Een kapot condoom van God
‘Een bezoeker is vrijdag dwars door een kunstwerk van naaigarens gelopen in het museum Rijswijk. Het ging om een installatie van de Amerikaan Gabriël Dawe en was het topstuk van de Textiel Biënnale in het museum. Restauratie is niet meer mogelijk. De vrouw die het kunstwerk heeft vernield, heeft het niet expres gedaan, maakte het Zuid-Hollandse museum maandag bekend. Ze was door het zonlicht verblind en liep er dwars doorheen. Volgende week zal de kunstenaar opnieuw een installatie van plafond tot de vloer maken omdat de vernielde installatie met veel gele en blauwe draden niet te repareren valt.’ (De Telegraaf)
Zo’n bericht doet mij uit de ramen staren. Dit is kunst van het hoogste niveau. Wat wil je als kunstenaar nog meer? Een bezoeker raakt verstrik in je kunstwerk. Sterven bij het kijken naar een kunstwerk. Dat misschien wel het meest tragische dat je kunt bedenken en daarom misschien wel de hoogste vorm van kunst. Het overkwam Gerhard von Graevenitz die op 20 augustus 1983 neerstortte in een eenmotorig kunstwerk, toe hij naar een drijvend land art-kunstwerk wilde bekijken boven het Zwitserse Bodenmeer. In dat vliegtuig zaten behalve de piloot ook nog twee bestuursleden van de Stichting de Appel in Amsterdam: Josine van Droffelen en Wies Smals, die ook nog haar driejarig zoontje bij zich had.
Er zijn ook kunstenaars die sterven bij het maken of voorbereiden van een kunstwerk. Robert Smithson bijvoorbeeld, de Amerikaanse land art-kunstenaar. Hij maakte altijd verkenningstochten op zoek naar geschikte locaties en terreinen voor de nog uit te voeren land art-projecten. Smithson verongelukte in Texas, op een van die vluchten, op 20 juli 1973. De beroemdste kunstenaarsdood is natuurlijk die van Bas Jan Ader. Op 33-jarige leeftijd (mooier kan het niet, de leeftijd van Jezus Christus) vertrok hij vanuit Florida in een kleine zeilboot om solo de Atlantische Oceaan over te steken. Hij raakte echter vermist en ongeveer 10 maanden later werd zijn lege boot voor de kust van Ierland teruggevonden.
Ook Blinky Palermo (pseudoniem van Peter Heisterkamp) verongelukte op 33-jarige leeftijd tijdens een vakantie op de Malediven. Hij verdween zomaar in de Tropen, onder nog altijd onopgehelderde omstandigheden. Deze leerling van Joseph Beuys stond aan het begin van een glansrijke carrière, maar zijn vroegtijdige en raadselachtige dood maakte hem tot een legende. Julian Schnabel droeg daar nog een steentje aan bij door een schilderij aan hem op te dragen: The unexpected death of Blinky Palermo in the Tropics (1980). Ook verdrinken is een mooie kunstenaarsdood. Le Corbusier overkwam het, toen hij op 27 augustus 1965 ging zwemmen in de Middellandse Zee bij zijn woonhuis in Roque Brune-Cap Martin. Boze tongen beweren dat hij gewoon is weg gezwommen met de bedoeling om nooit meer terug te keren.
Ik zelf heb ooit bijna een kunstenaar in zijn eigen kunstwerk zien sterven. Dat was Geert Duintjer en het gebeurde in Balk op 14 mei 1985. Nederland speelde die avond uit tegen Hongarije. Een deel van die wedstrijd heb ik toen nog gezien in het plaatselijk café en ik kan me nog herinneren dat Robbie de Wit het enige doelpunt voor Nederland maakte. Geert Duintjer zou die avond een performance houden in een container, waarin door hem de slaapkamer van Van Gogh in Arles was nagebouwd. Geert wilde de geest van Van Gogh tot leven wekken, maar raakte bij zijn performance zodanig in trance dat hij zichzelf bijna elektrocuteerde door een bak water over een stekkerdoos te gooien, waardoor de hele container onder stroom kwam te staan. Snel ingrijpen van een collega van mij, die in een reflex de stroom uitschakelde, heeft toen erger kunnen voorkomen. Maar als het mis was gegaan, hadden we natuurlijk wel de wereldpers gehaald.
Ook heb ik vaak kunstwerken kapot zien gaan. De elektrische licht-kunstwerken van Jean le Noble waren berucht, omdat kinderen er niet met hun vingers af konden blijven, terwijl er aan de beveiliging wel eens wat schortte. Op openingen van tentoonstellingen gebeuren vaak de grootste ongelukken, omdat mensen door de drukte niet goed kunnen zien waar de kunstwerken staan. Zelfs heb ik eens een keer een museumdirecteur een kunstwerk zien omgooien. Dat overkwam Adri den Oudsten bij de opening van een tentoonstelling van het ‘Project 1984′ in december 1984. Maar toen had Adri ook een stevige slok op. Het was meteen ook zijn laatste opening in ’t Coopmanshûs. Maar de meeste ongelukken in de kunst gebeuren van oudsher met keramiek. Keramische kunst wordt immers gemaakt om ooit kapot te vallen. Ik ken zelfs een keramiste – ik zal haar naam niet noemen – die al jaren keramische schalen vervaardigt met een kleine, haast onzichtbare barst erin, zodat ze na elke tentoonstelling een flinke schadevergoeding kan opeisen bij de verzekering.
Kunst kan kapot gaan. Kunstenaars kunnen doodgaan in hun eigen werk. Dat is nu juist het mooie van beeldende kunst. De geest is sterk, maar de materie is zwak, net als het vlees. Elke schepping is een vergissing. Creativiteit is serendipiteit. De mooiste dingen ontstaan letterlijk per ongeluk. Het sublieme is altijd een ramp. Schoonheid is shit. En shit happens. Ongelukken in de kunst tonen wat de kunst in wezen is, en ook altijd is geweest. Kunst is iets wat mis gaat. Dat is de wereld. Dat is het leven. Het universum was er nooit geweest zonder een ongeluk. De schepping is er gekomen door een kapot condoom van God.