Een eeuwige herhaling

 

Het universum van Duchamp is monistisch. Er is geen hemel of hiernamaals, maar ook geen platonische ‘achterwereld’. De dingen zijn zoals ze zijn, meer is er niet. De wereld draait ook op goed geluk als een autonoom stelsel van krachten, energieën en gestolde materie. Maar tegelijk is het de geest die het stelsel draaiende houdt door de dingen van namen te voorzien. Het heelal is een erotische machine die zich domweg eeuwig herhaalt. Alles is materie, maar als er geen ziel is in de wereld, dan is alles bezield. Op zijn uiterste grens slaat het materialisme om in een summum van spiritualiteit. De geest zit in de machine en het is niet duidelijk wie door wie wordt voortgedreven. Het heelal is een machinerie, waarin vrijgezellen worden verleid door een nog onbekend gas. Dat gas wordt afgescheiden door de bruid die zich voortdurend ontkleedt zonder ooit haar laatste sluier te laten vallen.

Zo is de kosmos een incestueus schandaal, een zich eeuwig herhalende zelfbevlekking. De wereld is een schipbreuk en mensen zijn drenkelingen die een goed heenkomen zoeken in een voortdurende catastrofe. Het is ieder voor zich en de ramp voor ons allen. En toch rijst in het hart van dit kale en meedogenloze universum, dat van al zijn mythes is ontdaan, een oud geheim op, maar nu in de gedaante van de moderniteit. Het oeuvre van Duchamp is niet alleen een tragische zoektocht naar de verloren eenheid van geest en materie, maar er wordt ook een gnostisch spel gespeeld met de machine als metafoor van een erotisch perpetuum mobile. Of zoals de dichter Blanchot het heeft verwoord: ‘De essentie van machine is het vermogen tot eeuwige herhaling, wat in wezen een gebrek is. Dat gebrek is het kenmerk van de huidige westerse cultuur.’