Verlichting zonder zuivering

Ik geloof niet dat ik bijgelovig ben, maar soms, als alle tekenen er op lijken te wijzen dat er meer is tussen hemel en aarde dan wat gaswolken en sterrennevels, dan doe ik er het zwijgen toe en beperk mij tot de feiten. Neem nou de duivel. Ik heb er niets mee. Ik denk ook niet dat veel mensen tegenwoordig nog wakker liggen van dat rare beest met hoorns op zijn kop en een drietand in de hand, al heeft hij door de eeuwen heen ook wel eens andere gedaanten aangenomen. Ook de duivel heeft zijn eigen geschiedenis. Hoe dan ook, ik was van de week op zoek naar een boek over de duivel, geschreven door een zekere Giovanni Papini (1881-1956). Hij is een van de meest excentrieke filosofen van de vorige eeuw. Toen hij jong was had hij een imposante haardos waar zelfs Godfried Bomans jaloers op geweest moet zijn. Hij was een katholieke bekeerling en dus heel fanatiek, net zoals Léon Bloy (1840- 1917), die al voor de oorlog de katholieke intelligentsia in Nederland in vuur en vlam zette. Ik heb iets met die mensen.  Ze hebben de moed om de de verworvenheden Verlichting niet alleen ter discussie te stellen, maar ook met open vizier aan te vallen. En dat met een elan dat je tegenwoordig zelden nog ziet.

Van Papini las ik vorige week het boek Het avondrood der filosofen. Het werd geschreven in 1905 en in 2004 uit het Italiaans vertaald door Robert Lemm, die ook een mooi boek over Léon Bloy heeft geschreven. Het lijkt of de fanatieke katholieken van voor de oorlog weer in de mode komen. Onlangs verschenen twee Nederlandse vertalingen van de Spaanse filosoof Miquel de Unanumo (1874-1936). Wat al deze filosofen gemeen hebben is een ernstige twijfel aan het hedendaagse, wetenschappelijke wereldbeeld en grote zorg over het verdwijnen van transcendentie. Het pre-moderne wereldbeeld lijken zij in volle glorie te willen herstellen.

Papini had in 1921 zijn boek Storia di Christi geschreven dat maar liefst in 34 talen werd vertaald. In de jaren twintig sloot hij zich aan bij Mussolini, zoals zo veel katholieke in die tijd, ook in Nederland. Maar zo ver was het in 1905 nog niet. Papini gaat in zijn boek Het avondrood der filosofen het gevecht aan met de moderne filosofen: Kant, Hegel, Schopenhauer, Comte, Spencer en Nietzsche. Hij doet dat met de mokerhamer. Zijn stijl herinnert soms aan die van Nietzsche. De hele filosofie van de negentiende eeuw wordt aan gort geslagen. Je wordt er moe van als je het leest. En toch, ik hou wel van dit soort schrijvers. Wie waagt het tegenwoordig nog om als een dolle stier tegen de tijdgeest tekeer te gaan? Iedereen voegt zich braaf op de platgetreden paden. Zelfs columnisten zijn conformisten geworden. Er zijn ook veel teveel van die stukjesschrijvers tegenwoordig die over van alles en nog wat een meninkje hebben. De halve krant staat er vol van. Hedendaagse columnisten zijn luie denkers die schrijven voor luie mensen die hun eigen mening, weliswaar iets anders verwoord, graag elke dag terug willen lezen in de krant.

Maar terug naar Papini, want daar hadden we het over. Toen ik mij door zijn Avondrood had doorgeworsteld, was ik wel benieuwd naar zijn laatste boek dat hij kort voor zijn dood heeft geschreven. Het gaat ook over de duivel en het is zo extreem katholiek dat zelfs de paus zich genoodzaakt zag het terstond op de Index te plaatsen. Toch werd het in 1954 meteen vertaald in het Nederlands en van een voorwoord voorzien Jos van der Velden. In de bibliotheek van Tresoar is De Duivel niet aanwezig. Na enig ‘gegoogel’ ontdekte ik dat er bij boekwinkeltjes.nl dat er in heel Nederland nog slechts drie exemplaren te koop worden aangeboden, variërend van 8.50 tot 15 Euro. Maar dat vond ik wat teveel van het goede, dus begaf ik me naar het grootste antiquariaat van Leeuwarden: De Estafette op het industrieterrein. En wat trof ik daar aan: een ongeschonden exemplaar van De Duivel voor 60 Eurocent! Alsof het boek daar al jaren op mij lag te wachten. Zoiets maak je alleen met de duivel mee. Je zou er bijgelovig van worden. Het boek heeft overigens een happy end. Het laatste hoofdstuk gaat over de verlossing van de duivel, dat is een gewaagde gedachte waarvan Papini zelf al aangaf dat hij waarschijnlijk niet aanvaard zou worden door Rome. Het een gedachte die al opduikt in de vroege Romantiek, bij William Blake bijvoorbeeld met zijn verzoening tussen hemel en hel. Ook de duivel komt uit God en zal ooit in Hem wederkeren.

Zelfs Gerard Reve speelde wel eens met die gedachte die hij mogelijk had opgepikt uit het boek The Romantic Agony van Mario Praz over lust dood en duivel in de literair van de negentiende eeuw. Papini heeft dat boek van Praz goed bestudeerd en citeert er veelvuldig uit. Het zijn de dichters en kunstenaars die volgens hem de rol van de theologen hebben overgenomen. Om wat te weten te komen over de duivel moet je bij hen zijn en niet in de kerk. De Romantiek sloeg de brug tussen hemel en hel. Sindsdien zit de duivel in de mens zelf. Robert Lemm beweert dat het slothoofdstuk van Papini’s De Duivel profetisch is, omdat hierin de inflatie van hel en duivel wordt aangekondigd bij de hedendaags christenen of wat daar nog voor door wil gaan…’ Deze christenen’, zo schrijft Papini, ‘die hoe langer hoe meer christen worden, ontkennen niet het bestaan van de hel, maar zij geloven en verlangen dat zij ontvolkt zal wezen, bijna verlaten… leeg is de hel, en overbevolkt het paradijs.’

Volgens Robert Lemm lijkt Papini hiermee de jaren zestig aan te kondigen die hij zelf niet meer mee mocht maken: ‘de tijd van geforceerd optimisme, van flower power, all you need is love en het Tweede Vaticaanse Concilie. Het is de nieuwe mens, de mens van 1968, die op het einde van Il Diavolo de verzoening tot stand brengt tussen goed en kwaad. Volgens de traditionele katholieke geloofsleer doet de duivel nog steeds zijn werk tot aan de wederkomst van Christus. Zijn grootse list is om ons te doen denken dat hij niet bestaat. Hij zou zelfs te herkennen zijn in het toenemend ongeloof van de moderniteit, waar psychologen en sociologen zo naarstig een verklaring voor zochten. Het Tweede Vaticaanse Concilie bracht een definitieve breuk teweeg met het scholastieke denken van weleer, met als gevolg de afschaffing van de polaire oppositie tussen goed en kwaad, tussen God en de duivel. Of zoals Robert Lemm het in zijn boek over Léon Bloy – die andere vergeten katholieke apologeet – het ooit kernachtig formuleerde: ‘Men wilde illuminatio zonder purificatio. Verlichting zonder zuivering.

In zijn dialoog met Michel van der Plas in het boek  In de Kou (1969) wees Godfried Bomans keer op keer op de vreemde omstandigheid, dat in de jaren zestig de mystiek opbloeide in popmuziek en jeugdcultuur, maar in de katholieke kerk vermalen werd in theologische scherpslijperij. De titel waarop men zich beriep om in deze tijd van geloofscrisis iets zinnigs te zeggen was ‘kennis’, zo verzuchte hij. Bomans zag enerzijds een enorme honger naar mystiek en anderzijds een afbraak van het geloof in redelijkheid. ‘ …wat een contradictie schijnt. ‘ik zeg “schijnt” , want achter dat verwoede puinruimen zit vermoedelijk een even hevige drift, niet naar een nieuwe gebouwen, maar naar de warmte ervan. Men wil uitrusten van de redelijkheid, maar zonder voor die rust de prijs van de orthodoxie te betalen.’ Anders gezegd: men wilde verlichting zonder zuivering. Romantiek met sympathie voor de duivel.