Sporen van het Rijke Roomse Leven

Afgelopen woensdag was ik in Arnhem. Ik was bij mijn oudste zus op bezoek. Vorige week werd ze 82, zestien jaar ouder dan ik. Ze woont in Elden, vlak achter het GerlreDome. Met de bus kun je daar niet zo makkelijk komen, dus ben ik maar met een OV-fiets over de Nelson Mandela-brug gereden. Na afloop van het bezoek ben ik nog even naar Huissen gefietst. Dat plaatsje ligt zo’n vijf kilometer ten zuiden van Arnhem. Vroeger lag het helemaal apart achter de winterdijk van de Rijn, maar nu is het tussenliggende gebied vrijwel helemaal dicht gebouwd. De Huissensedijk ligt er nog, en zo fietste ik langs de uiterwaarden waar nu een snelweg doorheen loopt. Eenmaal in Huissen kon ik het niet laten om het grote huis te bekijken, waar ik in de jaren vijftig vaak bij mijn tantes heb gelogeerd. Ook ben ik nog even bij paterskerk geweest aan de Kloosterlaan, al was het alleen maar om te zien of de herstelde gaten nog in de eikenhouten kerkdeur zaten. En jawel, ze zaten er nog, keurig dichtgemaakt met kleine stukjes hout. Sporen van het Rijke Roomse Leven. Ik heb ze stuk voor stuk gefotografeerd en zo voor de eeuwigheid vastgelegd.

De jaren vijftig werden in Huissen overschaduwd door een kerkelijk conflict dat landelijke proporties aannam. Er waren twee kerken in het dorp. De parochiekerk die werd beheerd door zogeheten ‘wereldheren’ was weinig geliefd. De meeste dorpsbewoners gingen naar de paterskerk van de Dominicanen, die zich aan de Kloosterlaan bevond. De paters konden beter preken en dus zat deze kerk elke zondag tot de nok toe vol. Dat leidde tot scheve ogen bij de wereldheren die zich ging beklagen bij de bisschop in Utrecht. Daar zat kardinaal De Jong nog in die tijd, maar hij werd bijgestaan door een hulpbisschop, de latere kardinaal Alfrink.

Deze opereerde weinig tactisch in het gerezen conflict. Er lag al jarenlang de afspraak dat de druk bezochte kloosterkerk zou worden gesloten, en zo gebeurde dus ook op bevel van hogerhand. Alfrink liet het voorkomen alsof de Dominicanen de voorkeur hadden gegeven aan een nieuwe parochie in Utrecht, maar dat was een verkeerde voorstelling van zaken, want het waren de wereldheren geweest die voor de oorlog bij kardinaal de Jong op sluiting van de kloosterkapel hadden aangedrongen. De plaatselijke pastoor corrigeerde vanaf de preekstoel de foutieve informatie van Alfrink, maar drong er bij zijn parochianen op aan om zich bij het bisschoppelijk besluit neer te leggen. Dat was voor de eigenwijze Huissenaren tegen dovemansoren gericht.

Alfrink dreef de sluiting door tegen de wens van de bevolking van Huissen, die op Driekoningenavond 1952 de kerkdeur met bijlen en breekijzers forceerde. De zaak trok veel aandacht in de landelijke pers en bezorgde Alfrink in die tijd een slechte naam. Ik kan me nog herinneren dat bij de dood van Alfrink een documentaire op tv was te zien, waarin deze zaak nog aan de orde kwam als een laatste stuiptrekking van Het Rijke Roomse Leven. Alfrink gaf uiteindelijk de Dominicanen de schuld, want zij zouden hem onvoldoende in bescherming hebben genomen. Er kwam een compromis maar de kloosterkapel bleef dicht. Het conflict liet diepe sporen na in de dorpsgemeenschap die nog jaren nadien in twee kampen verdeeld was. Zo kwam na de oorlog een nieuwe oorlog.

Mijn drie tantes hadden zich openlijk gemengd in het conflict  Ze kozen onomwonden de kant van de wereldheren en waren tegen de paters dus. Gezag is gezag, zo moeten ze hebben gedacht. Maar er was nog iets. Mijn tantes kwamen uit Arnhem en voelden zich altijd een beetje boven de Huissenaren verheven. In hun ogen was het maar een barbaars gedoe zoals die zich hadden gedragen. ‘Wij intellectuelen, wij pikken dit niet!’ Ik hoor het tante Door nog zeggen. Ze was wijkverpleegster en wist dus alles wat er in het dorp omging. Alle achterklap kwam haar ter ore en wat ze niet wist kon tante Luus wel vertellen, want die was onderwijzeres bij de nonnen op de dorpsschool, waar de kinderen van alle dorpsbewoners vroeg of laat in de schoolbanken zaten. Zo kwam ik in die dagen heel wat te weten over Huissen en zijn eigenaardige bewoners.

Het Dominicanen klooster is nog altijd in gebruik. Het is nu een centrum van bezinning. De kapeldeur staat open en als ik naar binnen loop, stuit ik op een glazen wand waarop een waarschuwing is aangebracht. Kennelijk zijn de kloosterlingen van tegenwoordig hypergevoelig, niet zozeer voor het bisschoppelijk gezag, als wel voor de geuren van de moderne tijd die door de beminde gelovigen naar binnen worden gebracht. Zo lees ik het volgende:

Beste kapelgangers

In verband met de vergiftiging die het ruiken van parfums en after shaves bij een van ons bewerkt, verzoeken wij u dringend om voor deelname aan de liturgie  van het gebruik ervan af te zien.

Hartelijk dank voor uw begrip en medewerking

Op het eind van de Kloosterlaan fiets ik weer de dijk op. Ik zie tot mijn ontzetting dat het prachtige uitzicht, dat je hier vroeger had op de Rijn in de verte, verloren is gegaan in een compleet verrommeld landschap. Ik herinner mij dat ik hier samen met mijn vader wel eens wandelde. Mijn vader wilde dan altijd de Rijn zien. Zo liepen wij dwars door de uiterwaarden en klommen zo nu en dan over de boerenhekken om bij de zomerdijk te komen, waar de kribben ver de rivier in staken en rijnaken traag voorbij voeren. Dat was een hele wandeling, want Huissen ligt een flink eind van de rivier af. Zo raakten we ver van huis en zagen uiteindelijk in de verte Arnhem liggen, met daarachter de eerste glooiingen van de Veluwe. In dat soort herinneringen staat de tijd voor mij stil, alsof dat landschap er altijd al was en ook altijd zo zal blijven. Zelfs de stromende rivier leek voor eeuwig stil te staan. Gelukkig staat het Mariabeeld er nog. Onze Lieve Vrouw van Lourdes aan de dijk in Huissen. Het verleden is nog aanwezig, maar het is ongrijpbaar geworden. Het zit in een andere laag.