Fries Museum sjoemelt niet
Ergo, mijn bezoek is dus dubbel geteld, alleen omdat ik mijn jas moest pakken en de lift terug had genomen. Ik ben daarna nog even gaan kijken of deze gang van zaken meer voorkomt. Volgens mij gebeurt het met grote regelmaat, ik schat minstens bij 1 op de 3 bezoekers. Van de 30.000 bezoekers die het Fries Museum in de eerste weken sinds de opening weken heeft getrokken, kun je er dus gevoegelijk 10.000 aftrekken, want die zijn twee keer door het elektronische poortje gegaan.
Tja, dat beweer je dan op je weblog, maar is het ook waar? Fries Museum sjoemelt met de cijfers, zo had ik als kop bedacht, maar ik moet er op terugkomen. Van de week kreeg ik een uitnodiging van Femke Haijtema van het Fries Museum. Ze vroeg of ik eens langs wilde komen, dan zouden ze het me helemaal uit kunnen leggen, hoe het Fries Museum haar bezoekers telt. Nou, voor wat nadere uitleg ben ik altijd in, zeker als dat met een gratis kop koffie gepaard gaat. En zo zat ik van de week samen met Femke en haar collega Richard Pel een uurtje gezellig te keuvelen in het restaurant van het Fries Museum. Richard Pel is hoofd finance en control en Femke is hoofd publiek en programma. Er lopen heel wat hoofden rond daar in het Fries Museum. De bezoekers worden ook hoofdelijk geteld. Niet bij dat poortje op de eerste verdieping, maar gewoon bij de kassa. Van dubbeltelling is dus geen sprake. Dat had ik zelf ook wel kunnen bedenken natuurlijk. Simpel, zou Cruijff zeggen.
Maar helemaal tevreden was ik toch niet. Vooraf was ik nog even op onderzoek uitgegaan. Zo wilde ik wel eens weten hoe moeilijk of makkelijk het is, om in het Fries Museum zonder kaartje naar binnen te komen. Met een stalen gezicht liep ik op de lift in de hal af. Prompt kwam er een mevrouw naar me toe, die zich bij de trap had opgesteld. ‘En wat gaan wij doen?’ vroeg zij streng. ‘Wel ik ga kijken of ik zonder kaartje naar binnen kan, want ik heb straks een afspraak met het hoofd finance en control en het hoofd publiek en programma over het tellen van de bezoekers.’ De strenge mevrouw ontspande een beetje en werd opeens een stuk vriendelijker. Ze begon me uit te leggen hoe het werkt. Eerst bij de kassa een kaartje kopen en dan via de trap op met de lift naar boven, waar de controle plaatsvindt bij een poortje, waar het kaartje dan wordt gescand.
Ik vertelde haar dat ik laatst op een zondagmiddag hier ook was geweest en toen was het heel druk in de hal. Volgens mij had ik toen zomaar met de lift naar boven gekund, want één mevrouw kan bij zo’n drukte nooit tegelijk in de gaten houden wie er allemaal met de trap of via de lift naar boven gaat. En als je eenmaal in de lift bent, dan kun je ook helemaal naar boven toe, naar de tweede of de derde verdieping, waar je direct in het museum uitkomt zonder dat je met je kaartje door bij het poortje met de scanner hoeft, want die staat alleen op de eerste verdieping. En hoe zit het trouwens met de bezoekers van het Filmhuis? Die kunnen via de lift ook direct het museum in, als het dat zouden willen. Om nog maar te zwijgen van de houders van een museumjaarkaart. Die gaan even op een neer met de lift en geven hun kaartje dan door aan een familielid die geen museumjaarkaart heeft. Twee keer met hetzelfde kaartje het museum in, zo tel je de bezoekers niet dubbel, maar doe je jezelf tekort! De mevrouw keek mij wat meewarig aan, of ik niets beters te doen had. Maar tegelijk wekte ze onmiskenbaar de indruk op mij, dat ze zelf ook niet de mening was toegedaan dat het systeem volledig waterdicht is.
Genoeg aanvullende gespreksstof dus voor de bespreking met Femke en Richard, de beide hoofden van het museum. Dat gesprek verliep allervriendelijkst. Ik legde mijn vragen aan hen voor en vroeg of het systeem wel waterdicht is. Er zijn nog wat kinderziektes, zo kreeg ik te horen, maar er wordt voortdurend naar gekeken. Het gaat erom een juiste afweging te vinden tussen enerzijds een optimale toegankelijkheid eneen sfeer van gastvrijheid en anderzijds een sluitend systeem bij de kaartjescontrole. Het probleem zit hem hierin, dat het publiek-toegankelijke domein op de begane grond visueel niet duidelijk gescheiden is van het feitelijke museumdomein, waarvoor je een kaartje moet hebben. Dat zou je natuurlijk kunnen oplossen door beneden bij de trappen en ook bij de lift al hekjes met poortjes te maken. Maar dan is de ruimtelijke werking van trap en entree meteen ook geheel verstoord. De gekozen oplossing is een compromis, waarbij de sfeer van openheid en gastvrijheid zwaarder heeft gewogen, op het gevaar af dat er nu zo nu en dan een bezoeker gratis naar binnen glipt. In feite zijn de bezoekerscijfers niet cruciaal voor de exploitatie van het museum, zo hoorde ik. Het blijft altijd een afweging binnen een totaalplaatje waarbij het zwaarste het zwaarst wegen moet.
Het zou ook een idee zijn om elke bezoeker een plastic clip op zijn kleding mee te geven, zodat de security overal kan zien wie wel en wie niet een kaartje heeft gekocht. In het buitenland dat inmiddels heel gewoon, en ook bij Museum Boymans van Beuningen werkt het zo. Toch wil men bij het Fries Museum daar nog niet aan, terwijl er toch veel voor te zeggen valt met dit gammele systeem dat er nu is. En hoe zit het met die museumjaarkaarten, vroeg ik, als je het kaartje dat je bij de kassa krijgt, makkelijk kan doorgeven aan een familielid die geen museumjaarkaart heeft? De oplossing blijkt simpel. Pas na een uur kun je met je kaartje opnieuw door de scanner. Je familielid moet dus eerst een uur wachten voor hij of zij met jouw kaartje opnieuw naar binnen kan. Die termijn had ook twee uur kunnen zijn, maar men is er van uitgegaan, dat een uur afdoende demotiveert om een dergelijke sluipweg te kiezen.
Frauderen met museumjaarkaarten is trouwens een stuk moeilijker geworden dan voorheen. Wat in 2002 gebeurde in het museum De Stadshof in Zwolle, waar men elke dag een museumjaarkaart wel honderd keer door de scanner haalde om zo het bezoekerscijfer omhoog te krikken, zou nu niet meer kunnen. De cijfers worden landelijk streng gecontroleerd. En als blijkt dat er een bezoeker op één dag zeventig keer het museum heeft bezocht, dan worden daar onmiddellijk vragen over gesteld.
Kortom, sjoemelen kan niet bij het Fries Museum en dat gebeurt ook niet. Alleen het systeem van de kaartcontrole is nog niet helemaal waterdicht. Eigenlijk is dat een fout van de architect geweest die primair gekeken heeft naar mooie open ruimtes met royale trappartijen en fraaie uitzichten. Het gebouw mag dan qua schaal te groot zijn voor het stedelijk weefsel waarin het zich bevindt, het biedt van binnenuit mooie vista’s op de stad (zie mijn blog: Preview in het Fries Museum). De ovale panorama-hall helemaal bovenin vindt inmiddels ook gretig aftrek in de verhuur, en dat is een opsteker voor een museum dat vooral ook van externe geldstromen afhankelijk is. Maar de lift had nooit zo gemoeten, net zomin als die rare pilaren die midden op de trap als een gevaarlijke sta-in-de-weg fungeren. Daar maakt een bejaarde bezoeker ooit nog eens een doodsmak. Als je wat slecht ter been bent, kun je in het Fries Museum maar beter gewoon altijd de lift nemen. Bovendien heb je dan ook nog kans dat je een keertje niet hoeft te betalen. Als pensionado moet je op de kleintjes letten. We leven in een tijd van crisis, de tijd ook van de Benidorm bastards.