Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde

 

Fragment uit:

Fokke Sierksma, Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde

Het is tenslotte nuttig, een aantal elementen op te sommen, die bijna alle of zeer vele messianistische bewegingen gemeenschappelijk hebben. Deze methode blijkt ook op andere terreinen in zwang te komen. Ook zullen elementen worden genoemd die niet universeel of bijna 
universeel zijn; maar die op zo grote afstand van elkaar gevonden worden, dat ze als onafhankelijke parallellen belangwekkend zijn.

I

Op de eerste plaats: zo goed als alle bewegingen worden gesticht door een 
bepaald individu dat als zodanig bekend is. Deze laatste toevoeging
is noodzakelijk, want uiteraard ontstaat iedere nieuwe gedachte in
het hoofd van één individu, maar vooral in primitieve samenlevingen wordt daar in het algemeen weinig aandacht aan geschonken. De stichters van messianistische bewegingen zijn echter als zodanig bekend, alleen al omdat zij een ingrijpende boodschap brengen, die geheel buiten het gewone cultuurpatroon valt. Bij de voorbeelden van messianisme die in dit boek zijn gegeven, werden opzettelijk enkele atypische 
bewegingen opgenomen. Een stichter/leider vindt men niet bij de Yaruro en de Unambal, omdat in beide gevallen de dynamische beweging ‘vervangen’ is door een statische vorm van religie. Bij de Yaruro neemt de sjamaan in zekere zin de plaats van de stichter in.

Dat een beweging ondanks’ haar onaangepast karakter een omweg naar nieuwe verhoudingen en dus ook een culturele revolutie kan zijn,
blijkt in die gevallen waarin de stichter de oude leiders naar het tweede plan doet verhuizen. Hij heeft verder dikwijls een integrerende functie in een desintegrerende samenleving, al kan hij – zoals later zal blijken – ook in plaats van vrede het zwaard brengen. Merkwaardig genoeg kunnen zij, die functie vervullen niettegenstaande het feit 
dat’ zij niet zelden labiele persoonlijkheden zijn volgens westerse begrippen, soms ook volgens de begrippen van hun eigen cultuur – één 
der laatste berichten op’ dit terrein maakt melding van een ‘lesbische’ profetes’ in Polynesië. Stichters zijn altijd uitstekende figuren. De betekenis van hun geneurotiseerde persoonlijkheidsstructuur is tweeërlei. Op de eerste plaats zijn zij het inbegrip van hun samenleving, 
omdat in hen het psychische conflict een ‘exemplarische’ intensiteit krijgt. Op de tweede plaats maakt hun labiele structuur het mogelijk, dat bij hen in droom en visioen ook en juist de onbewuste, diepste aspecten van dat conflict openbaar worden, zodat zij kunnen zeggen 
wat de anderen slechts vaag voelen. Linton zegt van de tromba (zoals men trance en bezetenheid op Madagaskar noemt): ‘Like most 
hysterical seizures, trombarequires an audience.‘ Hier blijkt duidelijk 
wat het verschil is tussen een strikt individueel psychologische en een 
sociaalpsychologische functie van een dergelijk verschijnsel.

Hysterici 
hebben publiek nodig, inderdaad. Hun trances zijn een middel om aandacht op zichzelf te vestigen. Maar in de acculturatieve situatie kan dit een zeer positieve factor zijn, omdat het publiek de hystericus nodig 
heeft als die man tenminste een symbolische en tijdelijke oplossing geeft voor de acculturatieve conflicten, die in hen woelen en op een 
bepaald moment een symbolische formulering vragen, als een reële
oplossing onmogelijk is. De herhaaldelijk geopperde mening dat deze 
stichters bedriegers zijn, is even eenzijdig als de stelling dat zij niets 
dan hysterici zijn. Ook hier moet men hun sociale functie niet uit het 
oog verliezen, terwijl men daarbij evenmin mag vergeten dat zij, àls 
zij bedriegers zijn, meestal ook zelf-bedriegers en dus bona fide zijn. 
Het is opvallend hoe weinige stichters een beweging alleen maar voor 
eigen doeleinden misbruiken en hoe velen onder hen reëel dan wel 
symbolisch synthetisch werkzaam zijn. Evenals de politieke hervormer
 Paliau, die zelf ook een tijdlang werd verzwolgen door de koortsdromen van een ‘cargo cult’, is een messianistische stichter meestal ‘a man 
who meets the hour’, zoals Mead het uitdrukt. Kamma vertelt dat de koreri-Ieider Stefanus, toen hij door de blanken gevankelijk werd weggevoerd, tegen zijn volgelingen zei: ‘De schil verlaat jullie, de inhoud 
blijft.’ Deze bewuste formulering, die een bewijs is van de grootheid 
van deze man, geldt onbewust voor vele stichters.

II

Het tweede kenmerk kwam in de voorgaande alinea reeds ter sprake. Bijna alle stichters hebben een roepingsvisioen. Ook over de functie daarvan werd reeds gesproken: vanuit het onbewuste worden de conflicten, van, de acculturatieve situatie geformuleerd en althans symbolisch opgelost. Kortheidshalve kan in verband met trance, extase, visioen en droom worden verwezen naar Sargant’s ‘Battle for the mÏnd.’ 
Zijn causaal neurofysiologisch verklaring heeft ook grote betekenis 
voor primitief messianisme, al worden in zijn betoog de psychische factoren min of méér opzettelijk verwaarloosd. Nu wij hiermee toch 
in het grensgebied tussen psychologie en psychiatrie zijn, kan van de gelegenheid gebruik worden gemaakt, de aandacht te vragen voor de 
term ‘Collectief autisme’, die met betrekking tot de Peyote cultus is 
gebruikt. Men kan die ook toepassen op vele messianistische bewegingen waarin een groep ‘in zichzelf opgesloten’ raakt en leeft van wensfantasieën, mits men het functionele karakter ervan niet uit het 
oog verliest, evenmin als het feit dat de fantasie een omweg naar de 
werkelijkheid kan zijn. In verband met de dikwijls gebruikte termen
progressie en regressie, kan hieraan nog worden toegevoegd dat zowel 
progressieve als regressieve bewegingen in psychologisch opzicht dus 
regressief zijn, het contact met de werkelijkheid verliezen en daarvoor de droomvoorstelling substitueren.

III

Het derde kenmerk is de uit het roepingsvisioen resulterende boodschap, die op hoger gezag aan het volk wordt gebracht. De inhoud daarvan varieert, zoals de bewegingen variëren: oproep tot zedelijke 
herbewapening, verkondiging van het laatste der dagen met of zonder 
de komst van een nieuwe aarde, een terug tot de wegen der vaderen’, 
dan wel de heilsboodschap van een nieuwe wonderwereld die in ieder
opzicht van de bestaande verschilt, etc. Verder worden meestal nieuwe cultusvormen, nieuwe riten en gezangen e.d. verkondigd. Kortom, de 
stichter kondigt het heil aan en zegt, op welke wijze men zich daarop 
moet voorbereiden. In ieder geval zal de bestaande situatie binnen afzienbare tijd bovennatuurlijk en dus drastisch worden gewijzigd en 
wel hic et nunc, d.w.z. op deze aarde. In het overgangsgeval der Unambal is het echter onheil, in dat der Yaruro is het een heil niet op aarde, maar achter de horizon. De komst vim de nieuwe aarde is dikwijls slechts mogelijk na een kosmische catastrofe. Voor zover hier 
geen christelijke invloeden werkzaam zijn, kan men de vraag stellen df deze catastrofe nief de projectie is van de ‘break down’ van de per- 
soonlijkheid van de sticht~r, als hij in trance -komt: zoals zijn bewuste 
wereld ineenstort om plaats te maken voor het visioen uit het onbewuste, zo zal ook de nieuwe droomwereld geboren worden nadat de 
oude is vernietigd. Merton’s bekende theorie van de ‘self-fulfilling 
prophecy‘ gaat met betrekking tot het wereldeinde uiteraard niet op. Anders gerichte voorspellingen komen minder vaak voor dan algemeen verondersteld wordt. Wonderen als ‘bewijs’ vinden hoogstwaarschijnlijk een verklaring in’ de verhoogde suggestibiliteit, die het kenmerk is van iedere beweging, of in mythevorming achteraf.

IV

In de vierde plaats verdient een verschijnsel vermelding dat ook 
Barnett is opgevallen. Niet zelden komt het voor, dat naast of onder de stichter één of meer organiserende individuen optreden. Reeds Williams noemde de ’tweede man’ van de Vailala-Razernij de ‘Paul of 
Papua’ . Bij de Shakers treedt naast John Slocum in deze uitvoerende
functie Mud Bay Louis op, op Palau in Micronesië Ongesi naast Temudad. Terwijl de profeet van de ‘Ghost Dance’ van 1890 in het hoge 
noorden bleef, had hij bij verschillende Indiaanse stammen ook een 
organisator. In een monografie zouden meer voorbeelden gegeven kunnen worden, maar het voorkomen van dit verschijnsel op Nieuw- 
Guinea, in Micronesië en Noord-Amerika is al interessant genoeg, wanneer men denkt aan de verhouding tussen Mohammed en Abu 
Bekr, Jezus en Paulus. Barnett, in wiens zeer belangrijke boek het begrip ‘uitvinding’ een belangrijke plaats heeft, spreekt hier van de 
relatie tussen uitvinder en verkoper. Men kan ook zeggen: ‘Wenn die 
Könige bauen, haben die Kärner zu tun.‘ Het verkoperstype, dat zelf niet creatief maar wel ‘quick in the uptake’ is en dat een bemiddelende 
functie vervult, omdat het tegenover de stichter iemand uit het publiek, 
maar door identificatie met de stichter tegenover het publiek een leidersfiguur is, zal stellig algemeen menselijk zijn. In messianistische 
bewegingen dient de vergelijking met de ‘verkoper’ bovendien zo te 
worden toegespitst, dat deze Paulusfiguren de praktische mensen zijn, 
die een brug slaan tussen het visioen van de stichter en de dagelijkse 
werkelijkheid.

Want hoe symbolisch ook, de boodschap van een stichter dient niettemin in een gemeenschap gerealiseerd te worden. Dikwijls is de stichter een labiele figuur, gevangen in zijn droom ,en on- geschikt voor de praktische vraagstukken die ook aan een messianistische beweging verbonden zijn. Juist in die gevallen waarin de stichter (bijna) geen andere rol speelt dan die van de ziener, is een organisator onmisbaar. Het is een boeiend probleem, in hoeverre zo’n 
organisator de oorspronkelijke boodschap naar eigen aard en/of inzich kan veranderen. Wovoka’ s vredesboodschap werd via zijn organisator(en) bij de Sioux tot een oproep tot verzet, en het is niet uitgesloten dat John Slocum’s verkondiging op dezelfde wijze enkele
wijzigingen onderging. Bij de Pawnee troffen we een soortgelijk verschijnsel aan. Het voorbeeld van de ‘Ghost Dance’ stelt ook ‘de vraag 
naar de verhouding van’ discipelen’ en ‘Paulus’. In het algemeen schijnt 
het dat bij één gemeenschap één organisator voldoende is, maar dat 
er verschillende organisatoren – al of niet onder de leiding van één individu – optreden, wanneer een beweging zich bij verschillende stammen of groepen verbreidt. Naast en onder de ‘Paul of Papua’ 
werkte tijdens de Vailala-Razernij een aantal organisatoren, die ‘inspectiereizen’ hielden, problemen oplosten, en een zekere controle 
uitoefenden in de verschillende dorpen.

V

Dit verschijnsel is nauw verwant met het vijfde kenmerk van vele bewegingen: zij hebben niet zelden een missionair karakter. Vooral 
in primitieve samenlevingen, waarin ieder individu, door zijn geboorte 
vanzelfsprekend deel krijgt aan de cultuur en de religie van zijn stam, 
is dit een ongewoon verschijnsel. Ook wanneer een beweging als een 
vuur om zich heen grijpt en het grootste gedeelte van een bevolking zich enthousiast overgeeft aan de droom die alle reeds lang opgekropte gevoelens bevredigt, blijven er altijd de individuen die sceptisch zijn (zijn er vele ongelovigen, dan werkt een beweging splijtend i.p.v. integrerend). Dit betekent dat er een tegenstelling ontstaat tussen gelovigen en ongelovigen. Het mag herhaald worden dat dit in een 
primitieve samenleving een hoogst ongewone situatie is. De gelovigen 
trachten de ongelovigen te overtuigen. Met andere woorden: men drijft zending. Tot op zekere hoogte zou men kunnen zeggen dat er 
een persoonlijke beslissing wordt gevraagd, wanneer men daarbij maar
 bedenkt dat die beslissing in de meeste gevallen neer komt op de vraag 
of een individu wel of niet in staat is weerstand te bieden aan dé zuigkracht van alle onbewuste krachten die hem drijven tot het geloof in het wonder. Intussen mag men ook hier niet te veel nadruk leggen op 
het individu en zijn vrije keuze, ook al worden in deze bewegingen de 
leden van een primitieve samenleving voor een keus geplaatst, die zij 
vroeger niet kenden: geloof of ongeloof.

Zonder twijfel zijn er enkelingen die een, zeer persoonlijke strijd voeren – men zou willen 
weten, onder welke omstandigheden Paliau bezweek voor de ‘cargo cult’ -, maar veel intrigerender is het voor de culturele antropoloog 
te zien hoe er herhaaldelijk in een gebied waar een beweging om zich 
heen grijpt, een enkel dorp is dat niet meedoet. Alleen een nauwkeurige analyse – waarvoor ons bijna altijd de gegevens ontbreken – zou in die gevallen een verklaring mogelijk maken. Nu kunnen we alleen ten 
overvloede weer eens vaststellen dat sociale verschijnselen bepaald worden door een ingewikkeld complex van factoren. Juist omdat een samenleving vóór het uitbreken van een messianistische beweging als 
het ware op het scherp van de snede leeft, kan een betrekkelijk kleine 
oorzaak zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. In verband met de Navaho hecht Kluckhohn daaraan weinig betekenis, maar Firth heeft bijvoorbeeld op Tikopia kunnen vaststellen dat er geruchten 
onder de bevolking de ronde deden die in ieder opzicht ‘klassiek’ messianistisch waren, terwijl het toch ,niet tot een beweging kwam. De 
vraag wanneer de drempel tussen voorstelling, gerucht en beweging 
overschreden wordt, is buitengewoon boeiend, maar kan – als zo vele 
vragen – niet worden beantwoord, bij gebrek aan voldoende gegevens. Er is een zeer bijzondere veldwerker nodig met een ongewoon ‘oor’ 
voor wat er in een volk leeft, om moeilijk grijpbare gegevens als geruchten te kunnen registreren.

VI

Een zesde kenmerk van messianisme is, dat men tijdens een beweging gewoonlijk het dagelijks leven opschort. De verwachting van de komende heilstijd maakt het leven van alledag volmaakt onbelangrijk. 
Men stuurt. bijvoorbeeld de copra-schepen terug met de mededeling 
dat er geen copra is en dat er ook geen copra meer zal komen. Bij 
landbouwende volken laat men de ploegen op, de akkers staan. Dit 
spreekt eigenlijk vanzelf. Heeft de mens eenmaal de stap van realiteit 
naar droom gedaan, dan heeft de werkelijkheid met al haar frustraties 
iedere zin verloren. Het gewone leven wordt vervangen door een bijna uitsluitend ritueel leven, waarin men zich voorbereidt op en de voor- maak proeft van de tijd die komt. Dikwijls wordt die rituele voor- 
bereiding beschouwd als een ‘voorwaarde voor de komst van de heils
tijd. Hier ligt een typisch verschil tussen typisch messianistische bewegingen en bewegingen van zedelijke hervorming. In de laatste wordt 
zonder eschatologie het voortbestaan van groep en enkeling afhankelijk gesteld van de afschaffing van sterke drank, de stopzetting van 
vechtpartijen, enz. In de messianistische bewegingen bereidt men zich 
ritueel d.w.z. symbolisch, op, de heilstijd voor .. Maar ook hier zijn er 
allerlei overgangsvormen. Messianistische bewegingen waarin de eis tot zedelijke herbewapening wordt gesteld, komen voor naast bewegingen waarin men jacht maakt op heksen.

Maar bijna altijd is een beweging de voorbereiding van de nieuwe tijd, of men nu de oude 
cultuur in ere herstelt dan wel de blanke cultuur met of zonder in- 
’zicht imiteert. In een beweging heeft men door de macht der verwachting het oude leven reeds achter zich gelaten, zodat men in een overgangstijd leeft. Zelfs de Yaruro hebben in hun statische messianisme in wezen reeds afgerekend met de bestaande situatie. We kunnen dan 
ook zeggen dat zo goed als iedere beweging een poging is om schoon 
schip te maken, of er nu een nieuwe moraal wordt gepredikt dan wel 
korte metten wordt gemaakt met het oude cultuurbezit. Alleen als er 
schoon schip is gemaakt, “kan de mens opnieuw beginnen, de uiteindelijke vernieuwing uiteraard overlatend aan het wonder. In dit ver- 
band kan nog worden vermeld dat niet alleen in droom en extase, in 
stopzetting van het dagelijkse leven en meer of minder symbolische (‘ 
voorbereiding van de heilstijd de garantie wordt gevonden dat die 
tijd ook werkelijk zal komen. Die garantie vindt men ook in de genezing van ziekten door de stichter. Hoewel niet universeel, is wonder- 
genezing een niet zelden voorkomend verschijnsel.

VII

In de zevende plaats is het niet zonder betekenis dat elke beweging 
vanuit een godsdiensthistorisch gezichtspunt syncretistisch moet worden genoemd. Hoewel een progressieve beweging een geheel nieuwe 
cultuur en een regressieve beweging een volledig herstel vim de oude 
cultuur beoogt, zodat in beide gevallen een beweging steeds als iets 
nieuws, hetzij als revolutie, hetzij als reformatie wordt gevoeld, voor 
de toeschouwer is het duidelijk dat de bewegingen zowel in hun voor- 
onderstellingen als in hun :uitdrukkingsvormen mengsels zijn van oud en nieuw. Van reacties op een acculturatieve situatie kan men ook niet 
anders verwachten. Juist omdat in dit boek herhaaldelijk de nadruk 
is gelegd op het onaangepaste en symbolische karakter der messianistische bewegingen, moet er hier nogmaals op worden gewezen, dat 
het ook  stroomversnellingen, in het acculturatieproces zijn, die de gelovigen weliswaar meesleuren ‘ins Blaue hinein’, maar hen tegelijkertijd losscheuren van oude dan wel nieuwe waarden, gedachtegangen 
en instellingen. Ook in dit opzicht is een psychologische benadering niet zonder betekenis, en is het te betreuren dat bij het veldwerk niet voldoende aandacht aan dit aspect is besteed.

Vooral met betrekking 
tot de progressieve bewegingen zou het van belang kunnen zijn, wanneer men over voldoende gegevens beschikte, aan de hand waarvan 
een beeld gevormd kan worden van de wijze waarop in een beweging schoksgewijs sommige oude ideeën worden afgeschud en andere oude 
ideeën worden gecombineerd met nieuwe vooronderstellingen. In dit 
verband kan herinnerd worden aan Williams’ helaas unieke observatie 
van een wijziging in het zielsbegrip als gevolg van een messianistische beweging. Iets dergelijks geldt ook voor regressieve bewegingen, die 
bijna altijd ontstaan wanneer er van de oude cultuur grote gedeelten 
onherroepelijk verloren zijn gegaan, zodat men een zgn. integraal herstel van die cultuur slechts met behulp van nieuwe vooronderstellingen 
kan doorvoeren. Er is een speciale studie nodig om na te gaan in hoeverre regressieve bewegingen nieuwe levenswaarden sanctioneren met een beroep op de oude cultuur. Men kan hier denken aan het blanke 
verbod van oorlog en agressiviteit in het algemeen, dat door een messianistische beweging wordt overgenomen, of aan gewijzigde opvattingen over seksueel gedrag. Maar dit is niet het enige. Dockstader 
heeft met betrekking tot de Hopi gedetailleerd aangetoond, hoe een 
conservatieve cultuur zich in het groot van het westen distantieert 
door zich in het kleine aan te passen – een aanpassing die onvermijdelijk is.

Een dergelijk onderzoek zou met betrekking tot regressieve bewegingen wenselijk zijn en hoogstwaarschijnlijk soortgelijke 
resultaten hebben. Het zij herhaald: de geschiedenis kent slechts eenrichtingverkeer. De ‘Ghost Dance’ heette ook ‘Jesus Dance’, en in de 
Peyote-cultus zingen nu Indianen, dat, als zij sterven, Jezus hen wacht 
aan de poort van de hemel. Nooit ontstaat er iets volstrekt nieuws en nooit blijft het oude integraal bestaan. Dat kan met betrekking tot het syncretistische aspect in ieder geval worden gezegd. Nog in onze tijd
 kan een christelijke Indiaan zeggen ‘Hell isn’t Indian’, en wanneer 
Parsons meedeelt dat de zgn. gekerstende pueblo-Indianen van het 
christendom onder meer niet hebben overgenomen God, Jezus en de 
met zijn leven en dood samenhangende begrippen zonde, kruising, ver
lossing, hemel en hel, dan zou men bijna vragen wat zij dan wel heb 
ben overgenomen. Maar ook in minder uitgesproken gevallen zal 
blijken dat met of zonder messianisme cultuurcontact hetzelfde is als 
cultuurmenging. De enige vraag die van betekenis is, is die naar de
 verhouding der samenstellende delen en naar de factoren die deze 
verhouding bepalen. Naar alle waarschijnlijkheid is syncretisme een 
vorm van integratie. Het culturele en religieuze syncretisme van Guatemala wijst in die richting. Hiermee is echter niet alles gezegd. Tus
sen het religieuze dualisme der Mistassini en het syncretisme van 
Guatemala ligt de merkwaardige combinatie van dualisme en syncretisme van de pueblo-Indianen. Een nader onderzoek is hier gewenst 
naar oorzaken en functie. Het lijkt in ieder geval waarschijnlijk, dat 
een volk kan beginnen met een ideologisch dualisme, maar dat het deze 
oplossing niet zal kunnen volhouden.