Het boek van verlangen

Bij de crematie van mijn zus Cornelie ontmoette ik haar voormalige geliefde Rob de Leeuw. ‘Woon je nog altijd in datzelfde huis in Zevenaar?’ vroeg ik. ‘Ja,’ zei Rob, maar ik heb er wel een huis naast laten bouwen.’ ‘Als mensen ouder worden gaan ze meestal kleiner wonen,’ gaf ik hem voorzichtig in overweging. Maar die gedachte maakte geen indruk op Rob. Integendeel: ‘Als je ouder wordt moet je juist groter gaan wonen,’ zei hij met veel overtuiging. Ik geloofde hem graag, maar je moet daar natuurlijk wel de pecunia voor hebben. Zelf zou ik graag in een Engels kasteel gaan wonen, met zo’n prachtige bibliotheek met boekenkasten langs alle muren en allemaal leren banden daarin. Maar mijn pensioen is helaas niet toereikend. Rob was voorheen een van de directeuren van de Turmac-fabriek die lange tijd in Zevenaar gevestigd was. Ze hadden daar een prachtige schilderijencollectie die inmiddels verkwanseld is.

Begin jaren negentig had ik Rob voor het laatst ontmoet. Dat was bij een symposium in het Stedelijk Museum dat ging over bedrijfssponsoring. Rob sprak daar namens de Turmac en Wim Beeren leidde de forumdiscussie. Toen ik hem hieraan herinnerde vertelde Rob een fraais anekdote. Als voorbereiding op dat symposium was hij samen met zijn mededirecteur bij Beeren op bezoek geweest in het Stedelijk. Zijn mededirecteur heette Vos. Toen zij zich aangemeld hadden bij de portier, gaf die de boodschap door aan de secretaresse van Beeren met de gevleugelde woorden: ‘Mijnheer De Leeuw en mijnheer Vos voor mijnheer Beeren.’ De secretaraisse van Beeren moet toen de slappe lach hebben gekregen waarvan ze pas een kwartier later weer enigszins herstelde. Het verhaal ging als een lopend vuurtje door hele museum en werd daar nog jaren naverteld.

Maar ik wilde het vandaag over boeken hebben. Of beter gezegd, over het verlangen naar een boek. In 1995 maakte ik een rondreis langs Engelse kastelen. Vol bewondering keek ik naar de library’s. Hoe groter het kasteel, hoe groter de bibliotheek. In elke bibliotheek stond ook een bureau met foto’s in staande lijstjes waarop de heer des huizes te zien was met de groten der aarde. Deze foto’s hadden dezelfde functie als de boeken. Zij waren een bewijs van de statuur van de kasteelheer. Boeken zijn symptomen van ijdelheid.  Daarom hebben mensen graag veel boeken om zich heen. Ik ook waarschijnlijk. Toch is het tegendeel wellicht even bedenkelijk. Ik ken iemand die alleen dié boeken in zijn boekenkast wil hebben die hij ook daadwerkelijk gelezen heeft. Dat is onzin natuurlijk. Een groot deel van de boeken, die ik bezit, heb ik (nog) niet gelezen. Vele daarvan zal ik waarschijnlijk ook nooit lezen. En toch vind ik het belangrijk om ze onder handbereik te hebben. Vaak als mensen binnenkomen – mensen die niet veel lezen – dan vragen ze als eerste: ‘Heeft u dat allemaal gelezen?’ Het ideale antwoord op die vraag heb ik ooit eens gelezen in een boek van de parapsycholoog Van Praag. Hij zei dan: ‘Nee, die boeken heb ik niet allemaal gelezen. Maar het aantal boeken, dat ik wèl gelezen heb, is veel malen groter dan het  aantal dat u hier kunt zien.’  IJdel natuurlijk. Ach, alles is ijdelheid.

Vooral autodidacten zijn erop gesteld om zich zelf te laten vereeuwigen met veel boeken om zich heen. Zo heb ik eens een foto gezien van de filosoof Bolland met heel veel boeken. Zulke foto’s duiden op ijdelheid en een groot ego, maar ook op angst. Het is de angst dat al de zelf vergaarde geleerdheid slechts een vluchtig bezit zal zijn. Boeken kun je niet meenemen in het graf. Zelfs geleerdheid niet. Geleerde mensen die zich laten vereeuwigen met veel boeken, zijn dus niet alleen ijdel, deepdown twijfelen ze aan zichzelf en vooral aan hun eigen intellectuele vermogens. Bovendien hebben ze een diepe angst voor de dood. Michaël Zeeman – God hebbe zijn ziel, hoewel hij daar zelf weinig vertrouwen in had – liet zich graag tussen veel boeken vereeuwigen. IJdel was hij zeker. Onzeker was hij ook, hoewel je dat niet zou zeggen. (Over de doden niets dan goeds). Of hij angst had voor de dood, weet ik niet, maar ik vermoed van wel. Wie niet trouwens ? Bezit, dat door ijdelheid is verkregen, verdwijnt met de dood als sneeuw voor de zon. Of, zoals het in het boek Spreuken te lezen staat: ‘Bezit, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergaart, zal het vermeerderen.’

In de jaren zestig ben ik een tijdje lid geweest van de EC-Boekenclub. Ik heb er zo’n  dertigtal – veelal ongelezen – boeken aan overgehouden. Niets eens slechte, een dik boek van Nabokov bijvoorbeeld, waar ik ooit in begonnen ben, maar niet doorheen kwam. As je niet kon kiezen dan kreeg je ‘Het boek van de maand’ vanzelf toegestuurd. Het probleem met die boekenclubs was het beperkte repertoire. Het waren wel mooie boekenkastvullers. Maar dat waren ook de zogeheten trilogieën (waarom zie je die niet meer) bijvoorbeeld van Toon Kortooms, Jan de Hartog, Jan Mens of Herman de Man. Je had in die tijd inderdaad veel dikke boeken met goedkope banden die toch nog wat leken en heel goed de boekenkast opvulden. Tegenwoordig zie je dat soort boeken nog wel eens in een café, waar ze voor de sfeer een boekenwand hebben gecreëerd. Laatst kwam ik in een wegrestaurant bij Breda, waar de wanden vol waren met dat soort boeken.

Zo heb je ook mensen die graag ‘een wandje boeken’ hebben zonder ooit een boek te lezen. Dat soort boekenkasten herken ik trouwens meteen. Een goede boekenkast heeft een ziel. Het is moeilijk te benoemen waar dat in zit. Ik herinner mij een anekdote die ik ooit van een boekbinder hoorde. Een Amerikaan had bij een antiquariaat in Amsterdam voor een vermogen oude boeken in leren banden gekocht. Maar hij kwam terug bij de boekbinder met de vraag of van alle boeken een halve centimeter af kon, omdat ze net niet in zijn eikenhouten boekenkast pasten. Ik kan me dat ergens wel voorstellen. Als je mooie boeken koopt om daarmee je boekenkast op te sieren, dan moeten ze ook passen, anders is het een miskoop.

Begin jaren zestig kocht mijn vader een ‘Kant en klaar’ wandmeubel, waar de glazen in konden staan. Daar zat ook een boekenplankje in. Maar meer dan tien boeken kan ik me niet herinneren. De Peelwerkers van Antoon Coolen en een vijfdelige Winkler Prins. Soms kwam er een boek in huis dat je goedkoop bij de Margriet kon krijgen. Van Pearl S. Buck bijvoorbeeld of Kronkels van Carmiggelt. Ook kan ik me herinneren dat er wel eens een Prisma-boekje door het huis heen slingerde met titels als De leugen daalt over China of Augustinus de zielzorger, maar dat was het dan ook wel. Lezen deed je niet. Ja, de krant. Die werd elke avond door mijn vader gespeld.

Wij hadden thuis een abonnement op De Nieuwe Dag. Dat was de Amsterdamse editie van De Tijd. En er was natuurlijk de parochiekrant Sursum Corda met het kerkelijk nieuws en niet de vergeten de katholieke radiogids, die later Studio ging heten. Ook kan ik me herinneren dat we wel eens een tijdje een abonnement hebben gehad op Readers Digest. Maar een boek was een zeldzaam fenomeen bij ons huis. Het lezen van boeken werd ook niet door de kerk gestimuleerd. Integendeel. Heel wat boeken stonden op de verboden lijst, de index, die pas in 1966 door Paus Pius VI werd opgeheven.

Ik denk dat mijn liefde voor het boek voor een groot deel is voortgekomen uit  de omstandigheid dat ik opgegroeid ben in een huis zonder boeken. Uit pedagogisch oogpunt heeft het ook weinig zin om kinderen al in hun vroegste jeugd met boeken in aanraking te brengen, zo er al een heilzame werking van boeken uitgaat, wat zeer discutabel is. Een auteur als Jean Paul Sartre, die niet over gebrek aan verbeeldingskracht en verbaal vermogen te klagen had, beschrijft in zijn autobiografie Les mots dat hij opgroeide in een ouderlijk huis vol boeken, maar tegelijk als kind verslaafd raakte aan het lezen van stripverhalen. Zonder effectbejag of ironie, maar letterlijk en oprecht bekent dat hij dat hij nog altijd liever strips las dan Wittgenstein.

Een te vroege toewijding aan het boek zou de fantasie zelfs kunnen remmen in haar vrije ontwikkeling. Geletterdheid, zo beweerde McLuhan, draagt aan de versplintering van de zintuigen. Het Gutenberg-tijdperk heeft de mens geen goed gedaan. De nieuwe media brengen volgens hem nieuwe vormen van synesthesie voort. Daarmee zou een eind kunnen komen aan de verschraling van het zintuiglijk leven, die sinds de Romantiek door dichters en kunstenaars is gesignaleerd en bestreden. Misschien hadden de katholieken met hun middeleeuwse afkeer van het boek dan toch gelijk. Ze wilden het Gutenberg-tijdperk gewoon overslaan. Protestanten zijn wettisch en symboolblind. Katholieken daarentegen zijn beelddenkers en hebben gevoel voor het irrationele.  Boeken lezen remt het creatieve vermogen. Sterker nog: boeken maken je dom.

Toch heb ik zelf leren denken door boeken te lezen en niet andersom. Om die reden heb ik in de loop der jaren mijn huis volgestouwd met boeken. De planken in de gang beginnen zelfs vervaarlijk door te buigen, omdat ze het gewicht van de kast nauwelijks meer kunnen dragen. Er moet binnenkort een betonnen vloer in worden gestort, anders gebeuren er ongelukken. Ik heb ooit eens een verhaal gelezen over een Franse bisschop in de zestiende eeuw die zijn huis zo vol gebouwd had met boeken dat het uiteindelijk is ingestort. De bisschop kwam om het leven tussen zijn eigen boeken. Door de ijdelheid van het overmatig boekenbezit komt de bezitter vanzelf voor de val. God straft door de zwaartekracht, waartegen zelfs het boek niet bestand is. Maar ook als je boekenkast niet omvalt, kun jezelf nog altijd uitgroeien tot een ‘omgevallen boekenkast’

Een overdaad aan boekenkennis, zonder samenhangend inzicht, leidt tot een kwaal die moeilijk te genezen is. Soms denk ik wel eens dat ik zelf ook met die kwaal behept ben, maar dan denk ik weer bij mezelf. ‘Schrijf dat op! Dat is een mooi verhaal.’ Een kwaal kan ook een gave zijn. Neem nou ijdelheid. Niets menselijks is mij vreemd, dus ook ijdelheid niet. Je moet er alleen niet mee te koop lopen. ‘IJdelheid der ijdelheden.’ In welk boek stond dat ook al weer? Het leven vliedt als een schaduw heen. Waarom verzamel ik eigenlijk boeken? Waarom lees ik telkens weer een boek? Welk vreemd verlangen drijft mij? Misschien is het wel het verlangen naar het boek van verlangen.