De kanonnen van Navarone

Jaap0001.jpg

Gisteren ontving ik nogal wat mailtjes van bezorgde lezers die zich afvroegen of de reacties van een zekere ‘JdHS’ inderdaad van Jaap de Hoop Scheffer waren. Sommigen maakten zich zelfs zorgen over de staat van paraatheid van het NAVO-hoofdkwartier, gezien de afgewaaide praat van de secretaris generaal. Ik kan u gerust stellen. Deze reacties waren van iemand die zich voor ‘JdhHS’ uitgaf. Niet zijn secretaresse of secretaris, maar een persoon die verder anoniem wil blijven, maar bij de redactie van dit weblog bekend is. Een beetje pientere lezer had dat – na even googelen – ook zelf kunnen ontdekken. Deze ‘nep-JdHS” deelde immers mee, dat hij jarig was en op Wikipedia is na twee klikken van de muis te achterhalen, dat Jaap de Hoop Scheffer op 3 april 1948 geboren is en gisteren dus niet jarig was.

Jaap was dus een vroege leerling. Ik was een late leerling, want ik ben 4 maanden en twee dagen ouder dan hij. We waren klasgenoten van 1961 tot 1964. Op 3 april 1962 werd Jaap 14 en waren Nard Loonen (op de foto staande links boven), Hugo van den Hombergh (zittend tweede van rechts) en ik (zittend in het midden) uitgenodigd voor het verjaarsdagspartijtje van Jaap (zittend links naast mij). Dat verhaal over de ‘Kanonnen van Navarone’ is dus historisch. We zouden die dag naar het Ceintuurtheater gaan, waar de film werd vertoond. Maar hij was ‘boven de veertien’, zoals zo veel films in die dagen. Ondanks het feit dat wij vergezeld werden door de vader van Jaap, mocht hij er niet in. De kassière wilde niet geloven, dat Jaap – die nogal klein van stuk was – al veertien was. Al praatte de vader als Brugman, de kassière bleef onvermurwbaar. Pas een week later – toen Jaap inmiddels een paspoort had – mochten wij naar binnen.

Achteraf denk ik wel eens, dat dit een traumatisch gebeuren moet zijn geweest voor de kleine Jaap. Mede gezien het feit dat het om een oorlogsfilm ging, waarin geavanceerd wapentuig een hoofdrol speelde, kan dit trauma mogelijk een beslissende invloed hebben gehad op zijn latere ambitie om secretaris generaal van de NAVO te worden. Niemand van zijn klasgenoten, die hierboven op de foto staan, heeft zijn glansrijke carrière destijds zien aankomen. Jaap was beslist geen bolleboos. Tennissen kon hij ook niet. Hij kreeg die bal nauwelijks over het net. Ik ook niet trouwens. Hierna heb ik ook nooit meer een tennisracket aangeraakt. Een paar weken later, bij de overgang naar de vierde klas, bleef Jaap zitten, maar dat overkwam zowat de halve klas dat jaar. Het was één grote keet-sfeer en bovendien gierden de hormonen bij ons allemaal door het lijf.

Op de foto boven zijn verder nog te zien: Leo Reuser (zittend helemaal links), die later de vader zou worden van Martijn Reuser, de profvoetballer. Loek Nijman (zittend rechts in een nogal ongemakkelijke houding), die een wiskundeknobbel had en een wat wonderlijke motoriek. Het zou mij niet verbazen als hij nu verbonden is aan een of andere universiteit in Amerika. Carlo Knüppe (staande helemaal rechts) is volgens mijn laatste informatie nog altijd werkzaam als huisarts in Arnhem. De jongen met bril, die in het midden staat, was Lex Zandee die onlangs nog op mijn log ‘klassenfoto’ gereageerd heeft. De foto is genomen in het voorjaar van 1963 – ik dacht op Hemelvaartsdag – op een verlaten tennisbaan in Buitenveldert, een wijk van hoge en kale flats die toen nog in aanbouw was. En langzaam daalde over het wijde land een DC 9, zoals Frans Halsema later zou zingen.

‘De kanonnen van Navarone’ is overigens een draak van een film. Ik heb hem een paar jaar geleden nog eens terug gezien, maar ik had moeite om het einde te halen. Onbegrijpelijk dat wij daar toen zo graag naar toe wilden. Een veel betere oorlogsfilm uit die tijd – misschien iets eerder – was ‘The man who never was’, maar die zie je nooit meer op TV. De meeste oorlogsfllms uit de jaren zestig hadden een nogal opgeblazen heroïek. De goeden waren goed en de kwaden kwaad. Lou de Jong legde uit op TV hoe het werkelijk in de oorlog was toegegaan, maar daar was ik toen nog niet zo mee bezig. De oorlog was in die tijd een grote schaduw uit een nabij verleden dat tegelijk ook heel ver weg was, omdat je het zelf niet had meegemaakt. Eigenlijk is dat altijd zo gebleven. De Tweede Wereldoorlog behoort voor de generatie van de babyboomers tot een ander tijdperk. Ook voor Jaap de Hoop Scheffer dus. Misschien is dat maar goed ook. Misschien ook niet. God only knows.

Eigenlijk is die oorlog pas in de jaren zestig voorgoed afgelopen. Als je klassenfoto’s uit die tijd bekijkt, dan zie je elk jaar wat meer variatie in kleding en haardracht ontstaan. De haren werden langer naarmate de rokken korter werden. Of andersom. dat heb ik nooit zo begrepen. De theemutscultuur van de jaren vijftig behoorde opeens voorgoed tot het verleden. Achteraf bezien ging dat proces misschien wat te snel. Een oude wereld stortte onder je ogen als een kaartenhuis in elkaar, inclusief de laatste bolwerken van het ‘Rijke Roomse leven’. Wie in die jaren met schade en schande volwassen werd, draagt de sporen van die grote omwenteling nog altijd mee in zijn ziel. De één misschien wat meer en de ander wat minder. Het was ’tuning in’ of ‘dropping out’. Niemand wist waar het naar toe ging of had een kompas voor de toekomst op zak. Jaap de Hoop Scheffer kennelijk wel. Hoe dat kwam? God only knows. Misschien wel door al die ‘good vibrations’ van veertig jaar geleden.