The roaring sixties in Tiel

Voor zover ik me kan herinneren ben ik nog nooit van mijn leven in Tiel geweest. Vorig jaar heb ik Tiel heel even in de verte zien liggen vanaf het balkon van Hotel De Wageningse Berg, waar je een prachtig uitzicht hebt over de hele Betuwe. Links in de verte zie je daar de elektriciteitscentrale van Nijmegen, en helemaal rechts Tiel. Dat hotel – een ontwerp uit de wederopbouw van architect Jan Wils, die ook het Olympisch Stadion in Amsterdam ontwierp – wordt binnenkort gesloopt. Maar dat is een ander verhaal. Tiel moet in de afgelopen jaren behoorlijk zijn gegroeid. Begin jaren zestig was het nog maar een klein stadje, maar wel met twee fabrieken. Bovendien was Tiel van oudsher een stadje van stand, met een eigen kantongerecht bijvoorbeeld. Ze hadden er zelfs een echt gymnasium. Hoe het daar toeging in de roerige jaren zestig beschrijft  Chris van Esterik in zijn onlangs verschenen boek No Satisfaction, hoe we werden wie we zijn.

Van Esterik kwam uit het naburige dorp Ingen, waar zijn ouders een café hadden, dat in de economische opbloei van na de oorlog al gauw een wegrestaurant voor vertegenwoordigers en zelfs een klein hotel zou worden. Die groeiende welvaart vormt de rode draad van het boek. Het bracht allerlei sociale veranderingen met zich mee. De rangen en standenmaatschappij, die Tiel was geweest, werd in een paar jaar tijd wreed verstoord. Tiel lag in meerdere opzichten op grens van Noord en Zuid, van protestant en katholiek.  Maar ook de ontzuiling slaat had toe in de jaren zestig. De veranderingen op het gymnasium laten in een notendop het drama zien dat zich in heel Nederland voltrok, niet alleen in Amsterdam dat in no time uitgroeide tot het magisch centrum van the swinging sixties, maar ook diep in de provincie. Tiel was ‘een uithoek in het midden van Nederland’, zoals Van Esterik dit dromerige Betuwe-stadje treffend typeert. Maar het werd weldra het decor van een ware opstand van gymnasiumleerlingen tegen het bevoegd gezag.

Je zou deze kleine schoolopstand op 16 december 1969, die zelfs even de landelijk pers haalde, het sluitstuk van de jaren zestig kunnen noemen. De revolutie van Rijsenburg, waarover Jan Ter Laak ooit een boek schreef, is misschien het begin van de grote omwenteling die heel Nederland in zijn greep zou krijgen. Over de locale toedracht in Tiel van al die sociale aardverschuivingen schreef Van Esterik een prachtig boek dat hij al kort na de oorlog laat beginnen. Je leest hoe de wereld snel veranderde, over de jeugdcultuur die zijn intrede deed, de eerste zelfbediening, de eerste de gebleekte spijkerbroek, de vrijere normen voor seks, ook al werd er altijd al wat aangerommeld in de uiterwaarden van de Betuwe. De glooiing onderaan de zomerdijk leende zich immers van nature voor een vrijpartij in de open lucht.

Van Esterik exploreerde voor zijn onderneming niet alleen zijn eigen geheugen, maar interviewde ook zijn oude klasgenoten en andere bewoners van Tiel uit die tijd. Daarnaast dook hij  in een aantal locale archieven. Het gymnasium van Tiel zou uiteindelijk ten onder gaan, zoals ook allerlei verzuilde organisaties. De overheid nam de rol over van de charitasverenigingen. De psychiater verving de priester, en met de komst van de loonexplosies kwam ook ‘de welvaarstpsychose’ zoals minister Zijlstra al begin jaren zestig de ziekte van de moderne tijd had aangeduid.

Voor elke babyboomer, die de jaren zestig bewust heeft meegemaakt, is dit boek een must. Veel van wat Van Esterik beschrijft is zeer herkenbaar, al waren de standsverschillen in een stadje als Tiel toch heel wat groter dan in Amsterdam. Ikzelf volgde een gymnasiale opleiding in Amsterdamse Oud-Zuid, terwijl mijn ouders – uit een bescheiden middenklasse-milieu – in de Watergraafsmeer woonden. Ook de lagere school volgde ik in Oud Zuid, op de ook toen al ietwat bekakte Peetersschool in de Richard Holstraat, een particuliere school die nog altijd bestaat. Die sociale breuk hadden mijn ouders zelf niet bedacht. Het was een idee van mijn oudste zus die destijds als maatschappelijk werkster werkzaam was in de Amsterdamse Pijp, waar ze ontdekte hoe rampzalig het lager onderwijs in volksbuurten kon zijn. Daar werd je klaargestoomd voor de ambachtsschool of hooguit de mulo.

Maar eenmaal in Oud-Zuid heb ik toch nooit van zulke wantoestanden meegemaakt die Van Esterik beschrijft op het gymnasium in Tiel. De rector daar was een ware tiran, al was hij dan – zoals later bleek – een goed huisvader voor zijn invalide echtgenote. De hele gang van zaken op school was daar je reinste klassenjustitie. Leerlingen van de elite werden telkens weer voorgetrokken, en als je uit een eenvoudig milieu kwam, moest je permanent op je tenen lopen. In Amsterdam was eerder het omgekeerde het geval. Als je kouwe kak had, dan had je het moeilijk tussen de brutale vlerken uit De Pijp en Amsterdam-Noord, want die zaten – als ze goed konden leren tenminste – ook op het katholieke gymnasium.

Zo bracht de verzuiling in de grote stad ook een onbedoelde vorm van sociale nivellering met zich mee. Maar ook in Tiel bood het gymnasium uitzicht op een ander milieu. Twee klasgenoten van Van Esterik, die niet niet uit de hogere kringen kwamen, schopten het later nog tot professor. Opklimmen op de maatschappelijke ladder, dat was het adagium van de wederopbouw. ‘Doorleren’ heette dat toen, het woord bestaat niet eens meer. De ouders hadden er alles voor over, en de leerlingen ‘leerden door’ omdat het van huis uit moest. Niet zelden leidde dat tot een verwijdering in het gezin, omdat de ouders er niet op toegerust waren om hun kinderen te kunnen volgen in hun snelle intellectuele ontwikkeling. Ik zelf heb daar nooit zo’n last van gehad. Ik had immers vier oudere zusters die de weg voor mij hadden vrijgemaakt.

Het boek heeft zijn titel ontleend aan een herkenbaar voorval in de herfst van 1965, als Van Esterik als zestienjarige puber diskjockey mag zijn op een klassenfeest van de derde klas van het gymnasium. Hij opende met Keith Richards opzwepende intro van Satisfaction van de Rolling Stones, dat zojuist Help van The Beatles van de eerste plaats van de hitparade had verdrongen. ‘Five notes that shook the world,’ schreef het weekblad Newsweek later over deze opzienbarende intro. Maar dan gebeurt het volgende:

‘Opeens, terwijl de muziek doorbeukte, werd de massa doodstil en hield op met dansen. Onaangekondigd stond daar in de 
deuropening de rector. Hij zei niets, stak zijn kin nog eens extra 
vooruit, zijn ogen schoten vuur. Hij, met zijn hoofd vol Tertullianus, Plato en de liederen van Schubert, moet verbijsterd zijn 
geweest. Binnen de muren van zijn eigen klassieke rijk waren 
de laatste dagen van Rome aangebroken. De Vandalen hadden 
de eerste verdedigingslinie van het grondgebied al veroverd. Ik deed mijn bandrecorder uit. Overdonderd en gedwee pakten 
ons boeltje op. Zonder een woord van discussie was het feest onmiddellijk afgelopen. Als een ware Romeinse veldheer had hij 
de eerste confrontatie met de jaren zestig een klinkende overwinning behaald.’

 

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)