De regio als navel van Europa

‘Het nieuwe erin echter is dat dóór 
het alledaagse leven van de Brabantse dorpelingen heen een meer fantastisch ele
ment komt spelen, en dit geeft deze boeken een cachet waarin werkelijke menschen 
zich gemakkelijk vergrooten tot zinnebeeldige helden en waarin werkelijke dingen 
zich gemakkelijk onderwerpen aan tooverachtige verhoudingen.’

Aldus schreef Anton van Duinkerken over de romans van Antoon Coolen. Zoals Stijn Streuvels dat voor Vlaanderen deed, zo liet Antoon Coolen het Brabantse land in zijn romans tot leven komen. Streekromans zo heette dat vroeger. 
Het alledaagse leven in de regio kreeg iets betoverends in deze verhalen over het boerenland. Het leven daar werd mythisch en universeel, alsof het altijd zo was geweest en eigenlijk ook altijd zo hoorde te blijven. Het modernisme was een ontsporing geweest van de  Europese metropolen. Alleen op het platteland was de zuiverheid van hete echte leven bewaard gebleven. In in zijn eerste boeken koos Coolen voornamelijk de Peel als achtergrond. Dat veranderde met zijn roman 
Dorp aan de rivier (1934). De 
schilder-arts Henk Wiegersma uit Deurne stond model voor dokter Tjerk van Taeke.

Antoon Coolen werd geboren in 1897, hetzelfde jaar waarin mijn vader ter wereld kwam. Coolen in Limburg, mijn vader in Friesland. Toch is Coolen waarschijnlijke de enige de schrijver gewest van wie mijn vader ooit boeken heeft gelezen. Bij ons thuis stonden Kinderen van ons volk (1928) Peelwerkers (1935) gebroederlijk naast elkaar in de kast. Ik heb die boeken altijd bewaard, twee kloeke uitgaven met mooie linnen banden en met een houtsmeden van Jozef Cointré op de titelpagina. Ik denk niet dat mijn vader na de oorlog ooit nog boeken van Coolen gelezen heeft. Hij heeft hem wel overleefd. Mijn vader stierf in 1966. Antoon Coolen al vijf jaar eerder, onder nog altijd onopgehelderde omstandigheden. Op 10 oktober 1961 viel hij zomaar uit een rijdende trein. Hij lag uren bewusteloos langs de rails en wist tenslotte een boerderij in de omgeving te bereiken. Coolen overleed een maand later op 64-jarige leeftijd aan de gevolgen van deze valpartij. Zijn tragische dood leek een symbool te zijn voor de teloorgang van het regionalistisch cultuurideaal dat begin jaren zestig zijn beslag kreeg. Het verdween opeens zomaar, zoals het later ook zomaar weer terugkwam. Als een zonsverduistering, de eclips van bloed en bodem.

De naoorlogse jaren waren ook de meest gelukkige periode in zijn leven geweest. Na de oorlog raakte Antoon Coolen enige tijd zelfs in opspraak door zijn vermeende antisemitische opvattingen. Zijn bundel opstellen Bevrijd Vaderland (1945) kreeg felle kritiek vanwege een passage over de Joden. En hoewel hij er zich later van distantieerde – het zou een misverstand zijn geweest – bleef er toch iets hangen. Anderzijds heeft Coolen zich altijd fel gekeerd tegen de collaborateurs in het Zuiden des lands. Al mocht hij dan voor de oorlog termen hebben gebruikt als ‘bloed’, ‘bodem’ en ‘volkseigen’, hij was zeker geen voorstander geweest van het nationaalsocialisme. Maar de tijden waren veranderd. Regionalisme raakte uit beeld toen het modernisme in de jaren zestig een doorstart kreeg. De aan efficiency verslaafde wereldburger wilde voortaan niets meer te maken hebben met al die toverachtige verhoudingen in het boerenleven van weleer. Die mythe leek opeens tot op de draad versleten. Maar zoals het gaat met mythen, ze steken altijd weer de kop op.

Na de val van het Oostblok kwam de staatkundige indeling van Europa in een ander licht te staan. Regionalisme en nationalisme kwamen opeens weer in beeld als geleiders van identiteit in tijden van snelle veranderingen. Er verschenen nieuwe studies over de rol die het nationalisme in het moderne Europa heeft gespeeld. Wat betekent het om ergens bij te willen horen? Zo trok ook het regionalisme opeens weer belangstelling als de historische tegenpool van moderniseringsprocessen. In hoeverre is het zuidelijke regionalisme van Antoon Coolen, achteraf bezien te vergelijken met de Friese situatie, waar de boerenroman een eigen traditie heeft gekend, niet zelden in combinatie met een zekere hang naar verheerlijking van eigen bloed en bodem. Die vraag werd tot nu toe zelden gesteld. In 2006 werd ik gevraagd om voor het tijdschrift De Moanne een recensie schrijven van de roman De Oerpolder van Hylke Speerstra. Om tot een afgewogen oordeel te komen leek het me aardig om deze Friese boerenroman te vergelijken met een zuidelijke  streekroman uit de jaren dertig: Dorp aan de rivier van Antoon Coolen.

Zo ben ik Dorp aan de rivier zelf gaan lezen en dat viel eigenlijk best mee. Het is een vlot geschreven verhaal over een klein dorp aan het begin van de vorige eeuw, een hechte gemeenschap die in een voortdurende strijd is gewikkeld tegen het water van de rivier. Centraal staat de bijna heroïsche beschrijving van de hoofdpersoon, de van oorsprong Friese dorpsdokter Tjerk Teake, die de strijd niet alleen met de elementen aanbindt, maar ook met de zieken. Antoon Coolen toont je de menselijke gebreken van de eenvoudige dorpsbewoners, de gruwelijkheid van ziekte en dood, maar ook de soms opzichtige moraal en de rake beschrijvingen van de eenvoud van het plattelandsleven voordat techniek en vooruitgang dit leven radicaal zou gaan veranderen. Het dorp aan de Maas dat Antoon Coolen beschrijft is de evocatie van een voorbije tijd, iets dichterbij misschien voor de auteur, maar inmiddels voor de lezer bijna even ver achter de horizon verwijderd. Het beeld dat hij oproept is homogeen, de verbeelding heeft de feiten op organische wijze tot een eenheid gebracht.

De roman Dorp aan de rivier heeft in feite geen spanningsboog. Het leven in het dorp wordt opgeroepen in wisselende personages, waar alleen de dokter een terugkerend personage. Het leven zelf is het ware de hoofdpersoon. Het decor is dat van de oprukkende industrialisering waardoor de bochten in de Maas uiteindelijk rechtgetrokken zullen worden. Het is de tijd die onontkoombaar voortschrijdt op weg naar de moderne wereld. De teloorgang van een vorige wereld is dat wat de verhalen met elkaar verbindt. Antoon Coolen moet een nauwe band hebben gevoeld met het dorp dat hij beschrijft, maar zijn eigen emotie blijft buiten beeld. Hij registreert en creëert tegelijk met een soort onderkoelde betrokkenheid. Het gaat bij ook om de mensen, maar dan meer om iets existentieels, om de bitterheid van het bestaan, om het leven zelf, waarvan de rauwheid niet geschilderd wordt om het sentiment, maar als een noodzakelijk totaalbeeld, waarin de personages zelf naar voren treden als mensen van vlees en bloed. Toch werd  de boerenroman van Antoon Coolen in zijn eigen tijd lang niet altijd gewaardeerd.

Begin jaren dertig laaide er onder Nederlandse letterkundigen een debat op tussen kosmopolieten en regionalisten. De schrijvers van de alom populaire streekroman kwamen onder vuur te liggen, met Antoon Coolen voorop. De Nederlandse literatuur moest zich opwerpen tot een Europees niveau. Het debat ging in feite tussen de cultuur van de elite en de cultuur van het volk. Maar vooral ook tussen de stad en het platteland. Tussen snelle vooruitgang van de moderniteit en een verlangen naar traditie en samenhang. Een kosmopolitische geest waarde rond in Europa, bijna tegen beter weten in. Men wilde weg uit de benauwde sfeer van kneuterigheid en alledaagsheid. Weg van de boeren en burgers. Dichters en kunstenaars peilden de probleem van het moderne bestaan en wezen de weg naar de toekomst. En die toekomst gloorde in de grote metropolen.

Europees peil

Niet gemeenschapszin van het platteland, waar het individu zich nog verbonden voelde met het bloed en de bodem, maar de ontwortelde eenzaamheid van de grote stad moest in de moderne roman centraal staan. En dat alles op een niveau dat internationaal en op zijn minst Europees was. Zo ontstond het scheldwoord van ‘de provinciaal’ juist in het begin van de jaren dertig, toen de cultuur van de metropool de norm ging stellen. Omgekeerd was er geen provinciaal te bekennen die zichzelf als zodanig bestempelde. Schrijvers als Antoon Coolen en Herman de Man, wier romans sterk verbonden waren met regio’s als De Peel en Zeeland, noemden zich zelf ‘regionalist.’  Met name Antoon Coolen liet de kritiek van de kosmopolieten dan ook niet over zijn kant gaan. In een redevoering voor de katholieke kunstkring De Violier nam hij stelling tegen het verwijt van provincialisme: ‘De regionalist (..) die zich van zijn gebondenheid bewust is, vindt juist hierin zijn kracht en moet komen tot de uitbeelding van persoonlijkheden, die ons in het diepst van hun wezen vertrouwd zijn wegens hun algemeen menselijke aard.

Daarmee kregen zijn tegenstanders, die zich vooral in het rond het tijdschrift Forum ophielden een koekje van eigen deeg. Het waren immers de regionalisten die authentiek waren en een eigen persoonlijkheid hadden. Zij schreven over mensen van vlees en bloed in tegenstelling tot de kille en cerebrale schijnbeelden van de moderne roman met al zijn ironische maskerades. Deze grootstedelingen misten een soort derde dimensie, een gevoel voor het universele, het algemeen menselijke en het tijdloze dat met de statische en eeuwige ruimte en het landschap verbonden was, met de ziel ook, die nog wortels had in de ziel volk en iets onpeilbaars dat in de bodem zat. Dat was natuurlijk tegen het zere been van Menno ter Braak die dan ook fel reageerde op Coolens preek voor eigen parochie. In een artikel Provincialisme – regionalisme schreef hij in 1934 het volgende, waarbij hij Coolen om te beginnen letterlijk citeerde:

‘De moderne critiek is van oordeel, dat in het regionalisme gevaar voor provincialisme schuilt, tengevolge waarvan groote en diepe levensdingen niet tot den schrijver zouden doordringen, maar het tegendeel is waar. De regionalist (dit woord zullen wij voortaan moeten gebruiken voor “provincialist”, denk ik. – M.t.B.), die zich van zijn gebondenheid bewust is, vindt juist hierin zijn kracht en moet komen tot de uitbeelding van persoonlijkheden, die ons in het diepst van hun wezen vertrouwd zijn wegens hun algemeen menschelijken aard. En de schrijver zou iets zeer belangrijks opgeven, als hij datgene, wat met geboorte en bloed wordt meegegeven, zou afsluiten. De Duitsche litteratuur erkende de kracht van een gezond volkseigen reeds voor de totstandkoming van het tegenwoordig regiem en ze vond deze kracht in Holland vooral in de regionale litteratuur. En niet alleen de grond, de wind, de heide zijn onmisbare factoren, ook het taaleigen is verwant aan het zielseigen. Het idioom is geen kunstmatige aardigheid, maar het kenmerkt de personen van een bepaalde streek.’

Het was of Ter Braak in de romans van Antoon Coolen opeens alles herkende wat hij zelf verachtelijk vond. Alsof hij in de woorden van Coolen iets voorvoelde wat dreigend in de lucht hing, iets dat verkeerd af zou lopen. De verheerlijking van het eigene, de uitsluiting van het vreemde, het chauvinisme van de eigen taal en de verheerlijking van volk en gemeenschap. Antoon Coolen had ook niet de meest gelukkige woorden gekozen om zijn betoog te onderbouwen. Termen als ‘geboorte, ‘bloed’ en ‘volkeigen’ werkten bij Ter Braak als een rode lap op een stier. Het was nog geen jaar geleden dat Hitler in Duitsland aan de macht was gekomen. Daar werden boeken verbrand. Schrijvers en kunstenaars vluchtten over de grens. In de woorden van Ter Braak klinkt iets door van zijn afschuw voor de nazi’s: ‘En die “geboorte” en dat “bloed” moet Antoon Coolen s.v.p. niet laten uitdijen tot een mystiek van de Peel.’ Kortom, de bodem kent niet zijn eigen mystiek. We leven allemaal in dezelfde wereld. We ademen dezelfde lucht.

Internationale context

Zo kwam er al in het begin van de jaren dertig een herdefiniëring tot stand van termen als provincialisme, regionalisme en internationalisme. In het boek In 1934, Nederlandse cultuur in internationale context (2010), wijdden Arne De Winde en Ton Sintobin een hoofdstuk aan dit zogeheten regionalisme-debat. Zo stellen zij:

Duidelijk is dat de ‘regionalistisch’ en ‘provincialistisch’ zodanig met contrasterende en verglijdende betekenissen wordt beladen dat ze uiteindelijk uitgehold raken, maar ze behouden hun strategisch potentieel in de strijd om cultureel legitimiteit. Labels als  ‘regionaal’ , provinciaal’ , ‘lectuur’, ‘jong’ modern, kil’. ‘theoretisch’, en ‘algemeen menselijk’ fungeren als strijdconcepten, waarmee schrijvers een positie in het literaire veld trachten te verwerven.

Als ik zulke woorden lees, dan stel ik me zo voor dat er in Friesland in al die jaren niet veel veranderd is. Anne Wadman heeft het regionalisme-debat uit de jaren dertig na de oorlog gewoon in Friesland geïmporteerd. Wat Ter Braak cum suis hadden beweerd over een vereiste ‘Europees peil’, gold nu opeens ook voor de Friese literatuur die hierna uiteenviel in twee literaire systemen: lectuur en literatuur. De boerenroman versus de letterkunde. Wadman heeft veel aan Ter Braak te danken. In de onlangs verschenen Wadman-biografie van Joke Corporaal wordt Ter Braak tientallen keren genoemd, maar nergens komt het regionalisme-debat van begin jaren dertig ter sprake. Dat was kennelijk niet in de dagboeknotities van Wadmam te vinden. Wadman zou vooral door de niets ontziende eerlijkheid van Ter Braak beïnvloed zijn. Hij had ook vooral bewondering voor zijn essays. Demasqué der schoonheid bijvoorbeeld, dat hij maar liefst zes keer las, zo noteert Joke Corporaal uit zijn dagboek.

In hun artikel over het regionalisme-debat stellen Arne de Winde en Tom Sintobin dat Ter Braaks roman Dr. Dumnay verliest als een ‘vertaling’ kan worden opgevat van de problematiek van dit debat. ‘Het lijkt er dus op.’ zo concluderen zij, ‘dat Ter Braak zijn literaire werk gebruikt om zijn werk-externe poëtica te bevragen.’ Dat zelfde zou je van sommige romans van Anne Wadman kunnen zeggen, met name De smearlappen, die in feite een niet-begrepen parodie was op de Friese boerenroman. Misschien moet Joke Corporaal toch maar eens Dr. Dumay verliest gaan lezen. In haar Wadman-biografie wordt deze roman van Ter Braak uit 1933 – door haar abusievelijk ‘Ter Braaks debuutroman’ genoemd – slechts  één keer vluchtig vermeld bij een bespreking van Fokke Sierksma’s kritiek op Reedridder van Wadman.

Ter Braak en het regionalisme

Uit niets blijkt dat Joke Corporaal Dr. Dumay verliest ook zelf gelezen heeft. Corporaal verwijst alleen naar Léon Hanssen die in zijn Ter Braak-biografie deze roman in het kort beschrijft (en het als een mislukte roman bestempelt). Ter Braak zou volgens Hanssen in deze roman afrekenen met een episode van zijn leven, waarin hij halsoverkop verliefd werd op een ‘gewoon meisje’. Dat mag dan zo zijn, maar de verwijzing naar het regionalisme-debat is hiermee geheel uit beeld verdwenen, ook bij Corporaal dus. Waarom komt het regionalisme-debat in de jaren dertig niet voor in de biografie van Anne Wadman, terwijl het juist Wadman was die met deze problematiek heeft geworsteld? Die omissie is even wonderlijk als het ontbreken van een juiste duiding van Ter Braaks roman Dr. Dumay verliest, waarin de de uitkomst van dit debat juist op zijn waarde wordt beproefd.

Dit weekend ben ik Dr Dumay verliest maar eens gaan lezen. Het was of ik een roman van Anne Wadman zelf las. De dubbelzinnigheid tussen literatuur en lectuur, die mislukte maskerade, de halfslachtige hoofdpersoon, ja zelfs de titel van het boek had door Wadman zelf bedacht kunnen zijn. Ter Braak speelt in deze roman niet alleen met begrippen als ‘burger’ en ‘intellectueel, maar ook met ‘de provincie’ en ‘de grote stad.’ In feite is het een ontluisterende vorm van kritiek die uiteindelijk ook op Ter Braak zelf terugslaat. Vluchten kan niet meer, zo lijkt het. Zelfs de anti-burgerlijkheid is burgerlijk, zoals ook anti-modern modern kan zijn. Schipperen, dat was het adagium waar het denken van Ter Braak uiteindelijk op uit kwam. ‘Ieder komt aan de beurt voor zijn huiskamerroman’, zo luidt de laatste zin van deze wat al te zeer uit ideeën geconstrueerde roman.

Als het al een mislukte roman is, dan komt dat doordat het idee achter de roman met de roman zelf aan de haal is gegaan. Het zijn geen mensen van vlees en bloed, zou Antoon Coolen zeggen. De ironie valt in zijn eigen zwaard. Het komt wel vaker voor dat auteurs  hun inspiratiebronnen verzwijgen. Dat lijkt met Wadman en Dr. Dumay verliest het geval te zijn. En dan te bedenken dat Ter Braak dit boek aan de straatstenen niet kwijt kon, en Wadman drie decennia later met De smearlappen een bestseller schreef. Ook Coolens Dorp aan de rivier, dat een jaar later als Dr. Dumay verliest in 1934 verscheen, zou een absolute bestseller worden. Het publiek heeft altijd gelijk, zo wordt wel eens beweerd. Was het dan toch kinnesinne, die roep van Ter Braak om Europees peil? Wat is er van zijn woorden overgebleven het Europa van vandaag?

Europa en de regio

Friesland kreeg in de jaren zestig te maken met een nieuwe stedelijke cultuur, waardoor de het rurale cultuurideaal van de Friese beweging zijn externe antipode kwijtraakte. De vijand was naar binnen geslopen. Daarnaast werd het voor een nieuwe generatie belangrijk om je anders te oriënteren en bovendien je af te zetten tegen het ‘mienskip-denken’ van de oudere generatie, waarvan enkele voormannen ook nog eens behept bleken te zijn met een fout oorlogsverleden. Na de val van het Oostblok werd het regionalisme van weleer een postmodern cultuurideaal. Maar ook de keerzijde van dat ideaal werd in de jaren negentig pijnlijk zichtbaar in het voormalige Oostblok. In een onbestendig staatsbestel als het voormalige Joegoslavië kon de behoefte aan een regionale of etnische identiteit opeens rampzalige vormen aannemen zodra zij een speelbal werd van 
gewetenloze volksmenners.

Sterke nationale overheden en stabiele staatsgrenzen leken eens temeer een 
voorwaarde te zijn voor een nieuwe Europese orde, ondanks al het streven naar integratie van het Avondland. Het bloed in Europa bleef altijd kruipen waar het niet gaan kon. Het verlangen naar het verleden en een eigen vertrouwde leefwereld werd sterker naarmate de grenzen – zowel in geografisch als in virtueel opzicht – steeds meer gingen vervagen. De mythe van de eigen regio kruipt nog altijd waar hij niet gaan kan. Hoezo ‘iepen mienskip‘?  Het is nationalisme 2.0. Het verlangen blijft gericht op de eigen identiteit als de navel van Europa.

 

2 Reacties »

  1. nand braam

    24 september 2012 op 08:17

    Antoon Coolen mocht dan in de polemiek termen gebruiken als “ ‘geboorte, ‘bloed’ en ‘volkeigen’ , hij was bepaald geen fan van het nationaal-socialisme. Ter illustratie onderstaand gedeelte uit :

    http://www.thuisinbrabant.nl/personen/c/coolen,-antoon

    “In 1940 kreeg Coolen in ‘s-Hertogenbosch de gouden erepenning van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Hij weigerde echter in datzelfde jaar zich kandidaat te stellen voor de Rembrandtprijs van de universiteit van Hamburg en de oorlogsjaren daarop weigerde hij eveneens in te gaan op Duitse verzoeken tot het houden van een letterkundige voordracht en op de aandrang om toe te treden tot de Nederlandse Kultuurkamer. Hij lichtte zijn afwijzing toe door te mee te delen niet meer als letterkundige actief te zijn. Ook op het bevel in 1944 van de burgemeester van Waalre – waarheen het gezin Coolen in 1938 was verhuisd, in het huis genaamd De Kempen aan de Blokvenlaan – om graafwerkzaamheden te verrichten, ging hij niet in. De weigering had tot gevolg dat het gezin werd bedreigd en de resterende oorlogsmaanden moest onderduiken. Coolen woonde in de Haagse wijk Marlot en nam deel aan de kerngroep van het letterkundig verzet. Na de oorlog keerde het gezin terug naar Waalre, waar het De Kempen leeggeplunderd vond. Veel van de voorraden van zijn werk bij uitgevers in Leipzig en Rotterdam was bovendien door branden verloren gegaan.
    Het was een slecht begin van de naoorlogse tijd en de periode tot zijn tragische dood in 1961 verliep weinig opwekkend voor Coolen. Zijn bundel opstellen Bevrijd Vaderland (1945) kreeg felle kritiek, vanwege een passage over Joden. In de volgende druk liet hij deze weg met een verklarende voetnoot over het ‘misverstand’ dat de passage had opgeroepen.
    Na de oorlog nam Coolen zitting in enkele van de oorlogstribunalen die collaborateurs moesten berechten, maar hij trad terug toen hem bleek dat de ‘grote heren’ buiten schot bleven. Vervolgens beet hij zich vast in zo’n grote heer: DAF-fabrikant Huub van Doorne. In een artikelenreeks in de Deurnesche Courant ging hij, op grond van materiaal dat hem werd toegespeeld door DAF-werknemers, in op diens doen en laten tijdens de bezetting, toen de fabriek orders aannam van de Duitsers. In het proces dat Van Doorne tegen de schrijver aanspande, moest Coolen het onderspit delven. ‘Dat heeft hij altijd als een onrecht ervaren en hij heeft zich daar ook nooit bij kunnen neerleggen’, herinnert zijn zoon Guido.”

  2. mens/ch

    25 september 2012 op 14:21

    zou zoo een globaal village ook aan eenen soort van rivier gesitueerd zijn?

Laat een reactie achter

(verplicht)

(verplicht, wordt nooit weergegeven)