Enige tijd geleden heb ik mij verdiept in een boek dat de ontstaansgeschiedenis behandelt van een wetenschappelijke revolutie die zich onder onze ogen voltrekt. Dit boek, De rand van chaos, over complexe systemen van M. Mitchel Waldrop (1993), heeft niets van doen met wollig holisme of modieus new age denken. Het is keiharde bètawetenschap die in zulke klare taal wordt verwoord dat zelfs een eenvoudige kunsthistoricus als ik de lijn van het betoog heel aardig kan volgen. Eerder al had ik mij proberen te verdiepen in de ideeën die ten grondslag liggen aan de Ecokathedraal van Louis Le Roy in Mildam. Zo las ik twee boeken van Ilya Prigogine die wel als aartsvader van complexiteitswetenschap wordt beschouwd. Maar diens complexe beschrijvingen van wat complexe systemen nu eigenlijk zijn maakten het fenomeen er voor mij niet eenvoudiger op.
Wat was er zo nieuw aan al die orde in de chaos? Was de ‘onomkeerbaarheid van de tijd’ van Prigogine niet hetzelfde als de onomkeerbare stroom in de rivier van Heraclitus? Had Pascal niet al eens het vlindereffect van Lorenz ontdekt in de neuslengte van Cleopatra? Het met plaatjes verluchte boek De boom der kennis, hoe wij de wereld door onze eigen waarneming creëren van de Spaanse neurobiologen Maturana en Varela (1988), waarin de hele evolutie als een complex adaptief systeem werd gezien, leek mij ook wat al te ver door te draven. En toch, er was kennelijk iets anders aan de hand. Tussendoor had ik mij al eens door Jaap van Ginneken mee laten voeren in zijn opmerkelijke bundel casestudies Breinbevingen ( 1999), waarin snelle veranderingen in de publieke opinie worden opgevat als omslagen in complexe systemen die ver uit balans zijn. Complexe systemen rukken op, dacht ik. Daar moet ik meer van weten.
PROVOHUWELIJK
In Zaandam werd het huwelijk geregistreerd tussen topprovo Rob Stolk (19) en de twee jaar jongere Sarah Jansje Duys. Het bruidspaar was in het wit en begaf zich op een witte fiets naar jet stadhuis. Heen zat Sarah op de bagagedrager en terug op de stang. Hoewel het stel een afkeer van gezag en autoriteit heet te bezitten. liet het de ambtenaar van de burgerlijke stand toch gedwee zijn gang gaan. De trouwerij werd door vele volgelingen en belangstellenden bijgewoond. Na afloop ging het paar onder een ereboog van fietsen door, witte natuurlijk. (uit:’Het aanzien van 1965′)
Hoewel ik van huis uit geen alfa ben, heb ik mij door de jaren heen de kwalijke gewoonte aangewend om wiskundige formules in boeken stiekem over te slaan. Prigogine slaat de formules niet over, Mitchel Waldrop wel. Maar dat was het niet alleen waarom deze auteur mij zo boeide. Of het nu kwam door zijn heldere taalgebruik of de vernuftige opzet van zijn boek, feit is dat ik al lezende stilaan gebiologeerd raakte door het fenomeen autopoièsis. Wekenlang zag ik overal ‘complexe adaptieve systemen’, vormen van ‘convergerende emergentie’, ‘lock in verschijnselen’, ‘gepunctueerde evenwichten. ‘verscholen attractoren’, ‘tijdpadafhankelijke ontwikkelingen’, en zich plotseling aandienende ‘faseovergangen’.
Alles zo, dacht ik, was autopoièsis. Het idee de toestand van een complex, dynamisch systeem in een ruimtelijke grafiek weergeven kan worden, als een soort glooiend heuvellandschap waar een knikker overheen rolt, intrigeerde mij in hoge mate. De gedachte ook dat een nog onbekende structuurdrift in alle schaalniveaus van natuur en cultuur werkzaam kan zijn, vanaf moleculen en neuronen tot aan de economie en het gedrag van een menigte, de gedachte ook dat er mogelijk een nieuwe hoofdwet in de maak is die deze structuurdrift geheel inzichtelijk maakt, een principe dat complementair zou zijn aan de tweede hoofdwet van de thermodynamica, dat alles bracht mij een beetje aan het duizelen.
Zou het kunnen zijn dat ook patronen in de cultuur op deze manier vanzelf ontstaan? Ik nam de proef op de som en ging een collage maken. Bij een boekenstalletje op de markt kocht ik het boek ‘Het aanzien van 1965‘, scheurde de foto’s eruit, versnipperde die en verzamelde alles wat ik in mijn huis kon vinden wat afkomstig was uit dat jaar. Zo ontstond een groot mozaïek van vaag herkenbare beeldfragmenten, uit plakboek gevallen suikerzakjes, restanten van een schoolschrift, een verscheurde oproep voor militaire dienst, een paar rafelige restanten van platenhoezen, van ansichtkaarten afgeweekte postzegels en enkele teruggevonden, door mij zelf getekende, illustraties van een schoolkrant. Het totaalpatroon dat zo bijna gedachteloos ontstond was verbluffend.
GATPAK
Zoals bij elk filmfestival deden ook bij de achttiende Internationale van Cannes de dames van het theatervak en aanverwante beroepen weer geweldig hun best bij de fotografen in de smaak te vallen. Chantal Dumont lukte dat door in een netachtig gewaad op het Zuid-Franse strand te verschijnen. Met de wind vloog het nieuws langs de kust en lokte vele cameralieden naar mademoiselle Dumont. hun foto’s hebben er stellig toe bijgedragen, dat het gatpak in de zomer bij vele dames de plaats van het badpak ging innemen. (uit:’Het aanzien van 1965′)
Het was een caleidoscopisch patroon geïmpregneerd met herinneringen. Wat ik zag was ‘de kleur van 1965’. Dezelfde mate van verbleking in het drukwerk. Hetzelfde patina van tijd. Maar dat niet alleen. Overal kwamen opeens onvermoede details aan het licht. Adolf Loos heeft ooit beweerd dat je uit de vormgeving van één opgegraven knoop een hele cultuur kunt reconstrueren. ‘Ex unque leonem’: aan de klauw ken je de leeuw. Zo lijkt het mij toe dat het complexe systeem van het jaar 1965 zichtbaar is in elk detail, elk beeld, elke foto, elke film. Sterker nog je kunt het horen in elk liedje dat in dat jaar op nummer één stond in de hitparade. Als er zoiets als ‘de tijdgeest’ bestaat, dan heeft die een fractale structuur. Het geheel zit samengevat in alle delen afzonderlijk. Al bladerend in het boek Het aanzien van 1965 kwam ik tot deze spectaculaire ontdekking. Maar er was meer.
Het karakter van die tijd bleek niet alleen in elke nieuwsfoto, maar ook in de vormgeving van een postzegel afleesbaar te zijn. Ik ontdekte hem zelfs in mijn eigen, wat knullige tekeningen, waarin ik opeens de tekenstijl herkende van boekomslagen van Franse pocketboeken uit het begin van de jaren zestig. Sommige stukjes van de puzzel leken als vanzelf op hun plaats te vallen. Typografische eigenaardigheden haakten wonderlijk in elkaar. Beeldfragmenten gingen opeens rijmen. De collage leek als door een ‘onzichtbare hand’ in elkaar gezet. Het geheel was onmiskenbaar meer dan de som der delen. Het karakter van een periode houdt zich dus niet alleen schuil in het kleinste detail, maar wordt ook pas tevoorschijn in een nieuwe, ogenschijnlijk chaotische, maar in feite uiterst complexe wijze van ordening. In die ordening op de rand van chaos lijkt iets nieuws te kunnen ontstaan. Iets dat er al was maar nooit als zodanig werd waargenomen. Het komt dan overal aan het licht, waar je het ook zoekt. Deze methode, zo dacht ik bij mezelf, moet toch iets hebben wat hout snijdt. Misschien iets wat lijkt op autopoièsis.
PRINSES BETRAPT
Deze unieke opname van de Nederlandse kroonprinses incognito werd gemaakt door Peter Zonneveld, fotograaf van de Telegraaf. Prinses Beatrix, wier belangstelling naar sociale aangelegenheden bekend is, vergezelde majoor Bosshardt van het Leger des Heils op een avondlijke tocht door het centrum van Amsterdam. (uit:’Het aanzien van 1965′)
Zou het zo kunnen zijn dat alles buiten onszelf om ontstaat. Wij zijn geneigd om over de werkelijkheid te denken in de termen van een spiegel. Mijn denken is een afspiegeling van de werkelijkheid. Kunst weerspiegelt de historische werkelijkheid. De ratio is een spiegel van de waarheid. Maar misschien is dat alles niet waar. Misschien is er helemaal geen spiegel. Alles gebeurt vanzelf op basis van een paar simpele regels. De wereld is een aanhoudende stroom van gebeurtenissen. Al die gebeurtenissen – zowel binnen als buiten mij – houden op onvermoede wijze met elkaar verband. De wereld is voortdurend in wording als een werveling die zich voortplant in een in een nog onbekende ether. Er is geen breuk tussen geest en materie, tussen atomen in begrippen, tussen mijn binnenwereld en de wereld die ik waarneem. Mijn gedachten maken deel uit van een aanhoudende stroom van incidenten, waaruit ik niet kan ontsnappen. Ze komen allemaal uit dezelfde bron, waar alles uit voortkomt, elk moment opnieuw. De wereld stroomt en de historische sensatie maakt je als geen andere ervaring bewust van die allesomvattende draaikolk van micro- en macro-gebeurtenissen. Er is één formule die de wereld doet draaien. De intuïtie berust op een algoritme.
Zo leek ook ik te zwichten voor de verleiding die in deze manier van denken besloten ligt. Ik zocht naar iets concreets in de realiteit voor iets wat alleen bestaat in een werkelijkheid van een andere orde. Deze dwaalweg voerde mij zelfs nog verder. Uiteindelijk ging ik ook mijzelf zien is als een product van autopoièsis. Ik keek in de spiegel en zag een wonderlijk organisme dat verzeild is geraakt op een vreemde planeet, waar het zich overigens uitstekend weet te handhaven. Ik zag mezelf als een het voorbeeld bij uitstek van een uiterst succesvol, maar in feite zichzelf instandhoudend proces. Als sterfelijk organisme ben ik slechts de tijdelijke belichaming van een complex, adaptief systeem dat langzaamaan door een millennialange ontwikkeling is ontstaan uit een wisselwerking met een eveneens veranderende omgeving. Die ontwikkeling moet een langlopend proces zijn geweest, dat vanuit een uiterst toevallige begintoestand zich ontwikkeld heeft in een toestand van veranderlijke stabiliteit op de rand van chaos. Zo zou ik – tegen wil en dank – voortdurend uit zijn op behoud van mijn eigen methode van aanpassing.
Mijn kennis zou niets anders zijn dan een vorm van gedrag. Kennis van de wereld is immers een functie van mijn eigen zenuwstelsel. Met andere woorden, ik schep voortdurend mijn eigen wereld waarbij de structurele beperkingen van mijn brein vastleggen welke omgevingsinvloeden op mij inwerken en welke veranderingen deze in mij teweeg brengen. Toch ben ik geen solipsist omdat mijn zenuwstelsel interactief is met zijn omgeving. Maar ik verwerf ook geen autonome kennis in de vorm van pakketjes informatie. Ik doe het noch het ander. Door het plegen van kennisdaden ben ik er voortdurend op uit om mijzelf te handhaven. En door te handhaven verander ik. Kortom, ik ben iets dat zowel ontstaat is uit als gericht is op … autopoièsis!
SIR STANLEY NAM AFSCHEID
De grootste voetballer die de wereld wellicht ooit heeft gekend, Stenley Matthews, speelde dit jaar voor het laatst. Ter ere van deze vijftigjarige sportfiguur was op het modderige veld van Stoke City een wereldelftal aangetreden om de ploeg van ‘Mister Football’ waardige tegenstand te geven. het team van Matthews, die in de Britse adelstand was opgenomen en zich sir mocht noemen, verloor, maar dat was niet belangrijk. Wat telde, was de wijze waarop de Russische doelman Yashin en de Spaans-Hongaarse ster Puskas hem in naam van de hele sportwereld op de schouders namen. (uit:’Het aanzien van 1965′).
Toch knaagde er ook enige twijfel. Alfa’s hebben de neiging om concepten uit de exacte wetenschap uit hun verband te rukken en alleen metaforisch te gebruiken. Dergelijke praktijken zijn genadeloos ontmaskerd door twee natuurkundigen Sokal en Bricmont in hun boek Postmodernisme, wetenschap en anti-wetenschap (1999). Door close reading toe te passen op een aantal teksten van hedendaagse Franse filosofen, lieten zij zien hoe deze meesterdenkers van de beeldspraak exacte concepten misbruiken voor hun eigen duistere redeneringen. Ik vroeg mij of ik ook ten prooi was gevallen aan dit soort kwalijke praktijken. Het gevaar is immers dat je dan spoken gaat zien. Voor je het weet loop je in cirkels rond als in een woestijn, verbaasd over het groeiend aantal voetstappen dat je tegenkomt, terwijl je niet beseft dat je die zelf onderweg hebt achtergelaten. Het vermeende wondermiddel wordt zo al gauw een placebo. Liep ik soms in cirkels rond?
Maar met complexe systemen, zo ontdekte ik, is iets anders aan de hand. Het gaat hier niet om een nieuw jargon, maar om andere manier van probleemstelling, een benadering van het onderwerp als een voortdurend veranderlijk proces in plaats van een ideale situatie die uit de maalstroom van de tijd is gelicht. Het is een holistische zienswijze die zich heeft aangediend binnen het reductionistisch bolwerk bij uitstek, de natuurwetenschap. Bovendien gaat het om een interdisciplinaire vorm van wetenschap, een reeks verwante theorieën die op allerlei terreinen naar voren komt, niet alleen in de moleculaire biologie, maar ook in de neurobiologie, cybernetica, kunstmatige intelligentie, economie, communicatiewetenschap tot aan de zachtere sectoren van de humaniora, zoals sociologie, culturele antropologie, en last but not least: kunstgeschiedenis.