Mens durf te sterven!

‘Vroeg of laat worden velen van ons geconfronteerd met de vraag hoe lang het leven nog waard is geleefd te worden. Om te voorkomen dat deze existentiële afweging ons uit handen wordt genomen door bureaucratische rekenmeesters die er een kille kosten- en batenafweging van maken, moeten we ons ontworstelen aan een ethos dat zich krampachtig aan het leven vastklampt. Maar ook voor de politiek ligt hier een opdracht. Het accent moet worden verlegd van bio-politiek die het leven tot elke prijs in stand houdt, naar een verlichte vorm van thanatopolitiek die het leven ontvankelijk maakt voor de dood. Het zou een verdienstelijk en nuttig zelfhulpboekje zijn: Mens, durf te sterven!’

Aldus Hans Schnitzler in het artikel ‘Levenskunstenaar weet niet hoe hij moet sterven‘, dat gisteren te lezen was op de opiniepagina van de Volkskrant. De ars moriendi – de kunst om te sterven – is een vergeten kunst aan het worden. We hebben het leven zelf heilig verklaard en alles is er tegenwoordig op gericht om dit biologisch leven te verlengen. Maar de vergrijzing maakt de medische zorg die daarvoor nodig is uiteindelijk onbetaalbaar. De bakens moeten dus worden verzet. We moeten weer leren te sterven, omdat de het in standhouden van leven onbetaalbaar wordt.

Op het eerste gezicht is er in deze redenering geen speld tussen te krijgen. En toch klopt er iets niet. De schrijver heeft niet door dat hij zijn pleidooi baseert op een instrumentele redenering, terwijl voor een waarlijke herleving van de ars moriendi  veel meer nodig is. Aan de kunst van het sterven gaat een visie op leven en dood vooraf. En juist daar schort het hem aan tegenwoordig. De zogeheten ‘biopolitiek’ overwin je niet met een ‘verlichte vorm van thanatopolitiek’, maar alleen door een nieuwe metafysica. Maar na de dood van God is die nieuwe metafysica er nooit gekomen. Anders gezegd, het ontstaan van de hedendaagse biopolitiek houdt rechtstreeks verband met het vacuüm dat na de dood van God is ontstaan. Voor wie de ars moriendi in ere wil herstellen, heeft dus een grondiger analyse nodig. Dat moet een analyse zijn die zich niet alleen richt op het verdwijnen van het heilige, maar ook op de redenen waarom het hedendaagse lichaam werd heilig verklaard.

‘De nazi-wetgeving en de ideeën van Hitler komen terug in Europa via de Nederlandse euthanasiewetgeving en het debat over hoe zieke kinderen kunnen worden gedood’. Met deze uitspraak bracht de Italiaanse minister voor Parlementsrelaties enige jaren geleden behoorlijk wat opschudding teweeg. De Nederlandse regering reageerde destijds verontwaardigd. Elke verwijzing naar het nazisme is nog steeds taboe in het beschaafde Europa van na de Tweede Wereldoorlog. Hitler is nog altijd de nulgraad van de moraal, de ultieme maat voor onmenselijkheid. Zolang dit taboe bestaat blijven basale kwesties over de ethiek omtrent lichaam en leven onbespreekbaar. Het is bekend dat de nazi’s een immorele – of beter gezegd a-morele – opvatting hadden over het menselijk leven. Het leven en het lichaam waren in laatste instantie onderworpen aan de totalitaire macht van de staat. Een macht die religieus beladen was.

Wat de nazi’s in feite deden was de uiterste consequenties trekken uit het proces van de moderniteit. Zij bedachten de hypermoderne ‘a-morele moraal’ die past bij het moderne lichaam. 
Deze opvattingen over het ‘moderne lichaam’ zijn bij de overwinning op de nazi’s niet uit de westerse wereld verbannen. Integendeel. Het ‘moderne lichaam’ zweeft nog altijd tussen twee extreme wereldbeelden: enerzijds het wereldbeeld van de vergoddelijkte mens, anderzijds het wereldbeeld van de onthoofde God. Na de Verlichting en de verbeurdverklaring van Koning en God stonden uiteindelijke twee opties open: enerzijds de Übermensch van Nietzsche die zichzelf verheft voorbij de grenzen van goed en kwaad. Anderzijds de democratische kuddemens die de lege plek, die Koning en God hebben achtergelaten, vooral leeg wil houden.

Tussen deze twee uitersten – de vitale volheid en de volgzame leegte – spookt de gedachte rond aan de mogelijkheid van een nieuwe religie die in feite zo oud is als de wereld zelf. Het is de religie het lichaam, waarin het vlees de bron van de lust en het leven is. Een Nietzscheaanse, Batailliaanse religie dus, waarbij begrippen offer, geweld en verkwisting in dienst staan van een nieuwe mens. Dat is een mens die zich ontdoet van zijn moderne beklemming. De mens ook die het lot in eigen handen neemt en voortdurend grenzen doorbreekt, zelfs de grens van zijn eigen lichaam. Zo verschijnt de religie van het moderne lichaam die de nazi’s heel even tot het systeem van de staat hebben kunnen verheffen. De staat eigent zich dan het lichaam volledig toe en kan er ook van alles mee doen, zowel goed als kwaad. Het lichaam wordt vogelvrij verklaard. Het is de grondstof van het kale leven.

De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben heeft in zijn boek “Homo sacer’ (2002) het concentratiekamp het paradigma van de moderne tijd genoemd. In het oude Romeinse recht was de ‘homo sacer’ (de ‘heilige’) iemand die structureel van al zijn rechten was beroofd. ‘Heilig’ verschijnt in deze context in een andere betekenis dan gebruikelijk. ‘Heilig’ is het lichaam van de vogelvrije mens die door iedereen gedood mag worden. Het biologische lichaam, als object van het naakte leven behoort in deze optiek niet meer tot het domein van de burgerrechten. Het is het kale leven dat als biologisch grondstof gaat dienen voor een systeem, het heilige lichaam waarover de totalitaire staat vrijelijk kan beschikken. In deze radicale vorm van ‘biopolitiek van de totalitaire macht’ waren de nazi’s in feite hypermodern. Zij waren hun tijd ver vooruit. Het lichaam is vanuit deze optiek geen bezielde drager meer van de humaniteit , maar de grondstof van het kale leven. Zoals gezegd: het moderne lichaam dient zich aan tussen twee uitersten: de vergoddelijkte mens en de onthoofding van God.

De gewelddadige splitsing van God en lichaam als een daad van staatsterreur wordt de ultieme legitimatie van de macht. De guillotine was de voorloper van de gaskamer. Terreur lag aan de basis van de moderniteit en het nationaal socialisme was geen incident of uitwas, maar de meest radicale exponent ervan. Het wereldbeeld, dat aan het nazisme ten grondslag lag is, niet uit de wereld verdwenen. 
De moderniteit heeft een ontheiligd mensbeeld gecreëerd, waarbij de mens één op één samenvalt met zijn biologische realiteit: het lichaam. Het lichaam is niet de meest individuele behuizing waarin het individu zich manifesteert. Nee, het lichaam is een naamloos en anoniem organisme geworden, dat in wezen toebehoort aan de staat.

Je moet jezelf laten registreren, fotograferen, meten, je moet een handtekening afgeven als bewijs dat je bestaat en wellicht straks ook nog je DNA. Je moet jezelf zo nodig laten inenten. Het lichaam is immers alles wat we hebben. Meer is er niet. Dood is dood. Leven wordt nog zoiets wat je op afroep kunt bestellen, laten repareren en zo nodig pijnloos kunt laten ontmantelen. Het tijdstip van je eigen euthanasie is in overleg met de dienstdoende arts zelfs in het weekend te regelen. Het levende lichaam is tegenwoordig aan tal van regels gebonden, maar dat is wel een regulering van een extreme vrijheid. Je mag jezelf niet zomaar aborteren. Ook voor abortus gelden strakke procedures, maar het principiële recht dat de moeder heeft om het prenatale leven te beëindigen, wordt nauwelijks meer betwist.  Je mag jezelf geen harddrugs toedienen, maar de drugshandel bloeit als nooit tevoren. Nog even en je mag niet ongestraft ongezond leven, zoals jezelf stuk roken tot de kanker je longen verteert, maar het roken en drinken gaat vrolijk door ondanks alle ontmoediging van hogerhand. Het lichaam is in allerlei wetten en verplichtingen ingekapseld door de seculiere staat, die in feite een nieuwe religie aanhangt: de religie van het moderne lichaam.

Het moderne lichaam dient zich aan in de comapatiënt, het slachtoffer van een onzorgvuldig euthanasie of een al te snel afgebroken ongeboren leven. Maar ook in het afscheid van de pijn en de totale uitbanning van lichamelijk lijden waarop de hedendaagse medische technologie zich richt. Het kale leven is het eigen domein van een nieuwe totalitaire biopolitiek, een domein waar het nazistische gedachtegoed voortleeft als een wolf in schaapskleren. 
Mondiaal gezien is die religie van het moderne lichaam misschien wel de enige ideologie die de wereld nog bijeenhoudt. De cynische gedachten van Agamben bouwen voort op Sade, Nietzsche, Bataille en Foucault. Ze leggen een kerngedachte bloot in het nationaalsocialisme, die nog lang niet is overwonnen, maar in de hedendaagse globaliserende kapitalisme in een nieuwe gedaante juist de kop op steekt. Je hoeft maar te kijken naar foto’s van Amerikaanse interneringskampen voor terreurverdachten, of naar detentiecentra voor uitgeprocedeerde asielzoekers om te zien dat het rechteloos ‘heilige lichaam’ zich opnieuw aandient.

In Afrika worden illegale experimenten uitgevoerd op aidspatiënten. In Zuid-Amerika worden organen van kinderen verhandeld op de zwarte markt. En in tal van laboratoria all over the world wordt geknutseld met de menselijke genen. Het lichaam is een technologisch project geworden in dienst van de vooruitgang. Het kale leven dat niemand toebehoort en daarmee een object wordt waarmee de technologie kan doen wat het goeddunkt. Het is het zelfde kale leven, waar de terrorist zijn calculaties mee maakt. Slachtoffers van terreur zijn in feite ‘heilige lichamen’, in de zin van Agamben. Ze zijn een biopolitieke grondstof in het gevecht om de totalitaire wereldheerschappij. In die wereld is het lichaam een maakbaar machine geworden. Het verschijnsel mens was immers een tijdelijke mythe, een constructie van gestolde gedachten. Wat de mens ooit wilde weten is hij altijd geweest. Iets zonder ziel. Iets zonder geest. Iets zonder God.

Het lichaam verdwijnt ook in de nieuwe technologie van het internet. De authentieke identiteit van het individu is een fictie aan het worden. Op internet wordt alles inwisselbaar. Er is geen authentiek ‘zelf’ meer, alleen maar duplicaten van wat ooit een ‘zelf’ is geweest. Er is een nieuw soort cyberpunk aan het ontstaan, waarin een omkering van alle waarden zich voltrekt. Er worden nieuwe ruimtes ontdekt in de virtualiteit en tegelijk lost het lichamelijke zich op in een nog onbekende grondstof van een nog onbekende macht. Steeds meer wordt de ontbinding van het lichaam en de vervanging ervan door zijn eigen substituut in de binnenwereld van cyberspace voorgesteld als een extase, een uitbreiding van het zelf in een ander universum.

Wat in feite gebeurt is het omgekeerde. Het zelf wordt de passieve toeschouwer in een parallelle wereld, waar de biopolitieke macht van het systeem de ziel uit het lichaam heeft weggezogen. In dat licht bezien krijgt de hedendaagse lichaam  een nieuwe aura. Heiligheid is niet langer een religieuze staat van afzondering, waarin een bevoorrecht individu geestelijk contact kan krijgen met een bovennatuurlijke wereld. Het bovennatuurlijke heeft zich teruggetrokken in het lichaam zelf. Heiligheid is tegenwoordig het laatste taboe dat het lichaam scheidt van het volledig opgaan in de sfeer van de biopolitiek. In de soevereiniteit van het opstandige lichaam worden de contouren zichtbaar van een nieuw soort mystiek. Dat is niet de mystiek van de huiverende overgave aan van een creatuur aan een onpeilbaar en numineus heelal – zoals Rudolf Otto heeft gemeend – nee, de kern van deze mystiek ligt tegenwoordig besloten in de trance van de diepste fysieke extase.

Hedendaagse heiligheid is jezelf verbinden met de navelstreng van een oneindige iPod. Heiligheid van nu betekent ‘intunen’ in de fata morgana die het lichaam als een verleidelijke oceaan omspoelt. Het is een gigantische verwijding die de nieuwe media straks volledig gaan ontsluiten in de virtuele realiteit die ons te wachten staat. De hedendaagse heiligheid is een narcistisch en anarchistisch nirwana. Hedendaagse heiligheid is een illusoir verzet tegen de biopolitieke macht die het lichaam ongemerkt al bijna volledig beheerst. Het is het laatste opgloeien ook van het zielloos organisme – dat ‘lichaam’ heet – in een betoverend, maar zielloos heelal. 
Vanuit deze optiek bezien is het absurd om te pleiten voor een nieuwe ars moriendi of een verlichte vorm van thanatopolitiek. De kunst van het sterven leer je niet zomaar. In deze tijd van het DNA wordt het tijd om eindelijk eens het DNA van deze tijd onder ogen te zien.