Joan of Arc
Huissen, begin jaren vijftig. Mijn vader is niet te zien. Hij nam de foto. Ik sta in het midden. Staand v.l.n.r.: Tante Marie, Tante Luus, mijn moeder, mijn oudste zus Mariet. Zittend: mijn zus Lucie, tante Door en mijn zussen Trees en Cornelie.
Gisteren namen we afscheid van Cornelie in het crematorium te Beuningen bij Nijmegen. Er waren meerdere sprekers: Trees, Cor, Marc en Rob. Ook ik sprak een kort afscheidswoord. Op verzoek van Cornelie klonk onder meer Joan of Arc van Leonard Cohen.
Ik kan het haar niet meer vragen, maar het moet zo zijn dat Cornelie bij de keuze voor dit lied aan mij heeft gedacht. Behoudens de geneesheren die mij destijds behandelden is Cornelie de enige geweest die het manuscript over Jeanne d’Arc gelezen heeft, dat ik schreef in de dagen voorafgaande aan mijn opname in Heiloo in januari 1966. Cornelie heeft toen twee dagen en nachten onafgebroken naar mij geluisterd. Het manuscript is verloren gegaan. Het werd verbrand.
‘Ik voelde mij opstijgen in een andere werkelijkheid en langzaam één worden met alles. Één met het universum, met alle sterren en planeten, de stroom die de atomen verbindt met het heelal, maar vooral één met de echte hemel die de sterren te boven gaat. En terwijl mijn verbeelding zo opklom naar hogere sferen, voorbij het lichaam zelf, belandde ik in de ijle regionen van de waanzin.” Mous’ hemelvlucht geschiedde op de vleugels van taal en religie. Hij schreef veel, en het schrijven bracht hem tot nog verdere hemelbestorming. Schrijven, denken en ervaren leken één geheel te zijn en van een dusdanige kracht en groot belang dat ook de paus op de hoogte diende te worden gebracht. Mous schrijft (2011: 119ff.): “Op deze wijze schreef ik dagen en nachten, uren achter elkaar, associërend, hallucinerend en profeterend in een steeds sneller voortijlende vlucht. De woorden kwamen als vanzelf….Ik heb mijn boodschap aan de mensheid op schrift gesteld in een staat van genade, schrijvend op bevel van God. De tekst moest ook zo snel mogelijk aan de paus worden overgedragen.” Innerlijke drang kreeg een doelgerichte vorm. Het feit dat zijn woorden als vanzelf kwamen was op zich al iets bijzonders dat beschreven moest worden en aan de mensheid bekendgemaakt. Mous’ geschrift diende een eigentijdse versie van Augustinus’’Belijdenissen’ te worden, doorspekt met motieven als dat van ‘Jeanne d’Arc’ en ‘het kruis’: “Mijn weg naar Rome volgde het pad van Jeanne d’Arc, over Vaucouleurs, Reims, Parijs, Orleans en uiteindelijk via Rouen.’
Fragment uit het boek van Wouter Kusters: Filosofie van de waanzin, dat zondag a.s. wordt gepresenteerd in Antwerpen (zie: hier)