Liever Nop Maas dan Geert Mak
Tien man en een halve paardekop waren gisteren komen opdraven bij het gesprek dat Geart de Vries had met Nop Maas in boekhandel Van der Velde in Leeuwarden. Dat waren de doorgewinterde Reve-kenners. (Mooi woord, lijkt wat op zeeverkenners). Het werd een prettig gesprek, waar voor de Friese revianen overigens weinig nieuws te beluisteren viel. Op de valreep liet Nop Maas het selecte gezelschap nog weten dat het hoog tijd wordt dat mijn boek over Reve nu eindelijk eens verschijnt. Wie ben ik, om hem daarin ongelijk te geven. Geart de Vries had zich met moeite losgerukt uit het verhitte debat dat tegelijkertijd plaatsvond in Post Plaza. Het leek wel of iedereen in Post Plaza zat om de tirade van Geert Mak aan te horen over hoe de Friezen met het Friesland van Geert Mak omgaan. Het orakel van Jorwerd ‘veegde de vloer aan met Friese bestuurders en de media in deze provincie.’ zo las ik gisteravond op Liwwadders. Dat Geert Mak geen voorstander is van het plan van Leeuwarden om Culturele Hoofdstad te worden heb ik vorig jaar al op dit weblog kunnen melden. Op 18 december 2011 schreef ik het volgende.
‘Bij de inspraakronde voorafgaande aan de behandeling van het plan Fryslân 2018 zei burgemeester Ferd Crone, dat hij de volgende dag een afspraak had met Geert Mak. Daarmee suggereerde hij dat Geert Mak wellicht bereid was om ambassadeur of trekker van het plan Culturele Hoofdstad te worden. Niets is minder waar. Geert Mak is tegen dit plan, zo weet ik inmiddels uit betrouwbare bron. Geert Mak beweert dat Friesland in de ban is van de cargocult, dat wil zeggen: een primitieve imitatie van de Randstedelijke welvaart-cultuur. Welnu, het plan Fryslân 2018 is typisch zo’n voorbeeld van cargocult. Toch is er heel wat voor te zeggen om Geert Mak eens inhoudelijk mee te laten denken over de Europese ambities van Leeuwarden en de Provincie.’
Welnu, dat is dan gisteren eindelijk eens gebeurd. De jubileumbijeenkomst van het Fries genootschap was gewijd aan de vraag of Friesland 2034 haalt. Ik was er zelf niet bij. Ik hou niet van al die grijze koppen van het Fries Genootschap. Ik hou ook niet van Geert Mak en al helemaal niet van debatten over de toekomst van Friesland. Dit soort bijeenkomsten ontaarden doorgaans in een eindeloos gezwam in de ruimte. Zo’n debat suggereert ook dat er wat te kiezen valt. Maar er is geen keus. Voor Friesland is het nu of nooit, stikken of slikken.
Hoe je het ook wendt of keert, Friesland bevindt zich in een overgangscrisis: de transformatie van een traditioneel agrarische naar een postindustriële regio in een snel globaliserende wereld. Dat proces voltrekt zich binnen enkele decennia. Daar is geen houden aan, al creëert het voortdurend schijndilemma’s voor wankelmoedige bestuurders. Zo lijkt het telkens weer of je moet kiezen tussen vernieuwing en behoud in een aanhoudend nul-somspel. Het één gaat immers altijd ten koste van het ander. Een middenweg is er niet. ‘Veranderen om te behouden’ is onzin. Met dit soort slogans van Pontius Pilatus hou je jezelf voor de gek. Het is de dood of de gladiolen. Anders gezegd: radicaal investeren in economie en infrastructuur of wegzakken als een verlaten eldorado voor pensionado’s in een dooie uithoek van Europa.
Maar in feite valt er niets te kiezen. Over 20, 30 of 40 jaar is het voorgoed gebeurd met het mooie oude Fryslân. De randstad en Brabant zitten vroeg of laat mudjevol. Dan zal ook deze provincie er aan moeten geloven. De toekomst vraagt om harde maatregelen en ingrijpende investeringen. We moeten vooruit of we willen of niet. Straks zitten we hier ook opgescheept met alle schaduwkanten van de postindustriële samenleving waar nu alleen de grote steden mee te kampen hebben. En waarom ook niet? We leven hier in de 21ste en niet in de 19de eeuw.
Er zijn heel wat Friezen die allerlei angstige vergezichten zien als ze aan de toekomst van deze provincie denken. Geert Mak speelt daar heel sneeky op in. Hij schetst maar al te graag het doembeeld van allerlei technocratische schijnoplossingen. Keer op keer speelt hij het muziekje van het eeuwige Friese verlangen. Hoewel hij zich verzet tegen het heimwee naar een verleden dat nooit heeft bestaan, is het één en al conservatisme dat deze goeroe uit Jorwert ten toon spreidt. Respect voor het échte verleden, zo noemt hij dat. Dus vooral géén hogesnelheidslijn. Onze nationale, grijze knuffelbeer ziet een nieuw Utopia opdoemen aan de nog altijd onvervuilde, Friese horizon. Dat wil zeggen: slimme, creatieve bedrijfjes die de innovatie van melk- en eiwitindustrie aanpakken in de niches van de Friese plattelandscultuur. Werken in Amsterdam, terwijl je achter de computer op een boerderij voorbij Dokkum zit. Dat soort onzin dus.
Het is de bla bla van een gearriveerde pensionado die hier de geur van zijn jeugd wil snuiven. Politiek correcte heimwee, dat is het ergste wat er is. Zowel Friezen als niet-Friezen lusten er wel pap van. Geert Mak bakt al jaren lang zijn zoete koekjes voor het Friese volk en het vaderland. Ouwehoeren over de Friese toekomst wordt zo een nieuwe vorm van nostalgisch navelstaren en Den Haag vindt dat wel best. Friesland gaat naar de kloten en dat is maar goed ook. Friezen moeten eens ophouden om – met de zakdoek van Mak in de hand – snobistisch mee te snotteren over het glorierijke Friese verleden met zijn onbesmette horizon. Het is hier al honderd jaar armoe troef. Friesland moet kiezen voor een welvarende toekomst. Laten we in onze handen knijpen dat God nu eindelijk eens is opgerot uit Jorwert. Nu Geert Mak nog.