Het is weer hommeles
Het is weer hommeles in het benauwde wereldje van de Friese literatuur. Abe de Vries heeft op zijn weblog laten weten dat hij zaterdag a.s. als spreker niet komt opdagen bij het experimenteel symposium tgv het verschijnen van het verzameld werk van Jan Wybenga. Mogelijk zullen er komende dagen nog meer afzeggingen volgen. Ik acht het niet ondenkbaar dat ik straks als enige het woord voer. Dat wordt een eenzaam symposium dan. Het is moeilijk te peilen wat de werkelijke oorzaak is van dit plotselinge rumoer. De reden die Abe de Vries aangeeft lijkt me onwaarschijnlijk, want de gewijzigde opzet van de uitgave – van Verzamelde verzen naar Verzameld werk – en het niet meedoen van Goitzen van der Vliet waren al veel eerder bekend.
Waarom dan zo’n late afzegging? Dat is niet erg hoffelijk tegenover uitgever en organisator Goasse Brouwer van Frysk en Frij. In de afgelopen maanden heeft de uitgave van Wybenga’s verzameld werk achter de schermen al heel wat reuring veroorzaakt. Zo werd ik regelmatig bestookt met mails van Josse de Haan, die het ook niet eens is met de gang van zaken. Het lijkt erop dat er niet alleen behoorlijk gekonkeld wordt, maar ook dat er allerlei oude rekeningen openstaan, die nu opeens vereffend moeten worden. Kortom, het wordt weer eens ouderwets gezellig aanstaande zaterdag. Maar laat vooral niet afleiden door dit benauwde gedoe en kom gewoon naar Wartena (zie: hier). Voor alle duidelijkheid herhaal ik nog maar eens wat ik op mijn log van 11 augustus schreef.
***
Vorige week kreeg ik een mailtje van Josse de Haan. Hij had gezien dat ik op de sprekerslijst sta van een symposium ter gelegenheid van het verschijnen de Verzamelde werken van de dichter Jan Wybenga. Ik ben als laatste aan de buurt en zal spreken over zijn beeldend werk na dat eerst vier ‘kosmysken’ het woord hebben gevoerd. Een wonderlijke gezelschap, volgens Josse, en hij vroeg zich af wat ik daar tussen moet. Het is me wat met die Fryske skriuwers. Zit ik weer midden in de stront. Na de rel om Agnes Caers vorig jaar dacht ik toch echt alles gehad te hebben. Toen Goasse Brouwer mij vroeg om als laatste het woord te doen op dit symposium, zei ik tegen hem, dat de andere sprekers niet echt tot mijn meest intieme vriendenkring behoren.
– ‘Daar sta ik boven,’ was zijn antwoord.
Dat leek me een respectabele houding. Maar nu rust er wel een zware last op mijn schouders, als ik Josse goed begrijp, om als enige het geluid van een niet-kosmyske ten gehore te brengen. En dat terwijl anderen, dat veel beter zouden kunnen dan ik. Goaitzen van der Vliet bijvoorbeeld, die immers een de echte expert is wat het werk van Wybenga betreft, ‘ook dichter en closefriend tot aan de dood van Wybenga, en uiteraard anarcho-liberaal en antikosmysk’. De reactie van Josse loog er niet om. Ik zal hem hier niet herhalen, alleen de laatste alinea zal ik – met zijn toestemming- citeren:
Conclusie: Na het kapotschrijven van de moderne literatuur in het Wolkenboek (Veenbaas), en de mislukte Spiegel wat betreft de experimentele poëzie (door Oppewal) durven de heren nu na een acht en vier jaren zich weer te vertonen, ter meerdere glorie van zichzelf en de kosmysken, met behulp van anderen. Ik ben benieuwd naar de 6 inleidingen, waar enkele nieuwe optieken gaan verschijnen – Soepboer als ‘psychologe’ over de poëzie van Wybenga (vanuit Carl Jung), en Yedema als ‘existentiefilosoof’ over dezelfde poëzie. Veenbaas zal voor het eerst als poëzie-expert zijn licht doen schijnen vanuit de kosmyske wereld. En Oppewal zal zoals gewoonlijk het ien en oar over JW zeggen. Grote vraag – hoe kan H. Mous dit kosmyske geweld van de wetige kâldgnizers in een vruchtbare synthese brengen, waaruit Wybenga als overwinnaar tevoorschijn komt?