Een psalm voor dit heelal

‘Maar de ware wijsheid – die tevens waanzin is – toont zich pas in het
patroon van de vier. De vierde persoon is de geheimzinnige macht die de 
grond van de drie geformatteerd heeft. De vier is impliciet en verzwegen 
en wanneer deze vier geëxpliciteerd – of geëxploiteerd en geëxplodeerd! – 
wordt, verschijnt het Inzicht. De vier werkt als een spiegel, transformator 
of portal. Met de vier kun je situaties herdefiniëren, constellaties. omzetten, codes en teksten vertalen. Vier is de ondergrond in de filosofie en
 de onderdoorgrond in de waanzin. Sporadisch wordt de vier besproken in autobiografieën en psychiatrische verslagen. Zo noemt Perry (1974: 30) ‘de
 gekwadrateerde wereld’ een wezenskenmerk van de waanzinnige wereld. ‘Gekwadrateerde wereld: een viervoudige structuur van de wereld of kosmos wordt gevestigd, gewoonlijk in de vorm van een gekwadrateerde cirkel (vier continenten of kwartieren; vier politieke facties, regeringen of naties; vier rassen of religies; vier personen van de godheid; vier elementen of
toestanden van het zijn).’ (Zie ook Arends, 2013: 174 e.v., en Mous, 2014)

Aldus Wouter Kusters in zijn boek Filosofie van de waanzin.  We zijn inmiddels in het laatste hoofdstuk beland, de finale. Het is ook de laatste keer dat Kusters naar een tekst van mij verwijst. Ditmaal naar mijn boek Modernisme in Lourdes, waarin ik een passage heb gewijd aan het begrip quaterniteit bij Jung. Kusters heeft het niet zo op Jung. Jungs theorieën over de waanzin doen hem teveel denken aan primitivisme, kinderlijkheid, de terugval naar oude archaïsche lagen in de geest, of de ziel, wat hwt ook mag zijn. Jung zag de geest opgebouwd in lagen: het bewuste, het onbewuste en het collectief onbewuste, maar volgens Kusters is de psychose geen retro-reis naar archaïsche lagen, maar een stap naar buiten.

De inhoud van een psychose is geen verhalencomplex van oude mythen, maar een staat van perplexiteit die aanleiding geeft tot actie. Hij spreekt dan ook liever niet over ‘waan’ of ‘mythe’, maar over ‘een Plan’. En in dat Plan is sprake van een eigen Plan-tijd en een eigen Plan-logica. Die Plan-tijd is wat voorheen ‘de mythische tijd’ werd genoemd, ‘De Grote Tijd’ bij Charles Taylor, Tempus illud, de tijd, waarin de grote verhalen ontstonden. Jung  gebruikt wat dat betreft het begrip ‘co-aetern’. Het eeuwige is altijd in het hier en nu aanwezig. Ook het christendom kent dat begrip. Christus wordt elke dag weer opnieuw gekruisigd. De opstanding uit de dood vindt telkens weer plaats. Het is elke dag opnieuw Pasen. Hij is opgestaan. Hij verrijst. Telkens weer.

Het perspectief van Jung zou volgens Kusters ook te weinig ruimte bieden aan de lucide staat van het bewustzijn tijdens een psychose. Kusters spreekt over hyperreflectie, de uitzonderlijke staat van intelligentie die zich in de staat van de waanzin kan openbaren. Het is inderdaad waar, in een psychose kun je jezelf bijzonder lucide wanen. Of dat een illusie is of werkelijk zo is, laat ik graag in het midden. Zeker is dat ik in een intelligentietest, die ik in Heiloo bij mijn psychologisch onderzoek moest ondergaan, een uitzonderlijk hoge score kreeg toebedeeld (142), die ik daarna nooit meer heb gehaald. Maar die score was voornamelijk gebaseerd op een (tijdelijk) uitzonderlijk hoog ruimtelijk, motorisch inzicht. Ik herinner mij ook dat ik in die tijd ruimtelijke situaties vaak in één keer kon doorzien, alsof er in dat opzicht een blokkade was weggevallen.

Een psychose is niet alleen een ingrijpende verstoring van het brein, maar ook een radicale ontremming, waardoor allerlei gaven en talenten, die in de normale staat van het bewustzijn niet geactiveerd worden, opeens volop aan de dag kunnen treden. Een psychoticus is vaak zeer creatief, vindingrijk, poëtisch, visionair, soms zelfs helderziend en beschikkend over gaven als telepathie en telekinese. Op dat punt kan ik het betoog van Kusters helemaal volgen, en zelfs op basis van mijn eigen ervaringen beamen. Maar het is natuurlijk wel ‘hic Rhodos hic salta’. Er zijn maar weinig psychotici die op basis van hun (tijdelijk) uitzonderlijke gaven de wereld hebben veranderd. Misschien waren Jezus Christus, Jeanne d’ Arc of zelfs  Adolf Hitler psychotici, die – ieder op hun eigen wijze – hun waanwereld  (Plan) onder controle hebben gekregen en zo tot uitvoering konden overgaan. Zeker weten doen we dat niet, maar voor een ex-pyschoticus is dat een verleidelijke gedachte.  Ook ik heb dat vaak gedacht.

Wat Kusters ook van Jung moge denken, het getal vier speelt een centrale rol in het slotakkoord van zijn boek. Het stramien van de vier elementen aarde, lucht, water en vuur, waarin het geheel was onderverdeeld, convergeert nu in de apotheose van het kristal. Maar wie gedacht had dat de steen der wijzen nu onthuld zou worden, komt een beetje van een kouwe kermis thuis. Het is een nogal esoterisch eindspel dat de lezer krijgt voorgeschoteld. Het heeft er alle schijn van dat een tekst, die de schrijver zelf in een staat van waanzin heeft geschreven, hier koud wordt opgediend. Misschien is het een waanzinnige versie van zijn briljante bachelorscripte. Misschien moet je eerst een LSD-pil slikken om aan de hand van deze cryptische bewoordingen tot verlichting te kunnen komen. Mij lukte het in ieder geval niet. Ik had hier graag het Halleluja van Händel horen klinken, zeker op deze Eerste Paasdag. Maar in plaats daarvan was het eerder zoiets als de oorverdovende rock van Einstürzende Neubauten, metaforisch gesproken dan. Geen King of Kings, Lords of Lords.…. maar: Kollaps bis zum Kollaps....

Naarmate het einde naderde werd de verwachting gewekt dat de lezer zou worden ingewijd in het grote geheim van de waanzin, de compositie van de wereld, het raadsel van het bestaan, het mysterie van de tijd, het afgrondelijke van al datgene waar ons de namen voor ontbreken. Maar waar de dingen geen naam hebben, daar is het zwijgen geboden. De verwachting van een visioen wordt gesmoord in abracadabra, terwijl ons toch beloofd was, dat de waanzin iets profetisch kan hebben. We moeten weer leren naar de waanzinnige te luisteren. Zijn visionaire staat van genade kan ons wijzen op het ongeziene, datgene wat in het hier en nu wellicht in de kiem aanwezig is, maar wat iedereen over het hoofd ziet. Het grootste gevaar sluimert in de kleinste hoeken, in de kieren van de wereld, waar niemand het ziet. Maar de waanzinnige ziet alles in zijn helderziende staat van genade, terwijl het volk verwildert (of ‘ver-Wilders-t’). Waar het visioen sterft, verwildert het volk (Spreuken 29:18).

Kusters had een verwachting geschapen, een belofte van een ophanden zijnde onthulling. Al lezende werd je op weg geleid naar de openbaring van het Plan. Maar wat onthuld wordt is toch voornamelijk de ontdekking van de auteur, dat zijn eigen missie is geslaagd, het Plan is uitgevoerd. Geen Heilsplan. Geen Behandelplan. Nee, een Leesplan. Op pagina 676 – 15 pagina’s voor het einde – schreef hij nog:

‘Ik zal hier nu verder over zwijgen, de lezer begrijpt wel waar ik op doel: 
Het Plan is geen psychische afwijking, maar de matrix die ons inbedt, de 
lucht die ons doet ademhalen én verstikken, de aarde die  ons steunt én ons doet beven. Het Plan kent begin noch einde, maar slechts contractie en expansie. Het feit dat u deze zinnen leest, betekent dat ons Plan geslaagd is.’

Plan geslaagd. Patiënt overleden. Zoiets moet het zijn. Op het moment suprème, waarop de kraan van de waanzin voluit wordt opengedraaid, gaat de kraan piepen in een oorverdovend geluid. Geen lyrische ontboezeming. Geen taal van de oude profeten. Geen dichtersader die overstroomt. Nee, een piepende kraan. Op pagina 659 schreef Kusters nog:

In mijn openbaringsfase in 2007 schreef ik zelf ook bijzonder veel en 
meende ik dat ik een ‘dichtader’ had aangeboord, waardoor de woorden 
vanzelf stroomden. Ik kocht daarom ook een opnameapparaat je om maar
 niets van mezelf te hoeven missen. Gezien de omvang van het onderhavige werk kunnen we ons afvragen of en wanneer er aan mijn openbaringsfase een eind is gekomen.

Nu dus. Het is volbracht.

Maar toch… het is niet onopgemerkt gebleven. Het was een zware en onvergetelijke beklimming van het hooggebergte van de geest. Maar aangekomen op de top, is de hemel bewolkt zodat het schitterende panorama, dat de lezer had verwacht, achterwege blijft.

Systeem! hoe graag met U alleen
verklein ik in mijn droom Uw blote
heelal tot knuffelbare grootte
en koester U door mij heen!

Hoe dolgraag schurkt mijn oude huid
flink langs Uw Tijdeloos Begin,
zaait er mijn dood verleden in
en zuigt er mijn toekomst uit!

Maar ach ik zit hier met mijn wit
vel vol beeld- en tegenspraak
en weet niet wat het scheelt:

eerst stond er niets, en nu weer dit,
ik weet het niet en schrijf maar raak
en toch is dit Uw beeld

Gij doet mij schrijven want ik maak
per ongeluk Uw beeld

Gij schrijft mij nooit, ik schrijf te vaak
en heb U weer verveeld.

Leo Vroman, Een psalm voor dit heelal