Op zoek naar de sensus catholicus

‘Aldus werd ernaar gestreefd de zogenaamde sensus catholicus bij te 
brengen, een ‘naar zijn precieze inhoud niet gemakkelijk te omschrijven begrip’. Dat gold echter als een soort zesde zintuig van de 
katholiek, waardoor deze ‘als het ware instinctmatig aanvoelde wat 
tot de katholieke geloofsovertuiging behoorde en hoe men zich in specifieke situaties als katholiek te gedragen had. Aldus geïnternaliseerde waarden en normen vormden voor de pastor de ideale grondslag voor het vormen en leiden van de zozeer gewenste kudde. Van 
jongs af aan werd de katholiek een voortdurend bewustzijn van concurrentie met andersdenkenden bijgebracht, aan wie de meerwaarde 
van het katholieke geloof gedemonstreerd moest worden.’

Aldus Jan Roes in zijn artikel Een moderne Janus, het Nederlands katholicisme in de kering van de twintigste eeuw (1995). Een ieder die – zoals ik – een katholieke opvoeding heeft genoten in de nadagen van het Rijke Roomse Leven weet wat wordt bedoeld met de sensus catholicus, ook al is de inhoud van dit begrip niet of nauwelijks te definiëren. In de volksmond heette het ‘je bent van het houtje.’ Met dat ‘houtje’ werd waarschijnlijk de houten crucifix bedoeld die in elke katholieke huiskamer aan de muur hing. Het was prettig te weten dat iemand ‘van het houtje’ was. Dan verstond je elkaar beter. Veel dingen hoefde je niet uit te leggen. De sensus catholicus was ook niet uit te leggen. Het zat tussen de oren. Het was een mentaliteit, maar tegelijk ook veel meer dan dat: een verzameling ingesleten gewoontes, gedachtesystemen en gevoelspatronen die bepalend was voor de hele persoon, zijn leefwijze, zijn eigenaardigheden en streken.

De sensus catholicus is een manier van denken en voelen. Het kenmerkt zich door een afkeer van letterlijkheid, formalisme en wettisch denken dat eigen is aan de calvinist. De sensus catholicus heeft een hang naar allegorie en symboliek, naar een gelaagdheid van betekenis, waar je uiteindelijk alle kanten mee op kunt. De sensus catholicus heeft ook een voorkeur voor casuïstiek en een afkeer voor axioma’s. Elke bewering heeft zijn tegenbewering. Elke waarheid zijn contrasterende waarheid. De sensus catholicius redeneert in cirkels en spiralen en niet in hoeken en rechte lijnen. De sensus catholicus heeft een hang naar het beeld en een afkeer van het woord. De gelijktijdigheid van het gelijktijdige heeft altijd de voorkeur boven het lineaire, temporele en cursorische. De sensus catholicus ligt diep verankerd in een besef van boventijdelijkheid die ten allen tijde met de momentane werkelijkheid van het hier en nu verbonden is. De sensus catholicus is relativerend en nooit verabsoluterend.

De sensus catholicus is hiërarchisch gestructureerd en tegelijk ook niet. Er is één bron, ook al ontspringt hij op duizend plaatsen. Er is één God, ook al heeft hij en Zoon en een Heilige Geest. Er is één weg, ook al leiden er vele wegen naar Rome. Er is één paus, ook al zijn er honderden kardinalen en duizenden bisschoppen. Er is één Verlosser, ook al is zijn Moeder degene die door haar voorspraak in feite alles bestiert. Er is één rots, waarop de Kerk van Rome is gebouwd, ook al kent het Heilig Hart van Christus vele wegen waar Rome geen weet van heeft. Er is één roomse catechismus, ook al zijn er miljoenen gelovigen die geen boodschap hebben aan deze Vaticaanse kletskoek.

De roomsen hebben ook zo hun eigen streken. Je hebt jodenstreken en roomse streken. Ikzelf ben van huis uit katholiek, maar mijn verre voorvaders waren Poolse joden. Ik ben dus een katholiek met Joodse genen. Dat is volgens sommigen, die het weten kunnen, de ergste soort die je bedenken kunt. Een katholiek met joodse genen heeft roomse streken, maar ook jodenstreken. De naam Mous blijkt ook afkomstig te zijn van een Jiddisch woord ‘jatmous’ dat zoiets als gave of gift, handgeld of fooi betekent. ‘Wie geeft me jatmous?’ was de titel van een veelgelezen boekje waarin een Amsterdamse taxichauffeur zijn ervaringen met lastige klanten had opgetekend.

Mousen zijn dus Friese roomsen van joodse origine. Dat is drie keer niks. Misschien is dat ook wel de oorsprong van de mythe dat er een vloek zou rusten op de Mousen die van generatie op generatie werd overgedragen, als een bijzondere erfzonde van dit uitverkoren geslacht. Ik heb het idee dat dit soort verhalen in meerdere Friese families voorkomt of voorgekomen is. Wat de Mousen betreft, heb ik het altijd met een korreltje zout genomen. Het hoorde bij de familielegende. Bij de Mousen kwam ook godsdienstwaanzin voor. Vandaar dat ik altijd op mijn hoede ben geweest voor dit soort redeneringen. Toch het valt niet te ontkennen dat het katholieke geloof van mijn vader niet alleen messianistische trekjes vertoonde, maar ook niet vrij was van calvinistische invloeden.

Ook de Friezen in het algemeen hebben van oudsher een nogal verticaal gerichte band met God, de enige ook die ze tot knielen weet te bewegen. ‘De Friezen zijn religieus’ schreef J.B. Charles ooit in zijn boek Volg het spoor terug. ‘De roomsen onder hen behoren tot de sympathiekste roomsen in Nederland, terwijl de combinatie van Friese taal en calvinist bijzonder onaangenaam valt: plechtiger, expressiearmer, zelfverzekerder, ‘liberaler’, commerciëler en geborneerder Nederlanders bestaan er niet’. Over dat laatste kun je natuurlijk van mening verschillen, maar zeker is dat de roomse Friezen, geïsoleerd als ze eeuwenlang zijn geweest binnen hun benarde enclaves als Bakhuizen, Blauwhuis en Witmarsum, een grote geloofsijver hebben ontwikkeld.

Het  is het een wonderlijk fenomeen die verzameling Roomse enclaves in het protestantse noorden. De oorsprong ligt uiteraard in de Reformatie, toen een aantal koppige pastoors weigerde om zich over te geven aan de leer van Luther en Calvijn. Dat waren wat je noemt Friezen, nog steiler in de leer dan de echte Friezen die op dit etiket vaak aanspraak maken. Roomse Friezen zijn fanatiek van huis uit. De roomse Friezen bleven de rug recht houden. Zij knielden alleen voor hun eigen God en hielden vast aan hun eigen roomse superstitiën. Het was dus niet ‘liever paaps dan Turks’, maar ‘liever rooms dan Fries’. Zo beleeft de roomse Fries een dubbele loyaliteit die tegelijk een dubbel isolement is. Buiten de grenzen is hij een Fries, binnen Friesland een katholiek. Zo bleven de roomse Friezen eeuwenlang  gewoon zichzelf ook in tijden van onderdrukking.

‘Een roomse gluiperd’. Ook die benaming behoort tot de sensus catholicus. Roomsen heten van oudsher niet betrouwbaar te zijn. Ze sjoemelen en belazeren je waar je bij staat. Die karaktervorming tot roomse onbetrouwbaarheid maakte geen deel uit van de roomse opvoeding, maar was eerder een onbedoeld neveneffect van de verplichte gang naar de biechtstoel. Door te biechten kon elke katholiek zich in een keer van al zijn zonden ontdoen, wat tot gevolg had dat hij het ook niet zo nauw hoefde te nemen met de moraal. Elke fout was immers direct herstelbaar. De roomse streken en de roomse gluiperd waren dus een rechtstreeks gevolg van het sacrament van de biecht, zo luidt de roomse redenering.

Het probleem met de sensus catholicus is dat je er nooit meer vanaf komt. Ook al ben je al lang niet rooms meer. De sensus catholicus is gevormd in een eeuwenlang proces en uiteindelijk ingedaald in je roomse genen. De sensus catholicius plant zich voort in de generaties die nog komen gaan, want zich voortplanten dat kunnen de roomsen als geen ander. Het is zoals Willem Frederik Hermans ooi scheef: De roomsen… ‘dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar die naaien er op los! Die planten zich voort! Als konijnen, ratten, vlooien, luizen.’ De sensus catholicus is daarom onuitroeibaar. Ook als er geen God meer is, geen geloof, geen Kerk, geen Heilige Maagd of pausmystiek, dan nog woekert de sensus catholicus voort als onkruid in het mensenpark. De sensus catholicus leeft voort tot het einde der tijden. Sterker nog, de sensus catholicus heeft het eeuwige leven.

Dat is de postroomse spiraal van de sensus catholicus, waarin ook elke voormalige katholiek voor de duur van zijn hele leven verstrikt is geraakt. En toch, ik blijf de illusie koesteren dat uit de sensus catholicus ooit een nieuw soort katholiek geboren zal worden. Een katholiek zonder sensus catholicus. Dat hij eens terugkomen zal als de laatste katholiek, die tegelijk ook de eerste was, de alpha en de omega. Dat hij komen zal, zomaar op een dag, een dag als deze, een dag waarop de sensus catholicus ogenschijnlijk afwezig is, maar uiteindelijk neerdaalt in de geest van mijn beminde webbroeders en webzusters. Laten wij die eerste katholiek zonder sensus catholicus gedenken en elke dag weer van hem op dit weblog getuigen, opdat hij eens zal wederkeren.