Het Fries Museum is niet van deze tijd

Vorige week viel er een heel pakket met uitnodigingen bij mij op de kokosmat, allemaal afkomstig van het Fries Museum. Nee, niet voor de opening van Koningin Máxima, want daar mogen natuurlijk alleen bobo’s en geldschieters bij aanwezig zijn. Ik ben ‘geplaceerd’ in het tweede echelon. Maar ze konden kennelijk ook niet om me heen. Voor wat hoort wat, no. Het betreft de uitnodiging – voor één persoon  – voor de voorbezichtiging van alle presentaties en tentoonstellingen waarmee het Fries  Museum, inclusief het Verzetsmuseum, op 13 september a.s. van start gaat. Samen vertellen zij ‘Het verhaal van Friesland.’ Wat moet ik mij daarbij voorstellen, dat verhaal van Friesland? In de afgelopen jaren zijn wij ermee doodgegooid. Bij elk praatje kwam Saskia Bak weer op de proppen met dat ‘verhaal van Friesland’, zodat op een gegeven moment iedereen ging denken dat dit nooit echt een sterk verhaal kon worden. Sinds wanneer is het museum trouwens een marktplaats voor verhalen? Wie heeft dat ooit bedacht?

Deze omslag van werkelijkheid naar verhaal, van feit naar fictie, zou je ‘de narratieve revolutie in het museumbeleid’ kunnen noemen. Op een gegeven moment was het niet interessant meer om de dingen gewoon te laten zien zoals ze zijn, dus moesten er allerlei verhalen worden bedacht om mensen nog tot een museumbezoek te kunnen verleiden. Die omslag moet zich ergens in de jaren tachtig hebben voltrokken, op een moment dat werkelijkheid fictie werd en het de historie zich transformeerde tot een bundeling van verhalen die vooral sappig verteld moeten worden.

In feite diende die omslag zich voor het eerst aan op het terrein van de theologie. Toen God definitief was doodverklaard, begon men de Bijbel te lezen als een verhaal. Onlangs las ik het dikke boek van Edward Schillebeeckx uit 1973:  Jezus het verhaal van een levende. Die titel zou een trendsetter worden en niet alleen in de theologie. Daarna werd alles een verhaal, want sinds God dood is geloven we alleen nog in verhalen. Historici werden verhalenvertellers. Ze konden in verhalen ons van alles wijs maken over een middeleeuws dorpje in de Pyreneeën of over hoe God verdween uit Jorwerd. En het publiek lustte er wel pap van.  Wat dat betreft voelen ze daar in het Fries Museum de tijdgeest goed aan. Dat mag ook wel, veertig jaar na dato.

‘Het is voor mij een tijdloos gebouw, een gebouw dat met beide benen op de grond staat, geen opsmuk 
kent en eigenzinnig is. In die zin typisch Fries,’ zo wordt architect Hubert-Jan Henket geciteerd in de uitnodiging. Zo kan ie wel weer. Hier staan alle clichés over Friesland en de Friezen in één zin op een rij, Het zou mij niet verbazen als het ‘verhaal van Friesland’, dat ons in het museum getoond gaat worden, ook bol staat van de clichés. Het moet natuurlijk vooral geen nieuw verhaal zijn, maar een verhaal dat iedereen al lang kent. Mensen gaan straks alleen nog naar het museum om iets te weten te komen wat ze allang weten.

‘Het verhaal van Friesland’ is uit en te na bekend, en daarom – zo wordt geredeneerd – is het juist zo’n sterk verhaal. Wat alles wat bekend is, dat scoort. Daar haal je bezoekers mee binnen. Onbekend maakt onbemind. Daar kan de schoorsteen niet van roken. En er moet straks nodig geld in het laadje komen, want het moet allemaal voor een habbekrats. Het personeelsbestand wordt tot één derde teruggebracht. En van die fraaie opzet om elk kwartaal een andere opstelling van de collectie te laten zien zal niks terechtkomen helaas. Nee, het wordt één groot verhaal wat we te zien krijgen, en dat ene verhaal blijft gewoon tot sint juttemis zo staan.

‘Het Fries Museum gaat over de Friezen en over Friesland. Over de elf steden en het platteland, de haat-liefde verhouding met het 
water, de zoektocht naar het typisch Friese en de plek van Friesland 
in de wereld. Het zwaard van vrijheidsstrijder Grutte Pier, oude 
kostuums, bodemschatten uit de Friese terpen, de nalatenschap 
van de exotische danseres en mogelijk dubbelspionne Mata Hari, 
schilderijen van Gerrit Benner, hedendaagse beeldende kunst en 
de Overval: samen vertellen ze het verhaal van Friesland.‘

Bent u er nog? Dat verhaal zal ons dus met de paplepel worden ingegoten. ‘Kom op in ferrassende wize yn de kunde mei in eigensinnich 
stikje bûtenlan yn Nederlan. Wat is typysk Frysk? Wa wie Mata 
Hari efter har sluiers? Hoe Frysk bin ne fryske kij? Wiene der yn 
de midsieuwen Fryske keningen? En ûntdek hoe’t skriuwers, 
skilders en fotografen troch de jierren hinne nei Fryslân en de 
Friezen seagen.’  En als dat dan nog niet voldoende is gaat Jort Kelder ons uitleggen hoe wie in het Friesland in de 17de eeuw de lakens uitdeelde. We moeten ‘vijf sleutelfiguren 
met hun persoonlijke kostbaarheden, ambities en geheimen. Society-expert Jort Kelder laat zien dat begrippen als old boys network, nouveaux riches en 
musthaves van alle tijden zijn. De Gouden Eeuw komt tot leven.’

En als klap op de vuurpijl krijgen we dan nog ‘de kunst in een veranderend Friesland‘ te zien. ‘De horizon is in Friesland alom aanwezig,’ zo lees ik. Hé, dat verhaal kende ik nog niet. ‘De horizon is door kunstenaars als Gerrit 
Benner, Robert Zandvliet en Tacita Dean prachtig verbeeld. Het werk van 
bijvoorbeeld Gerhard Richter, Osterholt en Uitentuis en Claudy Jongstra laat 
een figuurlijke horizon zien, een blik op de samenleving en de toekomst.’ Een figuurlijke horizon? Dat maakt me toch wel een beetje nieuwsgierig. Zelfs de horizon lijkt een verhaal te worden in dat nieuwe Fries Museum. Een eindeloos verhaal wordt dat, als je het mij vraagt.

‘De musea dienen massaal een knieval voor het groeiende anti-elitarisme in ons land’, zo verklaarde Janneke Wesseling tien jaar geleden met een profetische blik. Alles in ‘museumland’ valt ten prooi aan het adagium van het ‘opleuken en het verpretten’ om zo aan de eisen van het economisch rendement te voldoen. Maar of daarmee ook de blik op de toekomst is gericht, is sterk de vraag. Over tien jaar bestaat de helft van de mensen in de grote steden – en wellicht ook in Leeuwarden – uit mensen met een dubbele culturele achtergrond. Ook die ontwikkeling zal zijn weerslag moeten krijgen in het museum van deze tijd. We leven niet meer in de negentiende eeuw. Maar als ik de uitnodiging van het Fries Museum lees, is daar nog weinig van te merken. Het Fries Museun is vooral ‘Ús Museum’ en ‘Fryslân sil Fryslân bliuwe.’ Het gebouw is inderdaad wat Hubert-Jan Henket zegt: ’tijdloos’. Maar het nieuwe Fries Museum is helaas niet een museum van deze tijd.