ig. En dan ga ik nog maar even voorbij aan persoonlijke omstandigheden als de rol van mijn vader in de katholieke pers (De Tijd en later de KI) en het overlijden van mijn moeder in 1964.’
Dat mailde Paul Welling mij gisteren. Paul was een jaargenoot van mij op het Ig van 1960 tot 1966. Zijn vader Albert Welling was de laatste hoofdredacteur de Katholieke Illustratie (en de eerste van de Nieuwe Revu). Een andere jaargenoot van Paul en mij was Berend-Jan van den Boomen. Berend-Jan was de zoon van Gerard van den Boomen, destijds hoofdredacteur van de Nieuwe Linie, het andere katholieke weekblad dat nog tot in de jaren zeventig als links opinieblad is blijven voortbestaan. Paul en Berend-Jan voerden destijds wel eens een felle discussie over de vraag wiens vader het beste katholieke blad maakte, zo liet Paul mij eerder weten: ‘Beide vaders hebben als journalist veel last gehad van de druk om hun blad economisch rendabel te maken. Ze wilden een goed blad maken, verkoopcijfers interesseerden ze niet te veel.’ Het was vechten tegen de bierkaai. Het Rijke Roomse Leven hield onder onze ogen plotseling op te bestaan.
Paul stuurde mij gisteren nog een mooi verhaal dat ik hier – met zijn toestemming – integraal publiceer:
Beste Huub,
Gisteravond heb ik weer een keer lang tijd met Hans Kraan gebeld. Hij vertelde me alles over jou verhaal over de babyboomers. Ik heb dat inmiddels gelezen. Mij was alle commotie daaromtrent ontgaan, omdat ik al mijn aandacht nodig heb en had bij mijn vrouw, die in het ziekenhuis ligt na iets wat erg leek om een herseninfarct, maar het gelukkig niet was.
Door jouw relaas over de babyboomers en de revolutionairen van de jaren ’60 kwam bij mij onmiddellijk de vergelijking naar boven van de revolutionairen van de jaren ’60 met de patriotten aan het einde van de 18e eeuw. Ik heb recentelijk een interessant boek over de patriotse geschiedenis in Montfoort gelezen. De periode van voor en tijdens de Bataafse Republiek vertoont grote overeenkomst met de jaren ’60 van de vorige eeuw. In beide gevallen kwam de sterke behoefte aan verandering, vooral bij jongeren, uit Frankrijk. Toen de Franse Revolutie met zijn bekende kreten, later Cohn Bendit en zijn makkers. In de lage landen waren de zgn. revolutionairen veelal jongeren uit de toch gegoede burgerij, geen echte revolutionairen dus. Kijk maar naar ons zelf. In beide gevallen werden de revolutionairen snel door de zittende macht ingekapseld in ingewikkelde, met name juridische structuren, die het onmogelijk maakten snel tot wezenlijke veranderingen in de maatschappij te komen. De veranderingen die zich snel voltrokken lagen vooral in de intermenselijke sfeer. Minder formeel, minder belang hechten aan uiterlijkheden etc.
De gewenste echte veranderingen kwamen mondjesmaat en leve jaren later door stug volhouden van een enkeling. Natuurlijk gaat de vergelijking niet helemaal op. Beide perioden kenmerken zich ook door hun eigenheden. Destijds de schutterij, in onze tijd de transistor radio. Ik herinner me nog hoe we allemaal in de klas tijdens de Latijnse les van heer Bos onze transistor aan hadden. De bouwvakkers waren aan de gang op de Nieuwe Zijds. Toen die de Telegraaf bestormden, liep de klas leeg om ook naar de Nieuwe Zijds te gaan. Bos bleef alleen achter, zich ongetwijfeld afvragend of hij dat nu te weeg had gebracht door zijn betogen tegen het koningshuis en voor de republiek naar Romeins model.
Overigens zag ik op je blog een foto van klas 2b van het IG. Ik herken op de foto’s wat andere jongens, dan in de beschrijving bij de foto staan. Wat waren die eerste jaren op het IG nog echt ouderwets. Je gaf op hoe vaak per week je naar de kerk kwam. Kwam je een keer niet, dan was er altijd een jonge pater die je ter verantwoording riep. Trouw ging je periodiek biechten bij je klassenleraar. Hem vertelde je dan, terwijl je strak voor je uit keek naar het kruisbeeld in de biechtstoel, hoe vaak je masturbeerde. Je had niet in de gaten hoe fijn hij het vond dat te horen. Wie weet wat er zich onder die pij allemaal afspeelde.
Deze gedachten wilde ik je meegeven. Als je wilt moet je ze zelf maar op je blog zetten, ik weet niet zo goed hoe dat werkt.
Hartelijke groeten.
Paul Welling