Er was een tijd dat het nationalisme in Europa in hoogtij vierde. In die tijd werd er naarstig gezocht naar kenmerken in de specifieke cultuur van volkeren en naties op basis van klimaat, geografie of volksaard. Elk volk zocht naar de eigen historische wortels, de eigen identiteit, de eigen ritmiek in de choreografie van het alom oprukkende beschavingsideaal. De baeis voor volkerenpsychologie aan het eind van de negentiende eeuw werd samengevat in de studie van Wilhelm Wundt ( Probleme der Völkerpsychologie, 1911). Dit boek leverde de eerste aanzet van een theoretisch instrumentarium voor deze onderneming. Wat volgde was een invasie van psychologische termen in het denken over het karakter van volken. Het onderzoek naar de volksaard werd steeds mee gebaseerd op intuïtieve instrumenten van de menselijke psyche waardoor het beeld van het geheel in verband kon worden gebracht met de bezielde vormen waarin een volk zich manifesteert.
Zo werd ook ‘identiteit’ een begrip dat in meta-psychologische termen werd geduid. Het begrip ‘identiteit’ kon van wisselende ladingen worden voorzien. Die ladingen waren altijd betekenissen die voorkomen in de hoofden van mensen die met elkaar in een voortdurend proces van interactie zijn verwikkeld. Vaak wordt vergeten dat deze betekenissen nooit kunnen verwijzen naar iets wat in de werkelijkheid zelf een concreet bestaan leidt. Maar zodra de laadruimte van het meta-begrip eenmaal van een pasklare lading was voorzien, werd meestal snel overgegaan op een zoektocht in de historische of eigentijdse werkelijkheid om het bestaan van deze lading ook aan te tonen in een meer concrete gedaante.
Waar de Friese identiteit niet bestaat, moet hij kennelijk worden uitgevonden. Zo ontstaan weldra fantoomverschijnselen, onbestaanbare constructies die even echt aandoen als de werkelijkheid zelf. Mythevorming is een ontsporing van denken die voortkomt uit een behoefte om het veranderlijke onveranderlijk en het onbestendige bestendig te maken. Dat soort ontsporingen zijn vaak terug te voeren op de cruciale denkfout: het concretiseren van het imaginaire. Het is de fout van koning Midas. Wie zoiets als de identiteit van een volk in werkelijkheid wil zien, maakt alles wat hij aanraakt concreet en tastbaar. Het is een menselijke fout, al te menselijk misschien. Het is niet alleen Fries, maar ook al te Fries.
Deze manier van denken roept niet zelden irritatie op bij niet-Friezen. Er zit iets krampachtigs in al dat zoeken naar concrete bewijsstukken voor identiteit, een onderneming die op termijn zelfs averechts kan werken als het gaat om het behoeden van de dynamiek van de Friese identiteit. Identiteit is altijd een tijdelijke constructie en nooit een tijdloze essentie. Als er al zoiets als identiteit bestaat, dan kan die ook alleen in vrijheid gedijen, zonder psychologisch gefundeerde fixaties, laat staan uitsluitingen. Een goed voorbeeld van het psychologisch concretiseren van het ongrijpbare fenomeen ‘identiteit’ trof ik aan in de nota Fan de minsken en de grûn. (zie: hier)
Het is een van de sleutelteksten van De Nieuwe Friese Beweging 2.0. Een nota waarin gedacht wordt in termen van ‘Friese DNA’ en ‘Friese ziel’ en die zich baseert op de het proces van ‘transitie-management’, waarbij ‘koplopers’ geselecteerd worden om mee te denken in een proces van overgang naar…. Ja, naar wat eigenlijk? Het is het nieuwe corporatieve denken van de Friese duurzaamheid, waarbij een nieuwe balans wordt gezocht tussen het hoofd en het hart. Het is het utopisch visioen van een nieuwe spirituele, Fryske mienskip, gebaseerd op begrippen als ‘ziel’, ‘bodem’, ‘natuur’, ‘milieu’, ‘duurzaamheid’, ‘meester en gezellen’…. Lees en huiver. Het nieuwe, Friese nationalisme is niet bruin maar groen.
HET WEZEN OF DNA VAN DE FRIES
De identiteit van de Fries is gevormd door de strijd met de natuurlijke elementen en met de natuurlijke vijanden. De Friese ziel is geaard in het water (stormvloeden en klimaat- veranderingen), in het landschap en in veldslagen (vrijheidsstrijd tegen indringers). Kenmerkend is de samenhorigheid als er een gemeenschappelijke vijand was, maar ook de onafhankelijkheid en autonomie, die zich uitte in kleine gemeenschappen (dorpen) met zelfbestuur. De Frie- se geschiedenis is doortrokken van anarchie en opstanden. Nog steeds herkent men die elementen in de Friese samenleving.
Alhoewel dé Fries niet bestaat en elke omschrijving dus aangevochten kan worden met tegenvoorbeelden, proberen we toch een zekere typering te geven van de Fries. Over het algemeen is de Fries recht door zee, heeft een sterke zucht naar vrijheid en onafhankelijkheid. De Fries kan ook stug overkomen en eigenzinnig zijn en lijkt dan een soort onbuigzame beslistheid te hebben. De volgende typeringen om de Friese ziel te duiden, werden door deelnemers aan de arena genoemd: Een Fries is niet zozeer beter maar anders; als drie wegen naar het doel leiden dan gaat de Fries de vierde weg. Die laatste omschrijving is wellicht veelzeggend.
De Friese ziel zit vol met paradoxen. De Fries is zowel fier/ trots als bescheiden, is innovatief en conservatief, prak- tisch en intellectueel, ingetogen en emotioneel, nuchter en temperamentvol en zowel rationeel als gevoelig. Dit is een vreemde maar interessante mix. De Fries is zich ook bewust van het verleden toen alles groter en beter was. Fryslân was ooit veel groter en belangrijker en autonomer. De Friese paradoxale ziel uit zich ook in Fryslân zelf, in de mooie dingen maar ook in de lelijke dingen. Mooi Fryslân staat dicht bij de natuur vanuit respect voor die natuur, staat met de voeten in de grond (klei, veen en/of zand), is kleinschalig georganiseerd met veel saamhorigheid en zelfredzaamheid, een innovatief MKB, vanuit een sterk vrijheidsgevoel en sterk geworteld in liefde voor water en de natuur, ruimtelijkheid, met een eigen taal en cultuur
Daar staat tegenover een minder mooi Fryslân wat steeds meer verrommelt en verstedelijkt, soms te kleinschalig is en tamelijk conservatief, een ‘low-risk society’, wat moei- te heeft met ambities, waar het onderwijsniveau onder de maat kan zijn en ambities mist, wat last heeft van het Calimero-effect, waar bescheidenheid de boventoon voert, waar bureaucratie vertraagt en waar geen overkoepelende visie op de toekomst aanwezig is en geen regie wordt gevoerd en daadkracht veelal ontbreekt.
De Fries heeft een soort oergevoel wat voortkomt uit een gevoel voor: vrijheid en onafhankelijkheid, water, natuur en ruimtelijkheid en de eigen taal, cultuur en historie. Dit oer- gevoel van de Fries uit zich in eigenheid en zelfredzaamheid, maar ook in saamhorigheid en kleinschaligheid. Wil je de Fries in beweging krijgen dan moet je hem raken in zijn oergevoel. Zo niet, dan gaat het langs hem/haar heen en bij teveel druk gaat de Fries ondergronds, dat wil zeg- gen, de luiken gaan dicht en men laat de ander praten, knikt, maar denkt er het zijne van. De Fries sluit zich dan af, trekt zich terug en zal zich niet aan de ander die iets wil, willen verbinden.
De huidige prikkels om de Fries te bewegen duurzamer te gaan leven werken vaak niet: deze prikkels grijpen niet aan op het oergevoel van de Fries en leiden vaak niet tot een werkelijke gedragsverandering. Ook de urgentie van bijvoorbeeld het klimaat- en energie- probleem, naast de verrommeling en verdwijnen van bij zondere landschappen, is voor de Fries niet klip en klaar: door de eeuwenlange strijd met het water in de vorm van overstromingen en rampspoeden heeft de Fries een soort overlevingsmechanisme gevormd. In eerste instantie zorgt dat ervoor dat het probleem wordt gebagatelliseerd of zelfs ontkend. Het valt wel mee in Fryslân, we hebben wel voor hetere vuren gestaan. Dit geldt eens te meer als de Fries het als een opgelegde druk van buiten voelt. Dan is het credo: de Hollanders praten ons iets aan.
Hierdoor is er in Fryslân een gebrek aan urgentie, zowel op het niveau van de burger als dat van de gemeenschap. Het gevoel dat er een urgent probleem is ontbreekt grotendeels en ook ziet men nog onvoldoende de noodzaak in voor ingrijpen en radicale verandering. Wel is het zo, dat als de Fries eenmaal doordrongen is van de urgentie en noodzaak tot verandering, dat hij zich er dan ook helemaal achter kan scharen en dan kan het hard gaan. De vraag of de Fries moet, wil en kan veranderen is dus niet eenduidig te beantwoorden. Het kan zeker wel, maar dan moeten de prikkels tot verandering raken aan de Friese ziel en het achterliggende oergevoel. Anders gesteld, dan moeten de prikkels geaard zijn in de Friese kernwaarden van water, natuur, ruimte, vrijheid en onafhankelijkheid, taal, cultuur en historie.