Nostalgie en moderniteit

‘Een pijnigende voorstelling dat vanaf een bepaald punt in de tijd 
de geschiedenis ophield reëel te zijn. Zonder het te merken heeft de hele 
mensheid plotseling de realiteit verlaten, alles wat sindsdien is gebeurd 
is absoluut niet waar, maar we kunnen het niet merken. Onze taak is nu 
dit punt te ontdekken en zolang we het niet hebben gevonden moeten we in de huidige vernietiging blijven volharden.’

Deze woorden van Elias Canetti raken de kern van een gevoel dat al tijden rondspookt in de westerse cultuur. De werkelijkheid is niet echt meer. We leven in een schijnwereld waar we geen werkelijk contact mee hebben. Van de weeromstuit ontstaat het verlangen naar een tijd dat de werkelijkheid nog ‘echt’ was. Dat verlangen noemen we nostalgie, een gevoel dat al zo oud is als de Romantiek, maar in de moderne tijd steeds sterker lijkt te worden. Nostalgie komt en gaat in golven en dalen. Er zijn tijden dat het geheel lijkt te verdwijnen, zoals in de jaren zestig bijvoorbeeld, maar in the seventies stak het weer de kop op. De jaren tachtig en negentig waren redelijk vrij van nostalgie. Maar in het laatste decennium is het fenomeen weer in opmars. Nostalgie verschijnt als er iets op het punt staat om definitief verdwijnen.

Wie de jaren van het Rijke Roomse Leven nog heeft gekend heeft, weet als geen ander wat nostalgie is. Nostalgie is een onmogelijk verlangen naar iets wat voorgoed voorbij is en nooit meer zal wederkeren, zeker niet in de gedaante waarin het verlangen het verloren verleden reconstrueert. In haar boek Heilig moeten. Radicaal katholiek en retro-modern (2007) formuleerde Marjets Derks dit onmogelijke karakter van de nostalgie als volgt:

‘De ideaalbeelden zijn tevens een product van recenter datum, nu zich een nostalgiegolf 
rond het katholicisme lijkt te ontwikkelen die bijna vergelijkbaar is met die rond het Amerikaanse gezinsleven van de jaren vijftig. Tentoonstellingen, radio- en televisieprogramma’s en populaire publicaties, en het actieve mediabeleid van de katholieke kerk zelf, appelleren aan 
een herleefd beeld van een vermeend rijk rooms leven en zijn verzekerd van publieke belangstelling. De door volkskundigen en historici omschreven ‘constructie van het eigene’ speelt 
in een belangrijke rol.’ Hoe markanter in een samenleving de zichtbare aanwezigheid van 
er andere’ is – in de vorm van andere etniciteiten, culturele achtergronden en religieuze levensbeschouwingen – des te groter wordt de behoefte aan een eigen identiteit. Het ‘eigene’ 
wordt dan maar al te graag gemarkeerd met behulp van een (al dan niet nieuw uitgevonden traditie: regionaal of nationaal, vaak met religie als groepsgebonden identificatiepunt. Daarbij 
wordt ingezoomd op de veilige, maar voorgoed voorbije, katholieke wereld van de ‘kerk, kar 
met paard en slagerij J. van der Ven”. Dergelijke vermeend waarheidsgetrouwe representaties  doen hun egaliserende en simplificerende werk: ze geven een grondslag aan een identiteitsbehoefte in het heden door te verwijzen naar een verleden dat er zogenaamd altijd al geweest is. ‘

Toen in de jaren tachtig en negentig de kruitdampen van de modernistische kaalslag waren opgetrokken, bleek dat er een tegendraadse traditie in de twintigste eeuw is geweest die lange tijd over het hoofd is gezien. Die derde hoofdstroom wordt nu wel aangeduid als het ‘anti-moderne modernisme’ (een term van de socioloog Siep Stuurman). Dat waren de eigentijdse modernisten die vooruitstrevend wilden zijn door vast te houden aan de traditie – of die nu verankerd lag in religie, nationalisme of regionalisme – om zo tot een verzoening van het onverzoenbare te komen. Misschien waren dit wel de ware modernisten en is alles wat wij nu ‘modernisme’ noemen uiteindelijk vastgelopen in de ultieme scepsis van het postmodernisme. Modernisme  en nostalgie hadden dus  meer met elkaar gemeen dan lange tijd is gedacht. De moderniteit betekende ook: kritiek op de modernisering. In dat licht bezien betekent nostalgie niet alleen een vlucht uit het heden, maar ook kritiek op een al te snelle verandering.

Friesland is van oudsher hofleverancier van de nostalgie, niet alleen voor de buitenwacht, maar ook voor de Friezen zelf. Sterker nog, zonder nostalgie zou de Friese cultuur ondenkbaar zijn. Binnen de heilige drie-eenheid ‘taal-natuur-historie’ is in Friesland de zorg om de materiële restanten van het verleden wel het meest ontwikkeld. Met 70 musea en oudheidkamers is deze provincie het rijkst bedeeld met museale voorzieningen. Friesland staat bol van historie ook als het gaat om monumenten, historische genootschappen en stichtingen die zich opwerpen als hoeder van het culturele erfgoed. De Friese cultuur berust in feite op een combinatie van hardnekkig geloof en gekoesterde miskenning. Sterker nog, de Friese cultuur is voor het merendeel een constructie uit de negentiende eeuw, toen zij opnieuw werd uitgevonden door een kleine elite van notabelen en particuliere verzamelaars. Tot op de dag van vandaag houdt menig Fries – tegen beter weten in – vast aan het idee dat vanaf de oertijd onafgebroken Friezen op de terpen hebben gewoond. De ínvention of tradition wordt in Friesland als een stelsel van onaantastbare mythes gekoesterd en van overheidswege in cultuurbeleid gesanctioneerd. Zo is het verdriet van Friesland nog altijd de melancholie van de achterblijver die de boot heeft gemist in de vaart der volkeren.

Heimwee is het achtergrondmuziekje dat telkens opnieuw wordt gecomponeerd vanuit hetzelfde verlangen van de Fries uit de negentiende eeuw naar het ongerepte leven in een kleine gemeenschap. Het is het verlangen naar de geur van gras en de smaak van de Friese grond, die hij – zoals Jopie Huisman het ooit verwoordde – ‘wel op zou willen vreten’. Dat universele gevoel van heimwee naar de organische samenhang in de dorpscultuur van weleer heeft Geert Mak voor de stedeling van vandaag opnieuw geconstrueerd door er al schrijvend naar op zoek te gaan. Het is een wonderlijk verlangen waar hij op stuitte, een verlangen dat in diepste wezen helemaal niet uit is op vervulling, maar juist in onvervulde staat voor eeuwig wil voortbestaan.

Angst voor de vooruitgang lag aan de basis van dit onvervulbare verlangen. Het ontstaan van een collectief gevoel van lotsverbondenheid werd verankerd in de eigen taal, een cultuur-dragende structuur waarvan het historisch belang juist ook in de vorige eeuw werd ontdekt. Alle negentiende-eeuwse ontdekkingen onder de noemer van volkenkundige identiteiten zijn pogingen geweest om de traditie opnieuw uit te vinden. Zo werd de organische samenhang van de Middeleeuwen een bestrijdingsmiddel tegen de kwalen van de moderne tijd. De Friese cultuur werd het ideaaltype van organische samenhang. Een bijna religieus getint corporatief systeem loopt nog altijd dwars door de Friese samenleving. In dat systeem heeft de mythologie van Fryslân een vruchtbare voedingsbodem gevonden, een mythologie die zich ook uitstekend leent voor exploitatie in het cultuurtoerisme, maar vooral ook in de hedendaagse massamedia. De Friezen gedragen zich immers maar al te graag, zoals een Randstedeling denkt dat ze zich altijd al gedragen hebben, en ook altijd zullen blijven doen.

De mythologie van Fryslân is mediageniek. In de ijle ruimte van de hedendaagse massamedia liggen de grondpatronen klaar voor een revitalisering van de mythologie van Fryslân. Daar is ook het patroon te vinden voor de mythe van de Friese heimwee. De slogan ‘Wij zijn in de media, de media zijn in ons’’ creëert de voorwaarde voor een mondiale herkenning van dit onvervulbare verlangen: “Wij zijn in Fryslân, Fryslân zit in ons’’ Deze collectieve verbondenheid met het mythische heimwee dat Friesland oproept vindt nog altijd zijn oorsprong in het coöperatief systeem van de Friese samenleving, dat niet alleen rangen en standen verbond, maar ook verleden, heden en toekomst. Ook al is dit coöperatief systeem op zichzelf inmiddels een mythe geworden (zie hier), het verlangen ernaar blijft voortbestaan. Alom wordt een onbenoembaar gevoel gedeeld: men voelt zich nog altijd verenigd in eenzelfde zwak voor Friesland.

Ondanks processen als globalisering en het afnemend belang van staats­grenzen neemt de vraag naar regionale culturele identitei­ten alleen maar toe. Deze ma­crotendens werd eind jaren negentig door door John Naisbitt aangeduid als ‘the global paradox’. Volgens deze Amerikaanse futuroloog zal het belang van de nationale staat in de eenentwintigste eeuw sterk gaan afnemen in een wereld die allengs de gedaante aanneemt van één groot elektronisch dorp. Cyberspace is de ultieme gelijktijdigheid van de geografische ruimte, maar het heimwee naar de geboortegrond zal alleen maar sterker worden. Nostalgie is niet zozeer een heimwee naar een werkelijk bestaan verleden, maar heeft vooral ook een imaginair karakter. Het verleden wordt mooier gemaakt dan het ooit in werkelijkheid was. Nostalgie is dan ook primair een idealisering van het verleden, zo schrijft Svetlana Boym, in haar boek The Future of Nostalgia (2002). Volgens haar is het fenomeen nostalgie in onze ontheemde en geglobaliseerde wereld een epidemie aan het worden.

Toch maakt zij ook onderscheid tussen de positieve en negatieve aspecten van het fenomeen nostalgie. Zo zou er sprake zijn van ‘reflectieve’ en ‘restauratieve’ nostalgie. De laatste vervalt al gauw in onverdraagzaamheid, volksnationalisme en Blut-und-Boden-denken. De reflectieve nostalgie daarentegen wil de brokstukken van het verleden weer aaneen smeden en zo uit een samenhang, die ooit heeft bestaan, weer een nieuw ideaal creëren voor de toekomst. Reflectieve nostalgie is gericht een nieuwe ritme van de tijd. Een ritme dat meer natuurlijk zou zijn en meer passend bij de mens. Want bij alle vooruitgang lijken we één ding telkens weer te vergeten: Denken kost tijd. De reflectieve nostalgie maakt de toekomst weer ‘maakbaar’, maar niet gedacht vanuit de onmenselijke maat van de onhaalbare utopie, maar vanuit de menselijke beperkingen die in het in verleden zichtbaar blijven, ondanks alle mythevorming en idealisering die eigen zijn aan de nostalgie. Reflectieve nostalgie is dan ook niet reactionair, maar revolutionair. Ze past in een tijd van restauratie en hervorming, waarin vertrouwde etiketten radicaal veranderen in betekenis. Er zijn andere polariteiten ontstaan. De traditie wordt herontdekt als een radicale vorm van tegencultuur.