Is God soms het toeval?

 

Op 15 mei a.s. verschijnt het nieuwe boek van Vincent Icke, Zwaartekracht bestaat niet. Afgelopen zaterdag stond er een interessant interview in de Volkskrant met deze hoogleraar theoretische sterrenkunde en bijzonder hoogleraar kosmologie. Een paar citaten:

‘Oerknal is om twee redenen fout. Ten eerste omdat het suggereert dat na een ontploffing deeltjes vanuit een enkel punt de lege ruimte in werden geslingerd. Maar voor de oerknal was er niets, ook geen lege ruimte. Ruimte ontstond pas toen het heelal ging uitdijen. Dat is vaak moeilijk voor te stellen. Alledaags woordgebruik is eigenlijk altijd een obstakel in de natuurkunde. Als ik tegen mijn vrouw zeg: ‘Wat een mooie zonsondergang’, zou ze kunnen antwoorden: ‘Je weet toch dat de aarde draait, en geen god Helios met paard en wagen de zon rondsleept?’ Foute woorden als ‘oerknal’ maken de zaak alleen maar erger.’

Dat is nog tot daar en toe. Maar wat te denken van het volgende:

‘De diepere oorzaak van het gedrag van deeltjes-quanta kennen we nog niet. In de superkleine wereld van de quanta hebben dezelfde oorzaken niet altijd dezelfde gevolgen. Voor niet-natuurkundigen is dat heel gek. Niet-logisch. Van alle vreemdheden in de natuurkunde is dit misschien wel de vreemdste. In de quantumwereld kunnen dingen echt spontaan gebeuren. Het is dus mogelijk dat ons heelal een ‘gevolg zonder oorzaak’ is. Zomaar, een heel universum gratis voor niks.’

Als ik dit soort dingen lees, krijg ik het altijd een beetje benauwd. Er is geen ruimte meer waarin wij leven. Zelfs geen oneindige ruimte. De schrik die Pascal om het hart sloeg bij het eeuwige zwijgen van de oneindige ruimte van het heelal verzinkt in het niet bij de onbegrijpelijkheid en onbevattelijkheid van wat vandaag de dag ‘de tijd-ruimte van het universum’ wordt genoemd. ‘Ons zonnestelsel is 9,2 miljard jaar na het ‘punttijdstip Nul’ ontstaan’, zo lees ik. ‘De aarde is dus 4,6 miljard jaar oud. Over 5 miljard jaar ploft de zon en veegt de hele boel aan kant, inclusief de aarde.’ Waar maken we ons nog druk om? Vroeg of laat houdt alles hier op aarde op en zal niemand meer weet hebben van wat wij hier ooit uitspookten. Of het moet zijn dat onze verre nazaten dan allang geëmigreerd zijn naar een veilig oord ver buiten ons Melkwegstelsel. ‘Beam me up, Scotty!‘ Maar dat zal uitstel van executie zijn. Er bestaat geen veilig oord in dit universum, laat staan een panic room om je in terug te trekken. Alles gaat ooit naar de kloten. Vluchten kan niet meer.

Theologen leven nog altijd in de kosmos van de veilige bol, met een God die vanuit het midden al het zijnde doordrenkt als het water in een spons. Maar er is geen midden, geen binnen, geen buiten. Er zijn alleen toevallige gebeurtenissen. De theologische geometrisering van een bezielde kosmos heeft geen zin meer, want de kosmos als bol heeft zijn beste tijd gehad. De panoramische aandacht van een alziende God in het midden heeft zich opgelost in iets onbenoembaars, wat we nog altijd ‘ruimte’ noemen, maar waarvan niemand meer weet wat het werkelijk is. Ondertussen leven we door alsof er niets aan de hand is. We streven naar het meest haalbare comfort in een desolate en van God verlaten ruimte. Moderniteit, zo stelt Peter Sloterdijk in zijn boek Sferen (1999), streeft overal naar hetzelfde comfort voor de toeristische lichamen. Wat wil je ook meer? Er is niets meer. ‘Misschien zullen we ooit het hele heelal doorgronden,’ zo stelt Vincent Icke, ‘wat wel raar is, want ons apenbrein is totaal niet ontworpen om quarks te begrijpen. Hersenen zijn er om te overleven. Als een sabeltandtijger de grot binnenkomt, weet je dat je een knots moet pakken of wegrennen. Gevaar opmerken, voedsel herkennen, kindjes maken, daar zijn we goed in.’

‘Om te delen in de onkwetsbaarheid van de hemel volstaat het zich op het standpunt van de kosmos te stellen’ stelt Peter Sloterdijk. Mooi gezegd, maar daar hebben we dus geen ene moer meer aan. Er is allang geen middelpunt meer, waarin ons denken rust kan vinden. De bol is dood, en dus is God ook dood. De klassieke metafysica bevond zich altijd al op de plaats van bestemming. Maar die plaats van bestemming is er niet meer. We leven in een kale en dode ‘buitenruimte’ die almaar uitdijt op weg naar niets. Wij zijn uiteindelijk beland in het tijdperk van het niet-aankomen. Onze vertogen gaan dwalen in het niets, dat wil zeggen: in het per definitie onbestemde.

De gedachte dat het heelal bezield zou kunnen zijn ligt een tijdperk achter ons. Volgens Sloterdijk zou God als bewezen kunnen gelden, wanneer duidelijk was gemaakt dat de kosmos de vorm heeft van een bol en dat deze alles omsluitende bol in heel zijn omvang homogeen bezield is. Welnu, we weten nu wel beter. Niets is ‘bezield’ en als er nog zoiets als ‘God’ bestaat, dan is dat een almaar uitdijende ruimte waarin we op weg zijn… ja, naar wat eigenlijk? Geen God of punt Omega. Dat is zeker, als we de kosmologen mogen geloven. We leven in een tijd van het kosmologisch atheïsme. De wereld is voorgoed van God verlaten en dus een universeel ‘buiten’ geworden. Een akelig en kil ‘buiten’. We leven in de wereld van de dolle mens van Nietzsche. Er waait ons een koude wind tegemoet, als een interstellaire bries over de doodshoofden.

Het christendom heeft die dolle mens zien aankomen. Sterker nog: het waren de christenen zelf die deze waanzinnige lantaarnopsteker hebben voortgebracht. ‘God is dood, God blijft dood. En wij hebben hem gedood!’, riep de dolle mens. Christenen hebben God eerst tot een mens laten incarneren, daarna tot een ‘Zijnde’ verklaard en uiteindelijk laten vervluchtigen in metafysische oneindigheid van de wetenschap. God werd een ‘Zijnde die er niet meer kon zijn’. Dat zou onze nieuwe mediagenieke paus van alle daken van het Vaticaan moeten roepen in plaats van zijn tijd te verdoen met knulletjes over de bol te aaien. Het christendom zelf heeft er alles aan gedaan om God om zeep te helpen. ‘Het heiligste en machtigste’, zo riep de dolle mens, ‘wat de wereld tot dusver bezeten heeft is onder onze messen verbloed – wie wist dat bloed van ons af? Met welk water kunnen wij ons reinigen’ Deze paus lijkt te vergeten dat Nietzsche geen nihilist van huis uit was, maar de zoon van een godvrezende dominee. Het waren de christenen zelf die de zee hebben leeg gedronken.

‘Vallen wij niet aan een stuk door? En wel achterwaarts zijwaarts, voorwaarts, naar alle kanten? Is er nog wel een boven en beneden? Dolen wij niet door een oneindig niets? Ademt ons niet de ledige ruimte in het gezicht? Is het niet kouder geworden? Horen wij nog niets van het gedruis der doodgravers, die God begraven? Ruiken wij nog niets van de goddelijke ontbinding?’ (Nietzsche, De vrolijke wetenschap).

In dit dolgedraaide universum kan zelfs de ‘van God dronken’ Spinoza ons niet meer redden met zijn God als ‘naturende natuur’. Er zit dan niets anders op dan het kosmische fiasco onder ogen te zien en de kachel aan te maken. Het wordt koud om ons heen en de verwachtingen voor morgen zijn guur en grimmig. De ontdekkingen van de moderne natuurkunde betekenen telkens weer een aanslag op onze mentale immuunsystemen. We proberen ons op te warmen met bezielende fantasieën over ‘iets’ dat er ergens toch moet zijn tussen hemel en aarde. Maar er is geen ‘iets’. Er is misschien zelfs geen ‘niets’. Alles is alleen maar toeval. God – of wat er van over is aan woorden – dobbelt aan één stuk door als een dakloze zwerver in een onherbergzaam heelal. Sterker nog, deze aan lager wal geraakte drop-out is zelf het toeval, dat ooit bij toeval zich in de wereld aandiende en ook bij toeval inmiddels met de noorderzon uit de wereld is verdwenen.

Het toeval is alles en toch is het toeval tegelijk ook niets. Voor de verklaring van de kleinste gebeurtenissen in het heelal is de kennis van alle gebeurtenissen nodig, Er is een ultiem kader nodig waarin het toeval een plaats vindt. We moeten alle natuurkundige wetten kennen, waaraan ruimte, tijd en de kleinste deeltjes gehoorzamen. Sterker nog, we moeten alle kaders kennen waarin deze gebeurtenissen plaatsvinden en eventueel met elkaar samenhangen, terwijl die kaders op zich weer kunnen samenhangen met andere kaders die we nog niet kennen. Zo bezien stuitten we wellicht ooit op een reeks van samenhangende kaders, waarin het toeval uiteindelijk niet blijkt te bestaan. De laatste schuilplaats van God zal dan een illusie blijken te zijn. Er is niets dan een gebeuren. God is geen toeval. God is alles. God is niets. De mythologische sluier is dan voorgoed van deze dolende nietsnut weggenomen. Maar het raadsel wordt er niet minder om.

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)