BAS moet blijven!
Het was gisteren a sentimental journey bij BAS in Sneek. Ik zag veel oude bekenden. Bartle en Hannah natuurlijk, maar ook Hilda Kanselaar en Jan van der Steen, en wie niet. Mijn verhaal was een retorisch betoog dat op een oude leest was geschoeid: de rede van Marcus Antonius bij het lijk van Julius Caesar op de trappen van het Capitool. Ik hoorde deze rede voor het eerst in 1961. Op de trap voor het patershuis van het Sint- Ignatiuscollege lag een lijk. Iemand hield die rede, ik dacht Paul de Vlam. Het ging om de verkiezing van de voorzitter van de leerlingenraad die uiteindelijk met een overweldigende meerderheid van stemmen werd gewonnen door Paul Verberne. De bewerking van de rede, zoals Shakespeare die ooit schreef in zijn stuk Julius Caesar, heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Gisteren probeerde ik het format van die rede in een nieuwe context aan te wenden voor het goede doel. Je moet wat verzinnen in deze tijden van verloedering. Waisted words… wellicht, maar BAS moet blijven!
Als zestig kunstenaars belangeloos werk beschikbaar stellen voor het voortbestaan van BAS, dan is er iets ernstigs aan de hand. BAS, voor zover ik het ken, is het eerste kunstenaarsinitiatief in Friesland. BAS werd opgericht in het voorjaar van 1987. Dat was een tijd – net als nu – waarin zich grote verschuivingen aandienden op het terrein van kunst en cultuur. De opkomst van het verschijnsel kunstenaarsinitiatieven is niet los te zien van de veranderingen van de sociaaleconomische positie van beeldend kunstenaars, die zich in de jaren tachtig hebben aangediend. Het waren de kunstenaars die voor het eerst de gevolgen ondervonden van de crisis in de verzorgingsstaat. Het economisch marktmechanisme ging meer dan voorheen het zicht op de kunst bepalen. Van de kunstenaars werd verwacht, dat zij zelf de handen ineen sloegen en als een zelfstandig ondernemer marktgericht gingen functioneren.
Dat doen ze hier bij Beeldend Aktief Sneek nu al meer dan 25 jaar. Mij staat nog helder een vergadering voor de geest in de winter van 1987. Het was ergens op een zolder, misschien wel in de Keizerskroon op de hoek van de Kruizebroederstraat. Een groep kunstenaars en adspirant kunstenaars was hier bijeen gekomen om een ambitieus plan te bespreken, en allerlei vragen dienden zich aan. Moet het een stichting worden of een vereniging? Wie mocht meedoen en wie bepaalde dat? Er moest geld op tafel komen en wie betaalde dat? Voor al die vragen kwam een oplossing want waar een wil is is een weg. In de afgelopen 25 jaar heb ik het voorrecht gehad om hier vaak terug te mogen keren als er iets bijzonders aan de hand was. Het betrekken van een nieuw pand bijvoorbeeld, eerst naast het stadhuis, en daarna hier op deze locatie.
Ik herinner mij die wonderlijke tentoonstelling over de Waterpoort, toen de expositieruimte naast het Stadhuis geopend werd, maar ook de lezingen, de discussies en niet te vergeten: de educatieve activiteiten die BAS met veel elan ontplooide. Ik heb hier zelfs een chanson van Jacques Brel mogen zingen, of op zijn minst een poging daartoe ondernomen. Bij BAS was er altijd wat te beleven. BAS bracht leven in de brouwerij, en dat in deze stad van versleten beelden en iconen. De stad van die waterpoort met een hoog koektrommelgehalte. Maar denkend aan Sneek zie ik nog altijd BAS, als een stroom van beelden en herinneringen.
Academieverlaters van Minerva vonden hier hun eerste podium. Maar bovenal was BAS een bruisend centrum waar een breed publiek met de kunst uit de eigen omgeving in contact werd gebracht. Hoe heet dat tegenwoordig ook al weer: een ‘iepen mienskip’. Het is een woord waar menig politicus of bestuurder in deze contreien tegenwoordig de mond van vol heeft, nu Leeuwarden – met Friesland in the slipstream – in 2018 culturele hoofdstad van Europa wordt. Er worden ambitieuze plannen bedacht en torenhoge bedragen gereserveerd. Maar met al die prestigieuze luchtfietserij vergeet menig bestuurder dat aan de basis de infrastructuur wordt afgebroken. En juist op die basis zal die ‘iepen mienskip’ op gebaseerd moet zijn. BAS was en is een deel van die basis. Hoe kun je een ‘iepen mienskip’ opbouwen, als je fundamenten daarvan afbreekt? Mij gaat dat boven de pet, maar politici en bestuurders schijnen dat tegenwoordig heel goed te begrijpen. En vergeet niet. bestuurders en politici zijn achtenswaardige mensen.
De geschiedenis herhaalt zich. Er loopt een wonderlijke parallel tussen die hectische tijd van het einde van de jaren tachtig, toen alles opeens anders moest en de tijd van vandaag. In februari 1989, twee na de oprichting van BAS, werd het zogeheten Herenakkoord gesloten dat betrekking had op een onderlinge uitruil van onderwijskundige en culturele voorzieningen tussen Groningen en Friesland. Dat Herenakkoord had drastische gevolgen voor het Friese kunstklimaat. Niet alleen het Frysk Orkest en conservatorium verdwenen uit de Friese hoofdstad, maar ook de kunstacademie Vredeman de Vries moest op termijn gaan afbouwen. Een groot nieuw gebouw voor de Stadsschouwburg was wat men daar in Leeuwarden – voor wat de cultuur betreft – voor terug kreeg.
In die tijd dat BAS werd opgericht ging dat soort grote cultuurtempels de skyline van menig stad en metropool bepalen, maar aan de basis werden de voorzieningen voor kunstenaars stelselmatig afgebroken. Een vergelijkbaar proces voltrekt zich vandaag. Zelfs Sneek heeft inmiddels een nieuwe schouwburg en in Leeuwarden is gisteren een prestigieuze kunsttempel door koningin Máxima geopend. Maar aan de basis gaat er wederom van alles mis. BAS heeft – wat het stopzetten van haar subsidiëring betreft – uitstel van executie gekregen, maar de toekomst ziet er somber uit. Politici en bestuurders, die evenals 25 jaar geleden voor dit soort culturele afbraak verantwoordelijk zijn, hebben nog altijd een plaat voor hun kop. Maar vergeet niet, politici en bestuurders zijn achtenswaardige mensen.
In de jaren zeventig moest de kunst vooral maatschappelijk relevant zijn. Tegenwoordig moet kunst vooral een bijdrage gaan leveren aan de bevordering van de economie en het cultuurtoerisme. In de afgelopen decennia is de onderstroom van kritiek uit de samenleving aan het verdwijnen. Het is of iedereen mee moet doen met één grote commerciële onderneming, terwijl niemand weet waar die onderneming inhoudelijk toe leidt, laat staan waar het zijn inspiratie uit put. Kunst behoorde van oudsher tot die onderstroom in de samenleving, een onderstroom van idealen en kritiek, van emoties en verwondering, van schoonheid en van troost. Maar dat alles dreigt steeds meer ingekapseld te worden in een stelsel van functionele rationaliteit, waarin het economie in de politiek niet alleen het eerste maar ook het laatste woord heeft. Maar vergeet niet, politici en bestuurders zijn achtenswaardige mensen.
Met de hoge cultuur als glijmiddel voor de economie gaat het goed, maar met de kunstenaars gaat het slecht. Niet alleen hun podia worden afgebroken, maar ook de subsidiemogelijkheden worden stilaan afgebouwd. Zo dreigt een nieuwe generatie kunstenaars tussen wal en schip terecht te komen. Aan de ene kant zien zij zich gesteld voor een terugtredende overheid, die de bevordering van het particuliere initiatief hoog in het vaandel neemt. Aan de andere kant: voor een zogeheten vrije markt waar de circulatie binnen de reguliere afzetkanalen volledig dreigt vast te lopen. In de jaren tachtig diende dat probleem zich voor het eerst aan in al zijn urgentie aan. De opkomst van kunstenaarsinitiatieven, zoals BAS hier in Sneek, deed denken aan een bypass-operatie’, die door de patiënt zelf werd uitgevoerd. In deze tijden van recessie zijn dergelijke operaties meer dan ooit hoog nodig, maar de overheid lijkt telkens weer iets anders te willen zeggen: ‘Operatie geslaagd, patiënt overleden.’ Maar vergeet niet bestuurders en politici zijn achtenswaardige mensen.
Welnu, vrienden en vriendinnen van BAS, als u nog tranen over heeft, bereidt u voor om ze nu dan vrijelijk te laten stromen. Ik herinner mij dat allereerste openingswoord op deze vruchtbare bodem van Beeldend Aktief Sneek. Ik hoop met hart en ziel dat mijn woorden van vandaag geen slotwoord zullen worden, of erger nog, een lijkrede bij het stoffelijk overschot van wat ooit een bloeiend kunstenaars initiatief zou zijn geweest. Ik hoop dat provincie en gemeente in de komende jaren extra geld zullen investeren, om zo de culturele infrastructuur van Friesland in het algemeen – en die van Sneek in het bijzonder – te versterken of te herstellen. Er is veel verloren gegaan in de afgelopen tijd, en er dreigt in de nabije toekomst nog veel meer verloren te zullen gaan.
Maar … BAS was er. BAS is er. En BAS moet altijd blijven!