De raadsels van het geheugen

Als ik ooit nog eens word uitgenodigd voor Zomergasten – wat ik niet waarschijnlijk acht –  dan is één ding zeker. Mijn keuze voor de nachtfilm is Le Samourai van Melville. Wie die film ziet krijgt onherroepelijk heimwee naar Parijs. Maar dat is dan wel het Parijs van zijn eigen herinneringen, waarmee de beelden in de film worden geïmpregneerd. Waar het verlangen naar uitgaat is het Parijs dat gemaakt is van beelden die al in het brein voorradig waren. Het geheugen werkt als een film. De werkelijkheid verandert in de herinnering tot het decor van een verhaal, waarin de feiten opnieuw gerangschikt worden. Het geheugen zorgt ervoor dat het verhaal klopt, maar klopt het verhaal ook met de feiten? Voordat de film begint verschijnt op het doek de volgende tekst:

‘Il n’y a pas de plus profonde solitude que celle de samouraï si ce n’est celle d’un tigre dans la jungle… peut-être…’

De diepe eenzaamheid van de samourai die wellicht alleen overtroffen wordt door de eenzaamheid van een tijger in de jungle. Daar gaat die film over: de eenzaamheid van een huurmoordenaar in Parijs. Maar herinner ik me dat ook  Het geheugen zit raar in elkaar. Waar is immers datgene wat ik vergeten ben? Is dat voorgoed verdwenen, of spookt het nog ergens rond in een duistere uithoek van mijn brein? Sinds Augustinus is er veel nagedacht over de werking van het geheugen, maar het exacte mechanisme blijft nog altijd een mysterie.

‘Laten we niet doen alsof we weten wat vergeten is,’ heeft Derrida ooit beweerd. Misschien is het fenomeen ‘vergeten’ nog wel raadselachtiger dan het geheugen zelf. Waarom vergeet een mens iets? Waarom vergeet de een allerlei zaken die de ander onthoudt? Is vergeten een zaak van niet willen weten, of zijn er andere factoren in het spel? Is het vergeten misschien een noodzakelijk bijverschijnsel van het geheugen? Wie geen geheugen heeft kan niets vergeten. Maar wie alles onthoudt zou vroeg of laat krankzinnig worden. Kortom, het is een gave om te vergeten. Dat zei Nietzsche ook al trouwens.

Wat herinner ik mij van een film De Samourai die ik ooit gezien heb? Een collage van fragmentarische beelden, maar niet het hele verhaal, in ieder geval niet het exacte verhaal zoals het werkelijk was. Ook van een boek, dat je gelezen hebt, kun je nooit het verhaal helemaal goed navertellen. Zelfs niet van een boek dat je zelf geschreven hebt, laat staan het een verhaal uit je eigen verleden dat jezelf beschrijft in een boek. Voor mijn bijdrage in het boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose moest ik wat mijn geheugen betreft een kunstgreep toepassen.

Anders dan de twee andere auteurs – Egbert Tellegen en Daan Muntjewerf – kon ik mij niet beroepen op een geschreven tekst die ik in de aanloop van mijn psychose geschreven heb. Ik heb destijds wel zo’n tekst geschreven, maar die tekst is er niet meer. Ik moest mijn verhaal dus reconstrueren vanuit mijn geheugen, uit de flarden en brokstukken van het verleden die daar bewaard waren gebleven. Hoe betrouwbaar die herinneringen zijn, is een vraag die ik mij niet heb gesteld. Misschien is de waan van het geheugen wel groter dan het geheugen van de waan.

Ik ben gezegend met een redelijk goed geheugen. Daarnaast ben ik mij terdege bewust, dat het geheugen met de werkelijkheid aan de haal kan gaan, zeker na al die jaren. Ik werd bij het schrijven enigszins gesteund door mijn medisch dossier van mijn opname in 1966 dat bewaard is gebleven, maar veel informatie over de inhoud van mijn waanwereld was daar niet in te vinden. Kan het geheugen eigenlijk wel herinneringen bewaren aan een periode in het verleden, waarin het brein in wanorde verkeerde? Blijkbaar is dat mogelijk, want ik weet mij veel te herinneren. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat alle informatie uit die periode nog altijd in mijn brein ligt opgeslagen. Ook wat ik ogenschijnlijk vergeten ben. Maar kan het zijn dat mijn geheugen al die gebeurtenissen aan elkaar heeft geplakt en er een verhaal van heeft gemaakt?

Een goed verhaal zet je op het verkeerde been en brengt je in de verleiding om het gangbare, lineaire denkpad te verlaten. Maar hoe zit het met een verhaal dat over je wanen gaat? Daarin is het lineaire denkpad al per definitie verlaten. Een verhaal is pas echt goed als het goed onthouden kan worden. Maar wat maakt een verhaal daadwerkelijk tot een verhaal? Wat is ‘het narratieve’ in een verhaal? En wat is ‘het narratieve’ in een verhaal over je eigen waan? Je zou het begrip ‘narratief’ kunnen definiëren als de opeenvolging van gebeurtenissen die met elkaar in een causaal verband staan en die plaats vinden in tijd en ruimte.

Maar is het altijd een causaal verband dat de ene gebeurtenis met de andere verbindt? Zijn er ook andere verbanden die de reeks van voorvallen op gang brengt? In de waanwereld van en psychoticus bestaat er ogenschijnlijk geen causaliteit. Dat werpt een vraag op die in feite voor elk verhaal van belang is. Wat is de narratieve lijm van het verhaal als zodanig, behalve de causaliteit waardoor – zoals het cliché ons leert – ‘als het heet is de mussen van het dak vallen’?

De eerste jaren na mijn psychose had ik moeite om films te zien. Ik zag de beelden en de opeenvolgende scenes, maar ik begreep het verband niet, dat wil zeggen: de wijze waarop de montage een bepaald verloop van tijd suggereert, een flash back in het verleden of een snelle oversprong naar een ander moment in de tijd. De ‘narratieve lijm’, waarmee de scenes aan elkaar waren geplakt, bleef niet hechten in mijn brein. De cinematografische grammatica was ik opeens verleerd. In mijn hersenen was dat programma kennelijk gewist, en het heeft een hele tijd geduurd, voordat het weer terugkwam. Nog altijd lees ik liever een boek, dan dat ik een film zie. En ik lees ook liever non-fictie dan fictie. Mijn verhalend geheugen is kennelijk iets beschadigd geraakt. Maar met afzonderlijke feiten heb ik geen last, en doorgaans weet ik bestaande feiten ook heel aardig in een nieuw verband te plaatsen.

In de jaren zestig kwam professor Bastiaans in het nieuws met zijn – zoals later bleek  – uiterst discutabele experimenten met LSD bij de psychotherapeutische behandeling van oorlogstrauma’s. Kenmerkend voor zo’n behandeling is dat het geheugen wordt geactiveerd. Traumatische ervaringen worden opnieuw beleefd om daarna beter verwerkt te kunnen worden. In die zin kan vergeten ook een vorm van verdringen zijn. Bastiaans ontdekte ook dat veel getraumatiseerde oorlogsslachtoffers in een crisis terechtkwamen, zodra ze ophielden met werken. Hij raadde zijn patiënten dan ook aan om vooral niet met vervroegd pensioen te gaan en zo lang mogelijk te blijven doorwerken. De dagelijkse besognes van een werkomgeving kunnen een buffer zijn voor de werking van het geheugen. De herinnering keert terug als die buffer wegvalt. Het verdringen van traumatische herinneringen kost ook veel energie. Het wegvallen van spanning leidt vaak tot herinneringen uit een onverwerkt verleden.

Nu is een psychose iets anders dan een oorlogstrauma, maar het is wel opvallend dat ik na mijn vervroegde pensionering in 2007 sterk met mijn eigen verleden werd geconfronteerd. Daarna begon ik ook pas te schrijven. Aanvankelijk over Reve en gaandeweg over mijzelf. Dit weblog fungeert voor mij onder meer als een laboratorium voor het geheugen. Ik ben een verhalenverteller geworden. Al schrijvend krijgt het verleden elke dag een nieuwe plaats in het heden. Schrijven over de jaren zestig is voor mij vaak een aanleiding om toegang te krijgen tot verborgen herinneringen uit die tijd. Maar dan rijst nogmaals de vraag: zijn mijn herinneringen uit die tijd ook betrouwbaar? In zijn essay Vergeetlezen dat is opgenomen in zijn bundel Onze Lieve Vrouwe van de Schemering (2009) schrijft Willem Jan Otten het volgende:

‘ Zoals wel vaker speelt hier mijn nachtmerrie op: een misdrijf zien en moeten getuigen, en dan per verhoor steeds onherroepelijker de hoofdverdachte worden. Honderden keren heb 
ik films aangeraden op grond van gedetailleerde beschrijvingen 
van scènes die er in het geheel niet voorkomen. Ik geef soms 
les aan aankomende scenarioschrijvers, en -er is één scène, het 
begin van Le Samourai (van Jean-Pierre Melville), die ik eerst 
navertel- om de studenten in de ‘juiste’ kijkhouding te zetten – 
en daarna blijkt zeven op de acht keer de scène zo drastisch af te 
wijken van wat ik heb verteld, dat de discussie daarna over mij, 
en mijn ‘geheugen’ gaat, in plaats van over de meesterlijke manier 
waarop Melville de inleving organiseert, en ons de zone van zijn 
film in leidt.’

De scène uit de film Le Samourai van Melville, waar Willem Jan Otten naar verwijst deze passage, gaat in feite over de betrouwbaarheid van het geheugen. Het is een Droste-effect. Otten beschrijft een filmscène die over het geheugen gaat, maar heeft het in feite over de onbetrouwbaarheid van zijn eigen geheugen. Hoe verloopt die scène? Ik herinner me hem als volgt:

De hoofdfiguur, een huurmoordenaar gespeeld door Alain Delon (zo zullen we hem ook noemen), heeft een nachtclubeigenaar vermoord. Om zich zelf een alibi te verwerven, is Delon op weg naar de locatie van de moord eerst nog even langs geweest bij een vriendin. Na de moord keert hij weer bij haar terug. Hij arrangeert het zo dat hij door een voorbijganger herkend wordt in het trappenhuis van haar appartement.

Als hij gearresteerd wordt, beroept hij zich op het alibi dat door zijn vriendin bevestigd wordt, namelijk: dat hij bij haar was op het tijdstip van de moord. Maar de recherche vindt dit geen sluitend alibi. Daarom wordt de man opgespoord die hem in het trappenhuis mogelijk gezien kan hebben. Deze man moet Delon herkennen in een groep van tien mannen, waar Delon er één van is. Om de herkenning moeilijker te maken heeft de rechercheur de jas en de hoed van Delon verwisseld met die van twee andere mannen.

De verklaring van de getuige is verbluffend. Zijn geheugen laat niets te wensen over. Maar als ik dit schrijf, realiseer ik mij, dat mijn eigen geheugen mogelijk onbetrouwbaar is. Mijn weergave van deze scene is misschien niet helemaal juist. Hoe dan ook, na deze bevestiging van zijn alibi, wordt Delon vrijgelaten. Daarna volgt de mooiste scène die wel een kwartier duurt. Delon neemt een taxi, maar wordt achtervolgd door een rechercheur. Als huurmoordenaar, die geheel op zichzelf is aangewezen, kent Delon Parijs als zijn broekzak. Via allerlei obscure uitgangen van de Metro weet hij zijn achtervolger dan ook van zich af te schudden.

De kracht van de film De Samourai is dat er nauwelijks in gesproken wordt. De beelden moeten het doen en vooral de opeenvolging van beelden. Er zijn tal van vragen die de loop der dingen in deze film oproept. Wat is de betekenis van het vogeltje in de kooi dat door de hoofdpersoon wordt gekoesterd? Is het een zachte kant van een meedogenloze beroepsmoordenaar? Of is het een veiligheidsmaatregel om zijn privédomein te bewaken? Wordt hij afgeluisterd? En door wie dan? Waarom zaten er geen kogels in zijn pistool toen hij leunend op piano van de donkere nachtclubzangeres uiteindelijk wordt doodgeschoten door de politie? Wist hij dat zijn spel was uitgespeeld? Koesterde hij een heimelijke liefde voor haar? Wilde hij sterven voor het oog van zijn laatste prooi die in feite zijn muze was? Was het zelfmoord of verkapte zelfmoord: a suicide bij cop?

Ik zag de film voor het eerst in 1968 samen met een vriend in Tuschinski in Amsterdam. Na afloop hebben we nog uren nagepraat. Op het laatst was het voor ons beiden niet meer duidelijk welke film we nu eigenlijk hadden gezien. Wat waren de feiten en wat was het product van onze eigen verbeelding geweest?  Zo herinner ik mij die film nog altijd. Maar nu de werkelijkheid. Tenminste de werkelijkheid van de film, die natuurlijk geen werkelijkheid is, want wat je ziet is nooit in het echt gebeurd. Het is een constructie van de verbeelding.

Maar daar heb je als kijker geen boodschap aan. Het verhaal leeft voort in je geheugen als een sequentie van beelden die zich – om nog altijd onopgehelderde redenen – moeiteloos aaneenvoegen tot het verhaal van de samoerai, de eenzame tijger in de jungle. Wat mij interesseert is de lijm tussen de beelden, die narratieve lijm die van de opeenvolging van beelden een verhaal maakt dat in je kop blijft hangen. Tenminste, dat denk je.

Misschien was het wel een heel ander verhaal. Misschien is het geheugen wel een waanwereld die je zelf hebt gecreëerd. Misschien droomde ik wel van een vrouw die mij uiteindelijk fataal werd. Een vrouw van wie ik zielsveel hield en voor wie ik de dood zonder enige angst tegemoet zag. Een vrouw voor wie ik ten onder wil gaan. Een vrouw, die niet mij niet liefheeft, maar wie ik tot de dood aan toe met heel mijn hart en al mijn liefde zal achtervolgen.