Terug in Nevers

Het was in Nevers, waar ik aan het laatste hoofdstuk begon van De mens in opstand. De camping lag aan de oever van de Loire, waarin het water loom voorbij stroomde, slechts gehinderd door wat kleine eilanden, begroeid met struikgewas. ’s Avonds als ik de lantaarns van de stad zag oplichten en de lucht rood kleurde boven de torens van de kathedraal, vermengden de woorden van Camus zich met de herinnering aan het bleke gezicht van Bernadette. Ik had haar zien liggen in een glazen sarcofaag. Streng verboden te fotograferen stond bij de ingang van de kapel. Haar huid leek van albast, haar oogleden zwevende vliezen waar niets meer onder zat. Geen ogen in ieder geval die het stralende licht van de heilige maagd hadden gezien, alleen maar opgevulde holtes en daarachter een lege schedel. Ze had me doen denken aan Sneeuwwitje, voor duizend jaar wegdromend om wellicht ooit te worden wakker gekust door een verre prins. Haar laatste woorden leken op haar lippen bestorven te liggen. Heel even meende ik ze nog te horen, fluisterend zacht maar duidelijk verstaanbaar. ‘Hiroshima mon amour, poupée’de cire, poupée de son.’

Lees verder: Het was in Nevers

Bovenstaande foto van van het lijk van Bernadette is op 1 mei j.l. – tegen alle voorschriften in – met eigen camera gemaakt in het klooster van Nevers. Een kwartier voordat de zijkapel voor het publiek open zou gaan, waren we binnengekomen via de – per abuis niet afgesloten – deur van de hoofdingang van de kapel, die zich aan de kloosteromgang bevindt. In het klooster, dat grotendeels leeg staat, wonen nog 12 nonnen. In dit klooster werd voor ons een lunch geserveerd, vandaar dat we ongemerkt via de hoofdingang van de kapel konden binnenkomen. Zo konden we nu ongestoord de glazen sarcofaag fotograferen, wat mij in 1965 niet was gelukt.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)