Klasgenoten
Er spoken nog steeds beelden door mijn kop van de boekpresentatie in Blauwhuis en de lezing in de OBA. Vooral de ontmoeting na afloop met mijn oud-klasgenoten uit de tijd van het Ignatiuscollege was heel bijzonder. Hans Kraan, Kees Philips en Michel van Overbeek had ik respectievelijk in 38, 42 en 47 jaar niet meer gezien. Allereerst is het wonderlijk hoe mensen van uiterlijk kunnen veranderen in een tijdspanne van meerdere decennia. Michel had ik niet meer herkend als ik hem op straat was tegengekomen. Kees daarentegen was in zijn gezicht nauwelijks veranderd, en Hans… ach ja, die is ruim twee meter lang, dus die zie je niet zo gauw over het hoofd. Met Hans zat ik samen in het Maagdenhuis in mei ’69 en een foto van ons uit die tijd stond twee jaar geleden in De Volkskrant, zodat je de verschillen heel mooi kunt zien. Hans woont tegenwoordig weer in Amsterdam. Op 26 oktober vorig jaar gaf hij zijn laatste college als docent aan de Zuyd Hogeschool in Maastricht, waar hij 30 jaar heeft gewoond. Dat college is integraal op YouTube te zien. (zie hier)
Hans Kraan en ik, afgelopen zaterdag in de OBA
In de afgelopen jaren heeft Hans een studie geschreven over de historisch-geografische omstandigheden in de provincie Holland in de eerste helft van de achttiende eeuw. Dat boek ligt nu bij de uitgever en in oktober werd hij een uur lang geïnterviewd voor Radio Amsterdam FM, door dezelfde verslaggever die mij in Blauwhuis interviewde over de herbegrafenis van Gerard Reve. (zie: hier) Hans ging in de jaren zestig Nederlands studeren. Kees volgde een rechtenstudie en werd een succesvol advocaat, en Michel ging naar Wageningen waarna hij ondernemer werd in de voedselbranche met een eigen bedrijf dat wereldwijd opereert. Michel en ik waren vaak elkaars concurrent in de strijd wie de beste van de klas was, want daar waren de jezuïeten goed in, om je tegen elkaar op te zetten om toch vooral te excelleren. Alleen snapte Michel daarna veel beter dan ik hoe je geld kunt verdienen. Daarin ben ik nooit zo goed geweest. Sterker nog: een nul. (zie ook mijn blog: Michel) Toen we zo met elkaar zaten na te praten na afloop, moest ik opeens denken aan het liedje Les Bourgeois van Jacques Brel, dat zo prachtig is vertaald door Ernst van Altena (zie hier)
Die klaas hij voelde zich een Dante
Die Peer wou Casanova zijn
En ik de superarrogante
Ik dacht dat ik mezelf kon zijn
En toch, ik geloof dat niemand van ons echt burgerlijk is geworden. Trouwens, wat betekent ‘burgerlijk’ nog tegenwoordig? Er groeit een generatie op die niet eens meer weet waar dat woord ooit voor stond. Burgerlijk zijn we allemaal tegenwoordig in deze tandeloze tijd zonder alternatief. Dropouts bestaan niet meer. “Turn on, tune in, drop out’ riep Timothy Leary in de jaren zestig, maar dat is inmiddels wel heel lang geleden. We zijn niet meer wie we ooit waren. Vluchten kan niet meer. Het is ook niet makkelijk om in de spiegel te kijken als je ouder wordt, en zeker niet in een donkere spiegel. Ik heb het al eens eerder gezegd: Wij babyboomers hebben een afslag gemist. (zie hier) Wie weet was dat de afslag naar het beloofde land, de route die juist onze generatie had kunnen nemen. Ach, ik word weer melancholisch. Het is ook raar om dingen over je zelf terug te horen na zoveel tijd.
Van links naar rechts: Philibert Kindt, ikzelf en Kees Philips, tijdens de opvoering van De Menaechmi van Plautus (in het Latijn) in 1962 in het ouderlijk huis van Nard Loonen in de Lomanstraat in Amsterdam Zuid.
Michel van Overbeek (rechts) en ik, in de hoofdrol van De Memaechmi.
Kees Philips in 1961
Kees Philips, zaterdag j.l. in de OBA
Kees Philips nam mij na afloop nog even apart om me te zeggen dat ik vroeger zo’n mager verlegen jongetje was dat nooit zijn mond opendeed. Ik was nu stevig uit de kluiten gegroeid, vond hij, en was ook aardig mijn verlegenheid kwijtgeraakt. Kees ontmoette ik al in de eerste klas van de lagere school in 1954. Daar was hij altijd een behoorlijk lastig jongetje die de juffrouw tot wanhoop kon brengen door zijn totaal onleesbare handschrift. Vergeefs werd geprobeerd zijn linkshandigheid eruit te slaan. En toen een keer een proefwerk van hem niet nagekeken werd vanwege die onleesbaarheid, ontplofte de kleine Kees van woede. ‘Dit accepteer ik niet!’ riep hij, waarna wij allemaal vol bewondering opkeken naar iemand die zulke chique woorden kende als ‘accepteren’. Dat was klasse. Zelfs de juffrouw stond paf.
Michel van Overbeek (links) en ik in 1961
Michel van Overbeek en ik, zaterdag j.l. in de OBA
Michel heeft tegenwoordig overal zijn relaties, zelfs in Hilversum. Zo gaat hij proberen om ons allemaal nog één keer bij elkaar te krijgen in het programma Klasgenoten. Dat kan heel makkelijk rond Jaap de Hoop Scheffer die ook bij ons in de klas zat maar zaterdag ontbrak in de OBA. Als die uitzending er ooit nog eens komt, dan kunnen we tegelijk collectief een verklaring afleggen dat het toch wel heel ongeloofwaardig is dat een van de slechtste leerlingen van de klas het uiteindelijk tot professor heeft geschopt. Japie was niet alleen met gymnastiek een houten Klaas, maar vooral in de exacte vakken een randdebiel die nauwelijks mee kon komen. Sinds 2009 is hij hoogleraar internationale politiek en diplomatieke praktijk in Leiden. Het kan raar lopen in het leven. De dingen lopen zoals ze lopen. Ik snap er geen reet van en hoe het werkelijk in elkaar zit wil ik niet weten ook.
Jaap de Hoop Scheffer en ik. Tennisbaan Buitenveldert, 1963
En om twaalf uur als de burgertroep
Huisging uit hotel de Goudfazant
Dan scholden wij ze poep
En zongen vol vuur
pet in de handBurgerij, mannen van het jaar nul
Vette burgerkliek
Vette vieze varkens
Burgerij tamme zwijnenspul
Al die burger is is een ouwe …