Wiersma en het Lourdeswater
‘Kunnen er echt wonderen gaan plaatsvinden? Ja. Vooral en met name als je kleine hoeveelheden L water en of/familie intraveneus zou gaan toedienen. Drinken, inademen of baden kan ook maar dat duurt veel langer. Nul procent bijwerkingen en genezingskansen zo rond de 97-100%. Maar in dat geval moet je dus geloof/religie combineren met wetenschap en geneeskunde. Vandaar L 2.0. Bewijzen van? Ja hoor. De kennis is er al meer dan 100 jaar. Wetenschappelijke documenten, onderzoeksresultaten, filmpjes, getuigenissen, Nobelprijswinnaars etc. Plus daarbij mijn eigen proeven die ik zo weer na kan doen en laten zien.
Waarom weten wij dit niet? Omdat het een bedreiging is voor de pharmaceutische industrie. Artsen die vroeger deze therapieën toepasten werden kaltgesteld, belachelijk gemaakt of uit hun ambt gezet. Tegenwoordig zijn er wel weer artsen die deze therapie(en) toepassen. Oa in Duitsland, Maleisie, Amerika. In Nederland doet men sinds 2011 ‘iets in die richting’, voor kankerpatiënten, maar veel te ingewikkeld en omslachtig. Hierdoor krijg ik het idee dat ze wel in de goede richting zoeken, maar het nog niet helemaal snappen.
Onderschat de macht en invloed van big pharma niet. Die hebben beweerd dat L-water schadelijk is en gevaarlijk. Daarom mag het – ondanks bewezen werking- niet worden toegepast. De door de pharma opgeleide – en zelf niet nadenkende-artsen zijn er dus van overtuigd dat het ook schadelijk is. Het tegendeel is echter waar. Het eigen lichaam maakt het zelf aan in geval van ziekte etc. Zelfs planten en vruchten maken het aan. En dat is dus een van de redenen waarom vruchten en groentes zo gezond zijn. Het best rauw eten. Ik ben geen veggie hoor, we hebben per slot van rekening de ijstijden overleefd op het eten van vlees. (…)
Het ziekenhuis in Dokkum zou misschien weer open kunnen voor L water therapie. Ook voor nog gezonde mensen nuttig. Ook al ben je niet ziek, het maakt op zijn minst je aderen schoon. Daardoor betere stofwisseling, meer energie, betere weerstand etc. Zie het als een verjongingskuur. Er zijn zelfs mensen die beweren dat hun haar van grijs weer terugging naar de oorspronkelijke kleur. Maar er zijn meer natuurlijke kuren te ontwikkelen, zoals magnesium, zink, vitamines etc. Voor bepaalde huidziekten zou je warm water mineraalbaden kunnen bouwen. Zoiets als de Dode zee kuren maar dan -of all places- in Dokkum. Stel je haalt na verloop van tijd 100.000 ‘pelgrims’. Over 200 dagen per jaar. Das 500 bezoekers per dag. Dat zijn ongeveer 16 bussen heen en 16 bussen terug extra over de weg.’
Aldus Wiersma in een reactie op mijn blog De vrouw met de duizend namen van 11 maart j.l. Wiersma is een groot kenner van L-water, Lourdeswater wel te verstaan. Die fascinatie hebben we met elkaar gemeen. Wiersma lijkt wel een beetje op mij. Zoals ik gisteren al liet weten: het mysterie rond de identiteit van Wiersma is voor mij opgelost. Gisternacht om 03.27 uur heeft Wiersma gereageerd op mijn vraag ‘Is dit Wiersma?’. Uit zijn reactie kon ik opmaken wie Wiersma is. Ik weet dat nu zeker, althans voor 99,9 % Ik weet het nu, en daarmee is voor mij de zaak afgedaan. Op verzoek van Wiersma heb ik het blog Wie is Wiersma? met de foto en de daarop geplaatste reacties van deze site verwijderd. Ik weet niet of Wiersma in de toekomst zal blijven reageren, nu ik weet wie hij is. Ik heb daar trouwens geen enkel bezwaar tegen, integendeel. Wiersma blijft welkom, en ik zal zwijgen als het graf. Al met al kunnen we concluderen dat ik niet Wiersma ben. Wiersma raadde mij aan, om mij een nacht lang aan mijn bed vast te laten binden. Alleen dan zal ik het helemaal zeker weten. Ik heb dat advies van Wiersma opgevolgd en zit vannacht vast onder een spanlaken. Als Wiersma vannacht op dit blog reageert, weten we dus eens en voor altijd: IK BEN NIET WIERSMA. Speciaal voor Wiersma herhaal ik vandaag mijn verhaal over het Lourdeswater.
O, ja… de intekening op mijn boek Modernisme in Lourdes, Gerard Reve en de secularisering verloopt nog altijd zeer voorspoedig. Inclusief de reservering van boekhandel Van der Velde staat de teller nu op 131. Wie had dat durven hopen!
*
‘Welnu: een katholiek dier bij uitstek is de papegaai. Op gezag van het handboek van Ripa is deze fraai gevederde mensenvriend door de R.K. Kerk leerstellig als katholieke vogel erkend, onder andere omdat het naast de mens het enige dier is dat Ave kan zeggen. Vandaar ook, dat die oergezellige kerk in de Kalverstraat te Amsterdam De Papegaai heet, waar alles nog in het Latijn gaat en de vernieuwers (lees: vernielers) geen poot aan de grond krijgen.’
Aldus Gerard Reve in Zondagmorgen zonder zorgen (1995). Vorige week donderdag was ik zelf in Amsterdam. Ik liep door de Kalverstraat en nadat ik een half uur lang bij de Slegte gezocht had naar een boek dat ik niet kon vinden, vervolgde ik mijn weg naar het Spui. Even verderop zie je dan aan je rechterhand de wat onooglijke gevel van De Papegaai, de Amsterdamse schuilkerk, die ook wel bekend is door het plakkaat dat bij de ingang hangt: Een kwartier voor God. Zo had Reve aanvankelijk zijn boek Moeder en Zoon willen noemen. Wat ik geloof’ was ook een titel die het niet heeft gehaald. Ik liep naar binnen en kon de verleiding niet weerstaan om een kaars voor het Mariabeeld op te steken. Die gewoonte blijf je je leven lang houden, als je ooit katholiek gedoopt bent. Katten maken pompende bewegingen met hun pootjes zoals ze dat ooit deden om de melk uit de tepels van hun moeder op te stuwen. Zo branden katholieken kaarsjes bij Maria, ook al ze allang niet meer ter kerke gaan. Het is iets dierlijks. Het heeft met instinct te maken, niet met verstand.
‘Ach neen, dat kaarsbranden voor mij hoeft niet. Laat het maar. Ik behoef voorlopig geen Troost meer doorkaarsen, want ik heb het gevoel dat het niet Zwaarmoediger meer kan, met mij. Ik zit op de bodem, en dat is wel een veilig voel. Jij moet nu maar eens een kaars gaan branden voor je zelf. Je moet gaan naar De Papegaai. Er staan daar altijd kaarsen voor 30 cents per stuk. Ik betaal voor vier stuks ooit meer dan één gulden, omdat ik een goede klant ben. Dat is genoeg. Op werkdagen is De Papegaai altijd open. Het is in de Kalverstraat, tussen het Spui en de Dam, links je van het Spui komt, en iets verder dan halverwege, dacht ik. Meteen als je binnenkomt, zie je wel links kaarsen staan branden voor Moeder en Kind. Ontsteek er maar naar behoefte, en zeg dan maar, hardop of bij jezelf: ‘Mevrouw, moet maar zien. Bekijkt U het maar eens. Ziet U maar.’ Dat is heel goed. Winkelende vrouwen gebruiken die kerk als uitspanning, om zonder al te veel kosten haar zware boodschappentassen en zieke lichamen even neer te kunnen zetten. Als je vlak achter ze gaat zitten en geknield zo ver mogelijk naar voren buigt, kun je haar gefluister afluisteren. Ik hoorde de laatste keer, dat ik er was: ‘Ze kan geen soep koken. Dat kan ze niet. Ze kan het gewoon niet.’
Dat schreef Reve in een brief aan Carmiggelt op 2 november 1971. Nederland was aan het bekomen van de roerige jaren zestig. De kerken gingen dicht, maar De Papegaai bleef open, zoals hij nog altijd open is. In de Papegaai zetelt de ‘Stichting Geestelijke Bedevaart tot Lourdes’. Waarom die bedevaart ‘geestelijk’ is, weet ik eigenlijk niet. Hoe dan ook, deze instelling maakt het voor zieken en invaliden mogelijk om naar Lourdes te reizen, zo las ik in een folder bij de ingang, ‘Geestelijke Bedevaart naar Lourdes’ werd in 1885 opgericht, toen een echte bedevaart voor slechts weinigen mogelijk was. Ook zijn er in de kerk flessen verkrijgbaar met water uit de bron bij de grot in Lourdes, het zogeheten ‘Lourdeswater’. Ik kon het niet nalaten om een zo’n fles mee te nemen. Hij kostte één Euro vijftig. Ik betaalde met twee Euro, zodat ik voor de resterende vijftig cent een kaarsje kon opsteken, dat inmiddels dus 20 cent duurder is dan veertig jaar geleden. Het was eigenlijk geen fles, waarin het Lourdeswater zat, maar een grote plastic flacon met een etiket erop. Hij staat nu bij mij thuis op de schoorsteen, tussen de Madonnabeelden, kaarsen en andere roomse parafernalia.
Lourdeswater roept bij mij een cascade van herinneringen op. In het begin van de jaren zestig ben ik drie keer in Lourdes geweest, samen met mijn ouders. Mijn vader nam daar altijd een fles Lourdeswater mee naar huis, zelf getapt uit de kraan bij de bron. Lourdeswater is een homeopathisch geneesmiddel dat veel krachtiger is dan Haarlemmer olie. Ook mijn tantes in Huissen hadden altijd een grote fles Lourdeswater op de gang staan. Die fles had de vorm van een Mariabeeld. Ik vroeg me wel eens af of dat water voor eeuwig goed bleef, of het niet ging stinken op den duur. Maar dit heilige water werd geacht over bijzondere krachten te beschikken.
In Lourdes – zo ging het verhaal – werden de zieken ongewassen in het bronwater gedompeld zonder dat er ooit een overleed aan een infectie veroorzaakt door de pus van hun etterende wonden. Het Lourdeswater zou ook zo krachtig zijn dat je het eindeloos verdunnen kunt. De kracht blijft bewaard, zelfs in één druppel op een hele liter. Dat is het geheim van Lourdes. Eau de Lourdes is dan ook sterker dan Eau de Cologne, al mogen dan in de Dom van Keulen de relieken van de Drie Koningen worden bewaard, Lourdeswater, daar kan geren reliek tegen op. Het is het vruchtwater van de Heilige Maagd. Of beter gezegd: het embryovocht van de Verlosser.
Lourdeswater kan zich dus eindeloos vermenigvuldigen. Dat kunnen relieken ook. Als je alle splinters van het kruis, die in middeleeuwse kerken worden bewaard, bij elkaar zou leggen, dan zou je een heel bos aan voor je ogen zien opdoemen. ‘Zes paar ossen’, zo stelde Bernardus van Siena, ‘kunnen niet het hout slepen dat doorgaat voor het hout van het heilige kruis.’ In het paleis van Lateranen schijnt men in een – met diamanten versierde – gouden reliekhouder de navel en de voorhuid van De Here te bewaren ( ‘alles geestelijk natuurlijk’) in afwachting van betere tijden. Want het Vaticaan mag dan geen last hebben van de kredietcrisis, een reliekcrisis is het ergste wat deze firma kan overkomen. Men doet dan ook voortdurend aan product-innovatie. Er is een dringende behoefte aan nieuwe relieken. Echt of vals, anything goes.
Hoe bepaal je trouwens de echtheid van een reliek? Rond een echt reliek schijnt een geur van heiligheid te hangen, zo wordt wel beweerd. Of er zit een plakkertje op met het wapen van de paus. Maar wat doet het ertoe, dat certificaat. Het is de gelovige die maakt dat een reliek ook inderdaad werkt. Zo gaat het ook met Lourdeswater. Je kunt de kruik eindeloos navullen met leidingwater. Geen gelovige die iets zal merken. Kortom, dit water gaat nog jaren mee.
Reve is overigens meerdere malen zelf ook in Lourdes geweest. Hij was zich diep bewust van de archetypische symboliek van grot, bron, water, maagd, dood en sterfelijkheid. Archeologen hebben ontdekt dat Lourdes al ver voor dat de beschaving in Europa zijn intrede deed een magische plaats is geweest. In Lourdes heeft het mysterie van het christendom zich verzoend met moeder aarde, gepersonifieerd in Moeder Maria, de Eeuwige Maagd. ‘Het is de verzoening met het leven,’ schrijft Reve, ’met de Aarde, met het lichaam, met de sterfelijkheid. Graf en schoot is het, die Grot, en je kunt de mensgrote kaarsen zien als Roeden of als kaarsen in een altijddurende sterfkamer, net naar wat je wilt: het kan vermoedelijk beide tegelijk, want alles wordt één in Lourdes.’ In Lourdes heeft Reve definitief zijn genezing gevonden. In Het Lieve Leven schrijft hij: ‘O.L. Vrouw ter Nood in Heiloo, die heeft mij uit de drank gehaald, & O.L. Vrouw van Kevelaer uit de Melancholie. & O.L. Vrouw van Lourdes heeft mij genezen van mijn angst voor het leven. Ik ben nergens meer bang voor, & dat is ook wat waard.’
Maar terug naar De Papegaai in de Kalverstraat. Als je de binnenkomt zie een houten papegaai aan het plafond hangen. Waarom geen echte papegaai? zo vroeg ik mij af. In het Spaanse stadje Santo Domingo de la Calzada, dat aan pelgrimsroute naar Santiago ligt, hangt in de kerk een hok met een échte kip en haan erin. Daar is dan ook ooit een wonder gebeurd. Het is een lang verhaal, maar het komt er kort gezegd op neer, dat gebraden kippenboutjes ooit weer veren kregen en luid kakelend en kraaiend uit de dood zijn opgestaan. Kijk zo doe je dat. Je moet er wat voor doen om je pelgrimsplaats op de kaart te zetten. Je hebt dus goud in handen met zo’n papegaai in huis. Bovendien, de papegaai is het meest katholieke dier dat er bestaat. Nog roomser dan de paus.
Maar wat misschien nog mooier is: het zou een wonder zijn, als die houten papegaai in De Papegaai opeens het Ave Maria ging zingen. Deze papegaai zou middels een versnelde procedure terstond heilig worden verklaard in zijn eigen heiligdom. Een zaligverklaring is dan niet meer nodig, want dit is een wonder in het kwadraat. Zoiets moet toch makkelijk te regelen zijn. Laatst heb ik bij de Action in Leeuwarden twee plastic parkieten gekocht die gaan fluiten als je er langs loopt. Ik heb ze uiteindelijk de nek omgedraaid want ik werd er horendol van.
‘Koop een papegaai,’ zo heet ook een hoofdstuk in Reves boek Zondagmorgen zonder zorgen (1995). Het betreft een brief aan Rudy Kousbroek, geschreven op Hemelvaartsdag in 1985. Reve raadt Kousboek aan een papegaai te kopen van een levenservaren zeeman. Zo’n papegaai die de hele dag roept: ‘Je moet je zieltje aan God verkopen.‘ Want dat had Reve eens gehoord van de dichteres Vasalis. Die logeerde als kind wel eens bij haar roomse grootvader in diens pastorie, want die grootvader was r.k. priester. (‘Gedurende die logeervakantie werd zij telkens erg katholiek, maar dat ging na thuiskomst vanzelf weder over’):
‘Na de H. Mis gaf die grootvader, bij de koffie, nog enige toelichtingen op zijn preek. Telkens als er even een stilte viel, riep uit de voorkamer de papegaai uit zijn kooi (want die grootvader had een papegaai) ” je moet je hartje aan God geven.” Ook dat verhaal is nog steeds op waarheidsgehalte na te trekken.’
Ik heb het nog eens nagetrokken in de Vasalis-biografie van Maaike Meijer. Maar helaas, ik kan het niet vinden. De jarenlange vriendschap tussen Reve en Vasalis werd vanaf 1983 geleidelijk aan minder en verliep. ‘Hij is net een zebra en je weet nooit op welke streep je zit,’ placht Vasalis over Reve te zeggen. Dat is mooi gesproken. Het kan niet anders of ook een zebra is een katholiek dier. Misschien wel het meest katholieke dier dat er op aarde nog rondloopt. Nog roomser zelfs dan de papegaai.
De afkeer die de katholieke kerk heeft ten aanzien van de dieren is terug te voeren op Augustinus. Hij stelde dat het de dieren ontbreekt aan ratio en vrije wil. Het zijn reddeloze wezens. Doe er mee wat je wilt. Zij vallen buiten Gods plan. Door de introductie van het begrip ‘katholieke dieren’ wilde Reve de katholieke leer corrigeren. In zijn boek Reve tot de vierde macht (2004) veronderstelt Toine Moerbeek dat Reve kort voor het schrijven van Bezorgde ouders (1988) de ‘Belijdenissen’ van Augustinus heeft gelezen en zich ergerde aan Augustinus’ afwijzing van de zinnelijke liefde en zijn afkeer van de dieren.
Reve was op zoek naar een religie waarin de seksualiteit een centrale plaats had. Zo zou hij op het idee van de ‘katholieke dieren’ gekomen zijn door het hindoeïsme, dat hij door het lezen van Schopenhauer had leren kennen. Het hindoeïsme kent vele ‘heilige dieren’ zoals de koe, de olifant en de papegaai. Bovendien kent deze religie aan de obsceniteit een sacrale waarde toe. Verder meldt Van Moerbeek dat de kerkelijke schrijver Irenaeus rond 180 n.C. melding maakte van een vrouw, Prisca, die een volgelinge van Jezus was. Zij zag consequent een vrouw in Jezus. Binnen de gnostiek zouden zelfs verhalen bestaan dat Jezus een dier was. Volgens van Moerbeek, moet Reve, die goed thuis was in de gnostiek, hier van geweten hebben.
Maar ik dwaal af. Dat is een kwalijke eigenschap van me. Als dolende ridder heb ik geen doel. We hadden het over Lourdeswater. En over Wiersma natuurlijk. Wiersma, wie is Wiersma? Voor mij een weet, voor u een vraag. Vannacht sprak Wiersma wijze woorden. Het hadden de mijne kunnen zijn:
‘Maar wat is nou belangrijker. De boodschap of de boodschapper.
Focus Huub, focus. Of prioriteiten, wat je wilt. Ik ben niet belangrijk, laat me.’