Als twee druppels water
In de films van Brian de Palma is ‘de gespleten persoonlijkheid’ een terugkerend thema. Een film waarin dit overduidelijk een rol speelt is Dressed tot Kill (1980), met alweer een verwijzing naar een film van Hitchcock. De moord in de douche in Psycho (1960) werd door De Palma verplaatst naar een moord in een lift. Deze twee scenes lijken op elkaar als twee druppels water (zie hier en hier). De moord in de lift in Dressed to Kill is een van de gruwelijkste scenes in de filmgeschiedenis en het zou mij niet verbazen als het idee voor de film De lift (1983) van Dick Maas destijds ontstaan is na het zien van deze horrorscene. Kate Miller is de vrouw die in de lift vermoord wordt. Zij wordt gespeeld door Angie Dickenson die in de jaren zeventig wereldwijde bekendheid verwierf met haar hoofdrol in de televisieserie Police Woman die in Nederland door de Tros werd uitgezonden onder de titel Pepper. Het bijzondere van het script van Dressed to Kill is dat de gestoorde dader met het Multiple Personality Disorder een psychiater is, wiens vrouwelijke patiënten achter elkaar vermoord worden. Elke dag na twaalven verlaat deze psychiater zijn eigen praktijk om verkleed in vrouwenkleren (dressed to kill) zijn gruwelijke daden te plegen. De oude waarheid dat de dader altijd de butler is gaat in deze film dus niet op. Pas op voor uw psychiater, dat is de boodschap.
Toen de film in 1980 in première ging, liep ik zelf ook bij een psychiater en wel op de toenmalige Hege Wier in Leeuwarden. Het was een vrouwelijke psychiater die heel goed was in haar vak. Jaren later kwam ik haar nog eens tegen ’s avonds laat in een kroeg in Leeuwarden. Ze was inmiddels bevriend geraakt met iemand die ik goed kende en zo raakten wij aan de praat. Het ging niet meer zo goed met haar. Ze was geen psychiater meer. Haar eigen zoon had een psychose gekregen en was al enige tijd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Later heb ik haar nog een keer ontmoet en bij die gelegenheid kreeg ik van haar het leerboek cadeau, waar zij tijdens haar studie voor psychiater wel een half jaar op gestudeerd had. Het was Theories of Pesonality (1966) van Cavin Hall en Gardner Lindzey. Dat boek staat nog altijd bij mij in de boekenkast. Voorin staat een geschreven tekst, een soort opdracht met een korte beschrijving van haar leven, met daarbij een lang gedicht van haar zoon dat in en enveloppe zit verpakt. Ik heb haar nog gezegd dat zoiets intiems eigenlijk niet iets is om zomaar weg te geven. Nadien heb ik haar nooit meer gezien. Ik weet net of ze nog leeft en of haar zoon nog leeft.
Ik weet niet precies waarom ik deze twee gebeurtenissen met elkaar in verband breng: de film van Brian de Palma en het boek van de psychiater die geen psychiater meer is. De verdubbeling van de persoon, dat is waarschijnlijk de link. Dr Jekyll and Mr Hyde, de twee manifestaties van dezelfde persoon. Dr Jekyll and Mr Hyde hebben overigens nooit bestaan, alleen in de gelijknamige roman van de Schotse schrijver Robert Louis Stevenson, die al in 1886 gepubliceerd werd. ik weet niet of de MPD-stoornis toen in al zijn facetten bekend was. Het zou niet voor het eerst zijn, dat een geestesziekte voor het eerst in de literatuur ontdekt werd. Psychiaters zijn van oudsher bekwame interpretatoren van reeds bestaande romanpersonages. Wie veel romans leest wordt vanzelf psychiater, daar heb je eigenlijk helemaal geen leerboeken voor nodig. Misschien had mijn eigen psychiater destijds dat ook ontdekt, wellicht toen ze moest constateren dat ook haar eigen zoon psychotisch kon worden, terwijl ze daar zelf helemaal niets aan kon doen. Ze stond erbij en ze keek ernaar.
Vaak valt mij op dat mensen over hun eigen ervaringen in de psychiatrie beginnen te vertellen, als ik er zelf over begin. Op 4 mei j.l. hield ik een lezing in het ISVW De internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden. Tijdens de lezing, waarin onder meer de gestoorde geest van Hitler aan de orde kwam, liet ik terloops weten dat ikzelf als puber een psychose had gehad en dat ik mijn ervaringen daarover op schrift had gesteld in een boek. Toen ik de volgende ochtend wilde wegfietsen, kwam er een vrouw naar me toe om te vragen wat de titel was van dat boek dat ik mede had geschreven. Haar zoon was enkele maanden tevoren ook getroffen door een psychose en ze maakte zich daar grote zorgen over. Het was voor haar een geruststelling dat je na een psychose op latere leeftijd ook nog lezingen kon geven. Ook toen ik nog les gaf op de Avondacademie van Minerva heb ik vaak gemerkt dat mensen na afloop naar mij toe kwamen, als ik vertelde dat ik zelf ooit een psychose heb gehad. Dat was een hele geruststelling om te horen, omdat ze zelf of in hun naaste familie ook iets dergelijks hadden meegemaakt.
Maar terug naar de film Dresed to kill van Brian de Palma. Er is natuurlijk nog een andere link met deze film. Dat is de suggestie, die ik gisteren in mijn blog heb gedaan, dat Wiersma een afsplitsing zou kunnen zijn van mijn eigen persoon. Het wonderlijke is dat zoiets helemaal niet waar hoeft te zijn, om toch een zekere waarheid te kunnen verwerven, een soort fictieve waarheid die alleen op internet of in een roman kan bestaan. Een mooi voorbeeld van een roman waarin het thema van de persoonsverdubbeling een centrale rol speelt is De donkere kamer van Damocles (1958) van Willem Frederik Hermans, het boek dat later in Als twee druppels water (1962) werd verfilmd door Fons Rademakers. ‘Dagenlang zwierf hij rond op zijn vlot, zonder drinken. Hij stierf van dorst want het water van de oceaan was zout’, zo luidt de eerste zin van dat prachtige boek dat ik las op de middelbare school.
Osewoudt en Dorbeck dat zijn de dubbelgangers in dit boek, waarbij voor de lezer niet duidelijk wordt hoe deze persoonsverdubbeling nu precies in elkaar zit. Osewoudt is wanhopig naar zijn dubbelganger Dorbeck op zoek, maar komt niet veel verder dan het telkens herhalen van zijn hoop dat op een dag zal blijken dat er sprake is van een misverstand. Laatst las ik een artikel in De Gids, waarin een vergelijking werd getrokken tussen deze roman van Hermans en de onmogelijke figuren in de tekeningen van M.C. Escher. Eerlijk gezegd heeft dat artikel mij geïnspireerd tot mijn eigen ‘possible world hypothese’ door te veronderstellen dat Wiersma een afsplitsing zou kunnen zijn van mijzelf. In het boek van Hermans is geen sprake van een afsplitsing – denk ik – maar het zou kunnen zijn dat de ene personage alleen in het hoofd van de andere heeft bestaan door een psychologisch mechanisme van projectie, identificatie en idealisatie. Hoe dan ook, als op het eind van het boek het fotorolletje wordt ontwikkeld, blijkt er niets op te staan. Iets dergelijks zou ook bij Wiersma het geval kunnen zijn. Wiersma bestaat alleen als een psychologisch mechanisme: een projectie, een identificatie of een idealisatie. Hij bestaat alleen in mijn eigen hoofd, niet als een afsplitsing van mijzelf, maar als een gedroomd schaduwbeeld in the continuing story van dit weblog.
(wordt vervolgd)