Een Lofzang op De Liefde

 

‘De RK. clerus bekijkt mijn werk met immens wantrouwen, misschien niet ten onrechte; want geestdrift en vuur jagen hun schrik aan: In Noord-Nederland is het een vrijwel dode Kerk geworden.’ Aldus schreef Gerard Reve in de Kersnacht van 1988 in een brief aan Bram Peper, destijds burgemeester van Rotterdam. Zij hadden elkaar een jaar eerder leren kennen, op 13 november 1987, bij de uitreiking van de Hendrik Chabotprijs aan de kunstenaars Paul Beckman en Daan van Golden. Gerard Reve sprak bij die gelegenheid een feestrede. Ik was daar niet bij aanwezig, maar twee weken later ontmoette ik iemand die er wèl bij was geweest, en die zei dat het na afloop een hele gezellige boel was geworden en het kennelijk goed klikte tussen Bram Peper en Gerard Reve. Dat was Karel Schampers, destijds conservator in Museum Boijmans van Beuningen. Ik sprak hem eind november ‘87, bij een opening in het Museum Het Prinsenhof in Delft.

De brieven, die Gerard Reve tussen 1987 en 1999 aan Bram Pepers schreef, getuigen niet alleen van een wederzijds respect, maar ook van een wonderlijk spanningsveld tussen twee mensen die beiden zich kennelijk niet helemaal thuis voelden in hun eigen kerk. Reve niet in de Kerk van Rome, en Bram peper niet in de linkse, progressieve kerk van Nederland. Bram Peper was immers ‘maatschappijhervormer van beroep, maar bestuurder slechts door toeval’, zoals hij zelf schrijft in het nawoord van ‘Brieven aan Bram P.’  Gerard Reve voelde zich uiteindelijk in beìde kerken niet echt thuis. Reve was voor alles een provocateur. Maar het was alleen die linkse kerk die hem uiteindelijk excommuniceerde onder meer vanwege zijn uitspraken over de zegeningen van de apartheid en de gebreken van de gekleurde medemens, uitspraken die heel wat verder gingen dan de hedendaagse grappen over Zwarte Piet of de grollen die Gordon zich veroorlooft tegenover een zingende Chinees. Nederland is anno 2013 een uiterst braaf land geworden, een land  zonder provocateurs als Gerard Reve In heel dit land wordt er ook nergens meer gevloekt in de kerk, zelf niet nu godslastering niet eens meer strafbaar is.

“Als er geen flikkers in die kerk mogen, dan kan die zijn eigen toch net zo goed opheffen?” vroeg Reve zich af in zijn boek Moeder en Zoon. “Het is toch een troep jongensknijpende nichten, of niet soms?” De laconieke houding die veel katholieken vandaag de dag vaak aannemen tegenover de officiële kerkelijke standpunten aangaande seksualiteit, homoseksualiteit en geboortebeperking is schrijnend te noemen tegen de achtergrond van wat in de jaren zestig in de Nederlandse kerkprovincie tot een ware revolutie heeft geleid. Dit progressieve katholicisme is in Nederland momenteel ver te zoeken.

In zijn nawoord op de Brieven aan Bram P, schrijft Bram Peper over het katholicisme van Reve het volgende ‘De overgang (van Reve) naar de rooms-katholieke Kerk in de jaren zestig kan worden gezien als een uitdrukking, als een wens toch ‘ergens’ bij te horen.’ (einde citaat). Dat is een opvatting die veel mensen met hem delen. Ook Nop Maas beweert dit in zijn Reve-biografie. Ik ben het niet eens met die opvatting, omdat op deze wijze twee dingen uit zicht verdwijnen. Ten eerste wordt hiermee de schijn gewekt dat Reve’s bekering niet helemaal oprecht was, maar zoiets als een pose moet zijn geweest. En ten tweede – en dat is belangrijker: met deze bewering wordt geen recht gedaan aan het progressieve en sociaal bewogen katholicisme dat in de jaren vijftig en begin jaren zestig juist in  Nederland een bloeitijd beleefde. Het was juist dàt katholicisme dat Reve geïnspireerd heeft tot zijn bekering. Het was het katholicisme van zijn vriend Kees Trimbos, die zelf een fors aandeel heeft gehad bij het proces van acceptatie van homoseksualiteit in katholieke kringen.

De lange weg naar het katholicisme, die Reve heeft afgelegd, beslaat een periode van hoop en optimisme, van hooggespannen verwachtingen, niet alleen wat betreft de hoognodige hervormingen binnen het eeuwenoude bolwerk van de katholieke Kerk, maar ook wat betreft de oecumene en een nieuw, meer op de wereld gericht christendom. Hoop, dat was een woord dat hoorde bij die tijd van wederopbouw, ondanks alle bekrompenheid die eigen was aan die jaren. De ironie van de geschiedenis wil dat dit ideaal stilaan is verdwenen, juist in de tijd ná Reve’s bekering. Het proces van de katholieke emancipatie was midden jaren zestig afgerond. En toen Reve de Kerk inging, gingen de meesten katholieken eruit. Zeker de progressie katholieken maakten dat ze wegkwamen uit deze benauwde, totalitair geleide ruimte die voor pastoors, paters en priesters eerder een vrijplaats voor ontucht was geworden dan een ruimte voor bezinning. Kortom, een ruimte die eerder een kerker was dan een Kerk. De jaren waarin Reve op weg was naar het einde vielen samen met een bijzondere periode in de naoorlogse geschiedenis. Het was de tijd van het modernisme in Lourdes.

In mijn boek Modernisme in Lourdes, Gerard Reve en de secularisering ben ik op zoek gegaan naar een tijd die stil is blijven staan, niet alleen in het katholicisme, maar ook in mijn eigen leven. Die zoektocht leidde mij uiteindelijk naar Lourdes, dat wonderlijke plaatsje in de Pyreneeën, dat voor Reve veel betekend heeft. Het is een plaats die nog altijd stilstaat in de tijd. Een reviaans decor van kitsch en nostalgie, maar ook een mausoleum van mijn eigen roomse jeugd.

Maar er is nog iets. In de brief, die Reve in de kerstnacht van 1988 aan Bram Peper schreef,  deed hij hem het idee aan de hand om het skelet van de Heilige Lidwina, die op 16 jarige leeftijd door een val op het ijs haar rug brak en daarna 38 jaar lang op bed lag met hevige pijnen, maar ook visioenen had van God en de engelen, van de Grote Kerk  van Schiedam naar Rotterdam te verslepen en zo van deze kale metropool een modern bedevaartsoord te maken. Anders gezegd: een ‘Lourdes aan de Maas’.  Achteraf was dat niet zo’n gekke gedachte van Reve. Het Zuid-Franse Lourdes, waar de heilige Maagd in 1858 meerdere malen verscheen aan het 14-jarige meisje Bernadette Soubirous, werd kort daarop een wereldbefaamd bedevaartsoord dat tot op de dag van vandaag miljoenen pelgrims trekt uit alle uithoeken van de wereld. Rotterdam kon wel een nieuwe luchthaven gebruiken, schreef Reve. Ook Lourdes kreeg kort na de Mariaverschijningen een uitstekende treinverbinding met Parijs. Moderne ondernemingszin gaat heel goed samen met een middeleeuwse vorm van heiligenverering. ‘Geen woorden maar daden’, dat is de link die Rotterdam met Lourdes verbindt.

‘Neem een voorbeeld aan Knock, in Ierland’, zo schreef Reve aan Bram Peper. Daar verschenen aan honderden mensen Maria, het Lam, en Johannes de Doper tezamen, in 1838, op de ongelukkigst denkbare plaats wat vervoer betreft. Nu heeft een ondernemende pater een 
luchtlijn geopend, die permanent voor vier maanden volgeboekt is! Nu, wat die Ierlanders kunnen, 
dat kunnen de Rotterdammers toch ook? Desnoods bouw je een eiland buitengaats. Elke pelgrim krijgt van de Gemeente Rotterdam een stiletto met op de ene kant van het lemmet het stadswapen en op het andere het portret van Lydwina uitgeëtst (Ik heb zulk een stiletto, met het woord  LOURDES op het lemmet, in Lourdes gekocht).

Culturele hoofdstad van Europa worden is een uitstekende vorm van citymarketing. Rotterdam kan daar van meepraten, want deze stad werd in 2001 Culturele hoofdstad van Europa. Leeuwarden – en daarmee ook Friesland – valt over vier jaar die eer te beurt. Maar wat is een culturele hoofdstad zonder een eigen heilige. Welnu, om een lang verhaal kort te maken – het wordt hoog tijd dat het gebeente van Gerard Reve uit Machelen aan de Leie wordt overgeplaatst naar het kerkhof van Greonterp, zoals Reve dat ook zelf heeft gewild. Als Reve in 2018 dan ook nog eens zalig zal worden verklaard, dan is de cirkel rond. Friesland zal opbloeien als nooit tevoren, zoals ooit Lourdes is opgebloeid aan het voeteneind van Frankrijk. It heitelân zal dan weldra een eigen luchthaven krijgen en ook snelle treinverbindingen met alle metropolen van Europa.

Reve zou dit jaar negentig jaar zijn geworden. Laten we hopen dat over 10 jaar – bij de herdenking van de 100-jarige geboortedag – in ieder geval zijn zaligverklaring is afgerond, als eerste stap op weg naar zijn heiligverklaring. Dat Reve tijdens zijn leven geen wonder zou hebben verricht, mag daarbij geen beletsel zijn, want het wonder voltrok hij menig keren aan zichzelf. Reve was voor alles een modern mysticus. Zijn werk staat in het teken van de modernisering van de religieuze ervaring. In al zijn boeken en gedichten klinkt een lofzang op de menselijke Liefde, niet alleen zijn Liefde tot een God, maar ook tot de medemens. Kortom, de Liefde in al zijn registers, van spiritualiteit tot seksualiteit, ongeacht de seksuele geaardheid van wie de Liefde geeft of ontvangt.

Toespraak in Blauwhuis, op 8 december 2013, bij de aanbieding van mijn boek Modernisme in Lourdes, Gerard Reve en de secularisering aan Bram Peper.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)