Porno voor antropologen

‘Porno, daar gaat het allemaal om. Het duurt even voor je het beseft, maar dan komt de klap des te harder aan, in het Haus der Kunst in München: voor de Duitse kunstenaar Thomas Ruff is het maken van een foto net zoiets als het vervaardigen van porno. Voor alle zekerheid: wie hoopt dat dit stuk nu verder gaat over prikkeling en seks en geilheid (mede gestimuleerd door Ruffs nudes-serie, waarvoor hij zeer expliciete pornografische foto’s van internet zo bewerkte, dat de meeste handelingen verdwijnen achter een waas van pixels) moet ik teleurstellen – geilheid interesseert Ruff namelijk maar marginaal. Wat wel: dat fotografie, net als porno, je als toeschouwer een wereld voorschotelt die ergens geworteld lijkt in de werkelijkheid, die bereikbaar zou kunnen zijn, mogelijk zelfs echt, maar die je, desondanks, zelf nooit zult ervaren. Je zou dat zelfs een kernprobleem van de fotografie kunnen noemen (ooit al prachtig beschreven door Susan Sontag): dat elke foto, simpelweg door het feit dat ie wordt gemaakt, de werkelijkheid esthetiseert, optilt, verbijzondert.’

Aldus Hans den Hartog Jager in zijn artikel Waar kijken we eigenlijk naar? naar aanleiding van een tentoonstelling van de Duitse kunstenaar Thomas Ruff. Mooi geformuleerd. Als het waar is wat hier staat, dan gebruikt Thomas Ruff pornobeelden die hij van internet plukt om ze vervolgens met fotoshop zodanig te bewerken dat het kunst wordt, een vorm van ‘appropriation photography’ wel te verstaan. Het is niet de inhoud die in dit beeld centraal staat, maar de wijze waarop het beeld tot stand is gekomen. Waar komt dit beeld vandaan? Is het wel afkomstig uit de werkelijkheid, of komt het soms uit en denkbeeldige werkelijkheid? Nu is dat met pornografie sowieso al moeilijk vast te stellen. Porno is per definitie een fictieve wereld, een soort luilekkerland vlak om de hoek dat met een paar klikken van de muis toegankelijk is. Geen Utopia, maar een Pornotopia van mannelijke wensfantasieën. In Pornotopia zijn alle vrouwen op afroep beschikbaar. In zijn essay Pornotheek Arcadia (2000) formuleert Joos Zwagerman het als volgt: ‘Het is een plotloos universum waar alleen de feestelijke uitruil van begeerte bestaat. Pornotopia wordt louter bevolkt door ‘saters en sloeries’, willige vrouwen en optimaal presterende mannen die elkaar moeiteloos vinden in ‘libidineuze blijheid’.’

Wat maakt een beeld tot een beeld? Die vraag houdt tegenwoordig menig kunstcriticus bezig in een wereld die overspoeld wordt met beelden. Er zijn zoveel beelden dat het beeld zelf lijkt te verdwijnen. In de hedendaagse plaatjesmaatschappij wordt het beeld steeds meer van zijn authentieke waarde ontdaan. Beelden zijn op allerlei manieren te manipuleren. Ze worden voortdurend ‘gestript’ van hun oorsprong en in een nieuwe setting tot leven gebracht. Modefotografen hanteren de codes van de documentaire fotograaf. In clips van TMF worden stilistische beeldmiddelen gehanteerd die door kunstenaars zijn ontwikkeld. Zelfs het fotografisch beeld op zich is niet meer te vertrouwen, omdat het digitaal bewerkt en gemanipuleerd kan worden. Foto’s zijn geen ijkpunt meer voor de waarheid. De beroemde woorden van Nietzsche ‘Niets is waar, alles is geoorloofd’ lijken in de voortwoekerende maalstroom van de hedendaagse beeldcultuur een onverwachte bestemming te vinden. Iedereen is uiterst gevoelig voor beelden aan het worden, maar omgekeerd wordt iedereen er ook steeds meer door afgestompt. Een vreemde paradox. We beleven de tijd van de ‘beeldende geletterdheid’, maar ook van de totale ‘beeldindigestie’. De gelaagdheden, coderingen, trucages, associaties en connotaties, die met een beeld verbonden kunnen zijn, worden onbewust ervaren, maar tegelijk ook bewust becommentarieerd. In dat pandemonium is het de taak van de kunstenaar beelden te produceren die weerstand bieden aan deze maalstroom. Dat wil zeggen: beelden die wrijving geven, blijven haken of onderhuids irriteren en intrigeren.

Sinds de jaren zeventig is de kunstgeschiedenis zich geleidelijk aan gaan bezighouden met alle cultuuruitingen die beelden opleveren, van grotschilderingen tot stripverhalen. Naarmate onze eigentijdse cultuur het beeld steeds meer centraal komt te staan, is het exclusieve karakter van het esthetische beeld problematisch geworden. Het zal niet lang mee duren of de zogeheten ‘visual studies’ hebben de kunstgeschiedenis als discipline overbodig gemaakt. Pornografie is niet meer weg te denken in de wereld van vandaag. Het fenomeen maakt deel uit van wat met en modieuze term wel eens onze beeldcultuur wordt genoemd. Opvallend is  hoe weinig serieuze aandacht er aan dit fenomeen wordt besteed met name door kunsthistorici.Waarom die  schroom voor het pornografische beeld als studieobject? In het Nederlandse taalgebied zijn het vooral schrijvers geweest die serieuze aandacht aan porno hebben besteed. Zo kan ik me een paar boeiende artikelen van Willem Jan Otten herinneren en inderdaad dat fraaie essay van Joost Zwagerman, zijn boek Pornotheek Arcadia.

In de literatuur kom je de visuele pornografie zo af en toe tegen, maar lang niet zoveel als in de beeldend kunst, waar het pornografische beeld kennelijk eerder tot filosofische reflecties leidt over de status van het beeld. In de roman Tegennatuur (2009) van Michel van Eeten vormt de expliciete en liefdeloze seks een rode draad. Het verhaal gaat over twee wetenschappers, een vooraanstaand professor aan een universiteit in Californië en een jonge Nederlandse onderzoeker. De een is homo en getrouwd, de ander is hetero en heeft een relatie met een vriendin. Toch raken ze verwikkeld in een onmogelijke homo-erotische relatie, terwijl zij tegelijk ook intensief samenwerken in een wetenschappelijk onderzoek dat even onafwendbaar op een dood spoor belandt. Geregeld wordt het verhaal onderbroken doordat de jonge onderzoeker naar porno kijkt op de computer van de professor. Elke sessie wordt door hem keurig afgesloten door op de kop ‘recente geschiedenis wissen’ te drukken. Het kijken naar pornobeelden op internet fungeert in dit verhaal als een terugkerend intermezzo. Ongeveer zoals de dromen van de hoofdfiguur Frits van Egters in De Avonden van Gerard Reve de hoofdstukken afsluiten. Porno lijkt een nieuw soort droomwereld te zijn, een virtueel wensparadijs dat als een vangnet onder de wereld is gespannen.

Uit antropologisch oogpunt is de virtuele wereld van de pornografie wellicht een voortzetting van het oude droomuniversum van mythen en sagen, dat in primitieve culturen het onbewuste van de mens structureerde tot een vast patroon. Het verbaast me hoe weinig de pornografie nog benaderd wordt vanuit een cultureel antropologisch perspectief. Pornografie is niet alleen een ‘plotloos universum’ zoals Joost Zwagerman beweert, maar ook een ’tijdloos universum’. Of beter gezegd, in de archaïsche droomwereld van de porno heerst nog de cyclische tijd. Alles gebeurt in en eindeloze herhaling, zonder begin of eind. Hier raakt de primitieve tijd van de prehistorische mens de moderne wereld van de eenparig versnelde vooruitgang. Als Fokke Sierskma nog leefde zou hij er vast een studie aan hebben gewijd. De meest uiteenlopende structuren in de verhouding tussen de seksen zijn in de pornografie te herkennen als de paringsrituelen van primitieve stammen als de Papoea’s of de Pueblo-indianen.

‘De schijnbaar onuitputtelijke voorraad bodemschatten en grondstoffen, en de fabelachtige ontwikkeling van de techniek hebben blijkbaar de bewuste of halfbewuste gedachte doen postvatten, dat de volmaaktheid om de volgende straathoek ligt. Men kan in deze geseculariseerde civilisatie beter speken van een luilekkerland dan van een paradijs, maar dat is een kwestie van inhoud: de vorm is de volmaaktheid.’

Dat schreef Fokke Sierksma in zijn spraakmakende studie Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (1960). Welnu, porno is ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’. Het is een utopie die de techniek tot werkelijkheid heeft gemaakt in het hier en nu. Een droomwereld die realiteit is geworden, maar tegelijk onwerkelijk blijft. De techniek stelt ons in staat om terug te keren naar onze archaïsche roots. Het paradijs is op afroep beschikbaar als een nieuwe hemel uit een ver verleden die neerdaalt in het heden.

Seks is een raar ding. Vannacht was het weer zover. Zomaar dook er seks op in mijn dromen zonder dat ik weet wat ik er mee aan moet. Ik kwam Loek K., een oude schoolmaat tegen. Hij was zelf inmiddels al jaren leraar aan grote scholengemeenschap. Met enige trots liet hij mij zijn klaslokaal zien. Op elke schoolbank stond een gettoblaster. Als je die aanzette, kwam er geen muziek uit. Eigenlijk waren het videorecorders die de vorm hadden van een gettoblaster. Elk apparaat had een klein schermpje dat gericht stond op de lessenaar voor in de klas. Op elk schermpje was een pornofilm te zien. Loek K. gaf dus les aan pornofilms, zou je kunnen zeggen. Hij deed daar heel luchtig over, het was nu eenmaal zijn vak nietwaar. Alle filmpjes werden één voor één aan mij getoond en voorzien van deskundig commentaar. Hij zei dat jongens van tegenwoordig zo slecht hun eikel wassen. Hij besteedde daar veel aandacht aan in zijn lessen. Later zag ik mij zelf onder de douche mijn eikel wassen. Tot bloedens toe, waarna ik wakker werd

Ik heb lang zitten peinzen, waar zo’n droom vandaan komt, maar ik kom er niet uit. Het enige aanknopingspunt kan zijn, dat ik gisteren nieuwe flossenraggertjes heb gekocht, omdat ik wat last heb van bloedend tandvlees rechts bovenin. Maar wat heeft dat nu met mijn eikel van doen? Het is mij een raadsel, hoewel. Tanden zijn natuurlijk zeer seksueel beladen. Je gebit verliezen is net zoiets als impotent worden, zo wordt wel eens beweerd. En wat te denken van de ‘vulva dentata’, de getande vagina? Ik moet er niet aan denken. Maar dan nog, zoiets verzin je toch niet: tot bloedens toe je eikel wassen? Het rare is dat in de droom realiteit en fictie steevast door elkaar werden gehaald. In de droom wordt gespeeld met de coderingen van het beeld. Zo zag ik opeens dat ik niet in de werkelijkheid leefde, maar in een televisiestudio. De muren van het klaslokaal waren verschuifbare panelen, die op aandringen van de floormanager langzaam werden afgebroken, want er stond alweer een volgende sessie op de rol. Het leek wel die film over een soapserie, The Truman Show, waarin de bewoners van een Amerikaans stadje niet wisten dat hun eigen ‘werkelijkheid’ als decor voor een soapserie werd gebruikt. Maar dit was anders. Het had er alle schijn van dat ik in de opnamestudio voor een pornofilm was beland.