We schrijven 29 juni 2012. In het toen nog onvoltooide Fries Museum wordt de Gerrit Bennerprijs uitgereikt aan Paul Panhuysen. (zie: hier) Marijke had heel even een brainwave. Ze liet ons fotograferen met de laureaat, Paul Panhuysen (samen met zijn vrouw rechts op de foto), en de toekomstige winnaar van de Gerrit Bennerprijs, Tryntsje Nauta (links op de foto). Ik zei nog tegen Paul: ‘Pas op, deze jongedame gaat jou opvolgen over twee jaar.’ (grapje). Niemand, ook ik niet, had verwacht dat Tryntsje Nauta dit jaar de Gerrit Bennerprijs zou krijgen. ‘Is ze daar niet wat te jong voor?’ zal menigeen wellicht gedacht hebben. Dat laatste valt trouwens best mee. Volgende maand wordt ze al 33. (zie: hier) Bij zo’n leeftijd spreek je eigenlijk niet meer van een ‘jonge kunstenaar’, laat staan van een ‘aanstormend talent’. Toch is het even wennen na al die krasse knarren die de Bennerprijs tot nog toe in ontvangst mochten nemen. De eerste keer, in 2005 viel het nog wel mee. Bas Epker kreeg toen de prijs en was 36 jaar. Daarna sloeg de vergrijzing toe. Louis Le Roy kreeg de prijs in 2007 en was toen 83. Zoltin Peeter kreeg hem in 2009 en was toen 67. En Paul Panhuysen dus twee jaar geleden op de respectabele leeftijd van 78 jaar.
Daar moet nodig eens jong bloed in, moet de jury hebben gedacht. Bovendien zou een vrouw voor de afwisseling ook geen kwaad kunnen. En jawel, daar hadden we dus Tryntsje, ‘the girl next door’. Jong, talentvol en veelbelovend, wat wil je nog meer? Met zulke gaven word je al gauw geknuffeld in Friesland. Eigenlijk die je er dan verstandig aan om gauw te maken dat je weg komt. Niets is troostelozer dan te eindigen in Friesland als het eeuwige jonge talent. We hebben hier al genoeg doodgeknuffelde jonge kunstenaars gehad. Marten Winters was het jarenlang. Bas Epker volgde hem op. Alex Kooistra leek het te gaan worden. Bij gebrek aan jong talent koestert Friesland zijn jonge talenten. Zelfs als je veertig wordt mag je je hier soms nog wel eens een ‘jong talent’ noemen. De prijs voor Tryntsje Nauta komt dus niet zomaar uit de lucht vallen. Zij past in een patroon. Als we in Friesland geen jonge talenten meer hebben, dan maken we jonge talenten
Daar wil ik niet meteen mee zeggen dat Tryntsje Nauta de Gerrit Bennerprijs niet verdiend zou hebben. Zij herkende de seriële ritmiek van het oude Friese tegeltableau terug in de versuikerde rasterpatronen van de hedendaagse Oranjekoeken. Slagroom-Rococo, zo zou je deze banketbakkerskunst kunnen noemen. Tryntsje Nauta legde de verborgen esthetische ordeningen van dit uitstervende ambacht vast in een strakke en conceptuele vorm van fotografie. Dat is geen geringe verdienste. Maar was het ook niet een beetje een toevalstreffer? Een vondst, een trouvaille? Zo’n kunstje flik je één keer, maar het laat zich moeilijk herhalen, want er is geen onderliggend concept dat een oeuvre kan dragen. Dit werk roept op een wonderlijke manier herinneringen op aan de kunst van de jaren zeventig met zijn alledaagse realisme, waarbij voorwerpen uit het dagelijks leven seriematig of in strakke patronen in beeld werden gebracht. Jan Hofman, Lode Pemmelaar en Geertje van Oudheusden hebben de esthetische codes gekraakt, waardoor dit werk nu mogelijk is geworden. En in wezen is het natuurlijk schatplichtig aan Andy Warhol die de seriematige esthetiek van het alledaagse object als eerste geëxploreerd heeft. Kortom, dit werk is dus allesbehalve origineel.
En toch, je kunt alles van de Gerrit Bennerprijs zeggen, één ding is goed geregeld en dat is de kwaliteit van de jury. Juryleden worden voorgedragen door het Fries Museum en Keunstwurk, en komen grotendeels van buiten de provincie waar ze hun sporen in de kunstwereld hebben verdiend. Dat geeft de prijs allure. Het probleem zit hem eerder in het hybride karakter van de Gerrit Bennerprijs. Afwisselend om de twee jaar wordt de prijs uitgereikt voor een geheel oeuvre of voor een toonaangevende ontwikkeling in het werk. Louis Le Roy en Paul Panhuysen kregen de prijs voor hun hele oeuvre. Bas Epker en Zoltin Peeter voor een toonaangevende ontwikkeling. Bij Zoltin Peeter ging dat al een beetje wringen, want als je 67 bent verwacht je toch eerder een oeuvreprijs te ontvangen. Voor de ‘ontwikkelingsprijs’ moeten kunstenaars solliciteren door het inzenden van documentatie en een schriftelijke motivatie. Veel kunstenaars vinden dat ongepast. Je krijgt een prijs, maar je moet er niet om hoeven te leuren. Bovendien weet je nooit wie er nog meer inzendt en belangrijker nog: wie er niet inzendt.
De jury zou er dan ook goed aan doen ook werk van die kunstenaars tentoon te stellen die voor deze prijs zijn afgewezen, of op zijn minst een selectie van de inzenders. Pas dan kun je als buitenstaander beoordelen of het terecht is dat Tryntsje Nauta dit jaar de Gerrit Bennerprijs heeft gekregen. Ook bij de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst is dat sinds jaar en dag gebruikelijk. Maar als ik eerlijk ben zou ik zeggen, gooi dit hele concept overboord. De procedure van deze prijs is een wangedrocht. (zie: hier) Maak van de Gerrit Bennerprijs een vierjaarlijkse oeuvreprijs en verdubbel het prijzengeld. Daarnaast kun je zoals nu ook gebeurt eervolle vermeldingen toekennen. Daardoor wordt de statuur van de prijs duidelijker. Je wordt gelauwerd onder gelijken, en zo hoort het ook. Ik ben benieuwd wat de jury dit jaar te melden heeft in haar rapport. Al meerdere keren heeft de jury kritiek geuit over de prijs in zijn huidige opzet, ook ten aanzien van het veel te lage prijzengeld. Maar ambtelijke molens draaien overal traag, en zeker in het Friese Provinciehuis.
Vandaag wordt in het Fries Museum de Gerrit Bennerprijs voor 2013 uitgereikt aan Tryntsje Nauta. Ik zal daar bij zijn, want een feestje moet gevierd worden, zo niet met een stukje Oranjekoek dan toch zeker met een stevige borrel. Ja, ik heb er zin in! Misschien laat ik me wel weer fotograferen met de huidige en de toekomstige laureaat. Van mij mag over twee jaar iedereen de Gerrit Bennerprijs krijgen. Er zijn immers nog heel wat krasse knarren die hem nog niet hebben gehad: Ids Willemsma, Sjoerd de Vries, Fred Landsman, Sies Bleeker, Jan Maaskant, Eja Siepman van den Berg, maar ook Anne Feddema (die wordt ook een jaartje ouder) en anders wel het duo Buij-Groenewoud (ooit jong, maar inmiddels al aardig op leeftijd). Nog even en we zitten hier allemaal in Huize Avondrood. So what?
Als het over twee jaar maar maar niet Claudy Jongstra wordt, want ik word zo ondertussen hondsberoerd van al die in elkaar geknoopte, wollige knuffelmuren van haar. Elk overheidsgebouw in Friesland moet tegenwoordig zo’n knuffelmuur hebben. Zelfs het Fries Museum heeft er een laten maken in een kleurstelling die voor mij totaal onbegrijpelijk is. Vroeger had je ‘Creatief met kurk’ van Theo en Thea. Nu heb je ‘Creatief met wol’ van Claudy Jongstra. Nee, er wordt in Friesland al genoeg geknuffeld. Weg met al die knuffelmuren! Krasse knarren, daar ga ik voor !