Ik denk, dus ik ben Wiersma in Franeker
‘Op vrijdag 27 april 2012 werd in het stadhuis te Franeker het boek “Zekerheden in waarnemingen, Natuurwetenschappelijke ontwikkelingen in Nederland rond 1900” aangeboden. Het boek is uitgegeven door uitgeverij Verloren te Hilversum (ISBN 978-90-8704-194-6). Voorafgaand aan de presentatie werden we rondgeleid in het Eise Eisinga Planetarium door de voorzitter van het Obe Postma Selskip, George Huitema. In het stadhuis werden, na hartelijk ontvangen te zijn door de burgemeester Fred Feenstra, twee interessante voordrachten gehouden, te weten door Huib Zuidervaart en Cees Andriesse (alias Wiersma. h.m.). Er waren veel mensen op af gekomen; zo’n vijf en zestig!
Zie de site van het Obe Postma Selskip
‘Ik denk, dus ik ben Wiersma in Franeker’
Er is geen mooiere stilte, heeft Oek de Jong ooit beweerd, dan de stilte van een plattelandsstation. Achterberg had iets met het station van Hulshorst. Niemand stapt in. Niemand stapt uit. De deuren van de trein openen zich en gaan weer dicht terwijl in de korte stilte, die zo ontstaat, de hele Veluwe zijn aanwezigheid lijkt op te dringen. Maar de trein stopt niet meer in Hulshorst. Ik heb het nog met het station van Franeker. Je moet goed opletten, want je bent er voorbij voordat je het weet. Het is me al menig keer overkomen dat ik de deuren van de trein hoorde dichtgaan en ik langzaam in witte letters op een blauw bord FRANEKER aan mij voorbij zag trekken. Ik had er hier uit gemoeten, denk ik dan. Te laat, maar ik begin het te leren. Als de deuren zich openen en de stilte binnendringt, dan denk ik: ‘Ik denk dus ik ben Wiersma in Franeker.’
Op het perron is alles voorbij. De trein verwijdert zich naar de horizon en die eigenaardige, zich verwijdende stilte, waarin afwezigheid aanwezig lijkt te worden, bestaat niet meer. Uitstappen is een illusie verbreken. Het heelal splitst zich in tweeën, terwijl jezelf het omgekeerde ervaart, als een ritsluiting die voor je ogen wordt dicht getrokken. Eén moment was het mogelijk ergens te zijn en niet te zijn. Wie op een station aarzelt met uitstappen kan zich eventjes in een dergelijke toestand wanen. Het is een kortstondige ontregeling van de waarneming. Je denkt dat je in Franeker bent en je bent er niet. Je bent in Franeker en je denkt dat je er niet bent. In zo’n situatie kan twijfel een wurggreep worden. Als je ermee doorgaat kom je niet in Franeker terwijl je er bent. Je bent er nooit als je dan nog blijft denken: ‘Ik denk dus ik ben Wiersma in Franeker.’
Er zijn situaties, waarin twijfel de neiging heeft om zichzelf hardnekkig in stand te houden. Voordat hij zich dan gewonnen geeft, moet je haast de wanhoop nabij zijn. Toiletten in Parijs hebben vaak de eigenaardigheid, dat het licht pas opgaat als je de deur op slot doet. Als Descartes, die de twijfel tot een methode van denken verhief, in zo’n toilet ooit had moeten kiezen tussen volledige duisternis of een open deur, dan had de Verlichting nog eeuwen op zich kunnen laten wachten. Toen ik voor dit dilemma werd geplaatst, zag ik mijn lot onder ogen en koos voor de duisternis, waarna terstond het verlossende licht opstak. Een oplossing van een probleem kun je soms alleen zien door af te zien van een oplossing. Zo kun je eindeloos blijven zoeken naar een nieuwe betekenis in een zin van zeven woorden en opeens bemerken, dat deze zin als geheel eigenlijk geen betekenis heeft en juist daardoor in zijn context weer een betekenis krijgt: ‘Ik denk dus ik ben Wiersma in Franeker.’
Denken doe je niet in Franeker, hooguit uitstappen, kaatsen of wandelen over het Bolwerk. ‘Ik denk dus ik ben’ was misschien niet meer dan een gedachteflits van Descartes in de ochtendschemering, een onbewaakt moment waarin gedachten kunnen ontsporen, uit hun eigen stroom ontsnappen, geen oorzaak lijken te hebben of zich als vanzelf aandienen in het brein. Een mens is misschien niet meer dan een langzaam wakker wordende aap die nog heel wat ontsporingen voor zich heeft. Soms onthult zich in een glimp een beeld van de omgeving als een gigantisch spoorwegemplacement van hier tot Wladiwostok. Bewustzijn is zoiets als rijden in een trein. Je bent nooit zeker van je zaak. Rijden we nou of rijden we niet? De rails kun je zien, maar het denken krijgt geen grip op zichzelf. Voor wie het probeert en in Wladiwostok begint, is er uiteindelijk maar één conclusie: ‘Ik denk dus ik ben Wiersma in Franeker.’
Descartes is in Franeker nooit uit de trein gestapt. Daarvoor had hij lang moeten wachten. Pas op 27 oktober 1863, nadat heel Nederland in rep en roer was geweest door wat toen de ‘spoorwegkwestie’ werd genoemd, is uiteindelijk de spoorlijn tussen Leeuwarden en Harlingen in gebruik gesteld. In die tijd begonnen de Frieslanden van Harlingen tot Bremen het aanzien te krijgen van één groot spoorwegemplacement. De stilte werd definitief verbroken door de oprukkende locomotief, die het vlakke land het aanzien gaf van een immense modelspoorbaan. Treinen in Fryslân waren ook nooit helemaal echt. Ze konden niet verdwijnen achter de heuvel of in een bocht, om van een tunnel maar te zwijgen. Hun naakte aanwezigheid vormde het schrikbeeld van een nieuwe tijd die onontkoombaar bezit nam van het landschap. Met passer en liniaal werden nieuwe trajecten aangelegd door landmeters en ingenieurs. Fryslân werd een spinnenweb van plaatsnamen die sindsdien in spoorboekjes geordend staan in tijdtabellen: Leeuwarden 16.20; Deinum 16.25; Dronrijp 16.31; …..’Ik denk dus ik ben Wiersma in Franeker.’
In 1629 arriveerde Descartes in Franeker, waar hij een tijdje verbleef. Met zijn gepunte schoenen liep hij door de straten, in cirkels over het bolwerk, van de universiteit naar het slot van de Sjaerda’s en weer terug. En onderweg maar twijfelen, altijd maar twijfelen. ’s Nachts in het Sjaerdemaslot moet de stilte ondraaglijk zijn geweest. Slapeloze nachten zijn vaak noodzakelijk om de laatste twijfel te doen verdwijnen in een optrekkende ochtendmist. Het slot, dat zich bevond op de plaats van het huidige kaatsveld, werd geheel omsloten door een gracht. Het valt niet te bewijzen, maar er wordt met stelligheid beweerd dat dit ongenaakbare, in zichzelf gekeerde beeld van een kasteel met een slotgracht voor Descartes de aanleiding is geweest voor zijn beroemde gedachte ‘Cogito ergo sum’ – ‘Ik denk dus ik ben’. In de stilte van Franeker zou hij zijn experiment van de absolute twijfel zijn begonnen, een experiment dat voor bijna vier eeuwen lang het wereldbeeld en ook het aanzien van de wereld zou gaan veranderen. Maar het is niet zeker. De twijfel blijft altijd bestaan. Descartes was niet gek. Ook al is het waar, dat hij heeft nooit gedacht: ‘ Ik denk dus ik ben Wiersma in Franeker.’