Nog duizend jaar te leven
‘Als wonderdoener is hij later vereerd. Maar hij was het ook, die in den Paasnacht van het jaar 1200 met zijn profetisch oog het ten ondergaan zag van het christendom, hoe de kerk was als tent die werd opgerold bij den dageraad. En van wat daarna kwam had de abt van Fiore wetenschap, op ernstige Schrift studie berustend, maar vooral verlicht door de mystieke kennis der ‘laatste dingen’, der eschatologie.’
Aldus prof. dr. J. Lindeboom in zijn boek Stiefkinderen van van het christendom (1929). De wonderdoener waar hij over schrijft is Joachim di Fiore, een mysticus en theoloog uit de 12de eeuw. Stiefkinderen van het christendom’ is een historische studie naar vrijdenkers en ketters door de eeuwen heen. Joachim di Fiore had een bijzondere gave: hij kon de toekomst zien. Zo voorspelde hij acht eeuwen geleden het verdwijnen van het christendom. Hij had ook een heel eigen theorie bedacht over het einde der tijden. Hij schreef een commentaar op de Apocalyps, waarbij hij de geschiedenis verdeelde in drie grote tijdperken. Het tijdperk van het Oude Testament stond in het teken van de Vader, het tijdperk van het Nieuwe Testament in het teken van de Zoon, en het derde en komende tijdperk in het teken van de Heilige Geest. Zo werd het idee van de Drie-eenheid verbonden met de gedachte aan een Derde Rijk, dat tegelijk ook een Duizendjarig Rijk zou zijn. Joachim van Fiore meende dat de wereld op de drempel stond van een nieuw Utopia, een spiritueel tijdperk van bezinning en ascese, waarin het kloosterleven een hoge vlucht zou nemen.
De gedachte aan een Duizendjarig Rijk, dat na de periode van het christendom ophanden zou zijn, heeft binnen de geschiedenis van het christendom een lange traditie gehad. In het Bijbelboek Openbaring (20:1-6 ) was de eerste vermelding te vinden,
‘ Zij waren tot leven gekomen en heersten duizend jaar lang samen met de messias. De andere doden kwamen niet tot leven voordat de duizend jaar voorbij waren. ‘
Maar ook bij Augustinus vind je aanwijzingen voor een Duizendjarig Rijk, al maakt hij een andere periode-indeling dan Joachim di Fiore. In het laatste hoofdstuk van zijn De Civitate Dei, spreekt Augustinus over zeven perioden. Vijf perioden tot aan Christus geboorte, een zesde waarin wij nu leven, en een zevende daarna. Dat zou de tijd zijn van Gods sabbat, omdat God dan de mensheid zal laten rusten in zichzelf. De centrale vraag was of je het boek van de Apocalyps letterlijk moest lezen (en dus historisch) of geestelijk (en dus allegorisch). Volgens Augustinus was het laatste het geval. De Bijbel sprak in louter geestelijke termen die ook als zodanig geïnterpreteerd moesten worden. Deze allegorische wijze van interpreteren kon overigens ook in de Middeleeuwen tot de meest wonderlijke gedachteconstructies leiden over het einde der tijden. Maar niet alleen in de Middeleeuwen. De voorspelling van Joachim di Fiore dook ook in de eeuwen daarna in verschillende vormen weer op. In de tijd van de Reformatie bij Thomas Müntzer bijvoorbeeld, maar later ook bij Hegel, Marx en zelfs bij Hitler met zijn troebele ideeën over een Duizendjarig Rijk.
In 1966 heb ik zelf een visioen gehad. Het was in de nacht van 6 op 7 januari in de benedictijner abdij Slangenburg in Doetinchem. Liggend op het smalle bed van mijn kloostercel, zag ik duizenden jaren aan mijn geestesoog voorbij trekken. Vier duizend, twee duizend, één duizend, zo was het voorbeschikt in de Bijbel. De wereld stond op de drempel van een Duizendjarig Rijk na twee duizend jaren christendom, die zich op hun beurt gestapeld hadden op de mythische vier millennia sinds de Hof van Eden. Het paradijs zou terugkeren op aarde, het beloofde land was nabij. Ik had nog duizend jaar te leven.
Joachim di Fiore en de seculiere tijd
Dertig jaar geleden verscheen een boek van de Franse theoloog Henri de Lubac over de spirituele nakomelingen van Joachim di Fiore: La postérité spirituelle de Joachim de Fiore (1979-1982). Ik las daarover van de week in het boek van Luc Ferry & Marcel Gauchet, Religie na de religie. Gesprekken over de toekomst van het religieuze (2004). Ferry en Gauchet verschillen van mening over de vraag hoe je onze seculiere tijd moet zien. Volgens Ferry is deze moderne tijd een seculiere voortzetting van het christendom. Christelijke waarden worden door de moderne filosofen in rationele termen opnieuw geformuleerd. Volgens Marcel Gauchet daarentegen is er sprake van een breuk. De tijd van het christendom is voorgoed voorbij. Van een herformulering van christelijke waarden is geen sprake. We hebben geen religieuze termen meer nodig om de mens te kunnen beschrijven. In vergelijking met het christendom is de seculiere tijd, waarin wij leven, een ketterij en geen geseculariseerde voortzetting van het christendom. Gauchet formuleert zijn standpunt als volgt:
‘Het zou juister zijn om deze moderne filosofieën te zien als christelijke ketterijen. Een boek als dat van pater Henri de Lubac over de geestelijke erfgenamen van Joachim van Fiore verschaft heel wat aanwijzingen in deze richting. Heel ons oordeel over de moderne filosofieën wordt er door veranderd. Hun geschiedenis blijkt een zijstroom naast de hoofdstroom van de geschiedenis van het christendom. Het idee van een complete secularisering wordt er op zijn minst door gerelativeerd.’
Anders gezegd – in de termen van Joachim di Fiore: het Duizendjarig Rijk na het christendom vormt een breuk met het christendom en is geen seculiere voortzetting daarvan. Ik heb het in het boek Stiefkinderen van het christendom van Lindeboom er nog eens op nageslagen. In het hoofdstuk, dat hij wijdt aan Joachim di Fiore, lees ik het volgende:
‘En toch zal het Derde Rijk dat komt niet zijn zonder de tekenen der beide voorafgaande: een vervolkoming van datgene wat tevoren slechts in voorlopigheid gegeven was, daarom een vergeestelijking: “Wij moeten verstaan dat onder den derden hemel het einde onzer vervolmaking zal gegeven zijn, onder den hemel van geestelijk inzicht het welk uit beide Testamenten voortkomt.’
Zo bezien geeft de voorspelling van Joachim di Fiore Luc Ferry gelijk, en niet Marcel Gauchet. Onze seculiere tijd is niet alleen een voortzetting van het christendom met andere middelen, maar ook het Duizendjarig Rijk, dat Joachim di Fiore al in de twaalfde eeuw heeft voorzien.