Een blinde vlek voor buitenbeentjes
‘Misschien zijn bijgaande artikelen in de Friese Koerier uit, let wel, 1965 interessant voor jou. Gisteren kwam in jouw weblog Louis nog aan de orde. Hij heeft op verzoek van de toenmalige redactie, Boltendal, Schurer, een boekbespreking ingebracht. Misschien heeft hij dit artikel wel op eigen houtje voorgesteld. Hij was zoals je weet een rabiate anti-modernist. In de 50-er jaren was hij mijn tekenleraar op de H.B.S. Heerenveen. Hetzelfde geldt voor mijn twee jaar jongere broer Hans. Hans studeerde in 1965 in Amsterdam en deed intervieuws met kunstenaars zoals Metten Koornstra en b.v Fred Carasso voor de Friese Koerier. Later zakelijk leider van BEWTH geworden en verder actief in culturele instellingen in de stad. Nog weer later, op verzoek van Aad Nuis, werd Hans [het intellect binnen onze familie] directeur van de Hoge School van de Kunsten in Arnhem. Het artikel betreffende het te bepreken boek “Schizofrenie en Kunst” in de F.K. van de hand van Louis is hem, mijn broer, in het verkeerde keelgat geschoten en Hans heeft daar dan ook adequaat op gereageerd. Louis heeft zich in ieder geval voor zover ik weet, publiekelijk nooit weer ingelaten met uitspraken zoals gedaan in zijn artikel in de F.K.’
Aldus een passage uit een mail die ik op 18 februari vorig jaar ontving van Sies Bleeker. Zoals bekend overleed Sies op 5 mei j.l. Ik heb hem destijds als volgt geantwoord:
‘Hartelijk dank voor deze artikelen. Heel interessant. Ik ga het lezen. Ik heb nooit geweten dat Le Roy zich voor schizofrenie interesseerde. Le Roy was inderdaad een rabiaat anti–modernist. Zijn rode lap was Mondriaan. Toch was hij zelf in zekere zin ook een kind van het modernisme, zeker gezien zijn bijna utopisch vooruitgangsdenken. Ik zou hem dan ook eerder een anti-moderne modernist willen noemen. Nogmaals dank en alle goeds.’
Gisteren heb ik beide artikelen nog eens herlezen. Het is inderdaad een wonderlijk debat dat zich destijds ontspon tussen Louis Le Roy en Hans Bleeker. Zo te zien was het betoog van Le Roy inderdaad niet zo sterk. Hij verloor ruimschoots op punten, zou ik nu zeggen. Het lijkt wonderlijk dat over dit onderwerp destijds gedebatteerd werd. Nu komt zo’n discussie wat gedateerd over. Toch is dat laatste maar schijn, getuige het boek Madness and Modernity: Insanity in the Light of Modern Art, Literature, and Thought dat in 1994 verscheen en dat ik onlangs gelezen heb. Ik schreef erover onder meer in mijn blog De zinloze loop der dingen van 21 december j.l..
Louis Sass beweert dat de standaardvisies op de schizofrenie niet kloppen. Een schizofreen zou geen gebrek aan redelijkheid hebben, maar juist een doorgeschoten vorm redelijkheid aan de dag leggen. Het proces van modernisering zou gepaard gaan met een doorgeschoten bewustwording, een vervreemding van het onbewuste, een teveel aan reflectie. In samenhang daarmee zijn tendensen te herkennen naar extreme instrumentalisering, conceptualisering en zelfs virtualisering. Wat in dit alles grondig mis gaat is kort gezegd: een teveel aan analytisch denken en tekort aan een gevoel voor het geheel. Sass spreekt dan ook over hyperreflectie, een teveel aan denken, waardoor het brein zichzelf in de nesten werkt. Hyperreflectie wordt een vorm van denken dat tegelijk waarnemen en scheppen is, representatie en presentatie, weerspiegelen en gebeuren tegelijk.
Louis Sass legt allerlei verbanden tussen moderne schilders en schrijvers en de geestesziekte schizofrenie. In uitingen van moderne kunst en literatuur zijn volgens hem de sporen van geestesziekte overduidelijk herkenbaar. Tal van filosofen en kunstenaars passeren daarin de revue: Nietzsche met zijn nihilisme en de filosofie over de schijn, zijn perspectivisme en de maskerades van de waarheid, Baudelaire met zijn spleen en de esthetica van de zelfverachting, Alfred Jarry met zijn robotachtige automaten…. het zouden stuk voor stuk ontsporingen zijn geweest, symptomen van een geestesziekte. Moderne kunst en schizofrenie worden in de optiek van Sass beide gekenmerkt door een disbalans die zich zowel kan uiten in extreme abstractie, als in een teveel aan concreetheid. Het subjectieve of objectieve hebben in het modernisme hun natuurlijke verbond opgegeven en schieten door in extremiteiten.
Met het betoog van Sass in gedachten heb ik de laatste weken enkele klassiekers van de moderne literatuur herlezen, zoals De man zonder eigenschappen van Musil en Walging van Sartre. Opeens ga je die boeken dan heel anders lezen. Vervreemding en hyperreflectir worden voelbaar op elke pagina. Waarom heb ik dit nooit eerder zo gezien? Overigens verwijst Sass in zijn boek Madness and modernity naar tal van andere studies op dit terrein, maar niet naar het boek van Leo Navratil, Schizophrenie und Kunst, dat Le Roy destijds besprak in de Friese Koerier. Leo Navratil (1921-2006), zo lees ik op Wikipedia, was een generatiegenoot van Le Roy. Hij was een Oostenrijks psychiater die meerdere boeken over schizofrenie op zijn naam heeft staan. Met de ideeën van Louis Sass in het achterhoofd is het aardig om het betoog van Le Roy uit in De Friese Koerier van 1965 nog eens te terug te lezen. Een ook de repliek van Hans Bleeker natuurlijk. Beide teksten volgen hieronder. Le Roy was een buitenbeentje met een blinde vlek voor buitenbeentjes.
De Friese Koerier, 28 mei 1965
SCHIZOFRENIE EN KUNST
Overwegingen bij een boek van de Weense psychiater Navratil
„Een kunst die zich zover van de menselijke gemeenschap heeft verwijderd dat zij alleer. nog voor de schepper er van begrijpelijk is, onttrekt zich aan iedere waardebepaling” (Schwab).
MISSCHIEN IS TOCH WEL een van de grootste wezenlijke kenmerken van een cultuurtijdperk dat zij in het algemeen bepaalde normen stelde waaraan de kunstenaar moest voldoen. Eensdeels waren deze strenge nonnen gelegen op het gebied van het ambachtelijke anderdeels op die van de algemene inhoud van het werk. Kunstenaar over het algemeen was hij die een algemeen gestelde en aanvaarde idee van een bepaalde bevolkingsgroep of geheel volk in voor ieder te vertalen vormen kon verwerkelijken. Voor ieder cer kunstuitingen lagen de waardering van het geestelijk element vrijwel steels aan de top en moest de kunstenaar om deze top te bereiken vele vele jaren van ambachtelijke vorming doormaken om tenslotte deze meestal hoge geestelijke waarden in zijn juiste vorm te kunnen fixeren.
Wij nu leven heden ten dage in een wereld die een fel contrast vormt met de hierboven in het kort gegeven karakteristiek voor wat betreft de culturen die aan ons vooraf zijn gegaan. Voor ons zijn persoonlijkheid, originaliteit en volkomen ontkenning van het ambacht welhaast voorwaarden geworden om nog op enig gebied in de kunst ons steentje te kunnen bijdragen.
Zijn wij nu inmiddels al zover gekomen om voor- en misschien nadelen tegenover elkaar te kunnen afwegen en ons af te vragen of we deze noodzakelijke ontwikkeling alleen maar als een gunstige gang van zaken dienen op te vatten? Vijftig jaar in de geschiedenis is nog niet veel maar misschien juist voldoende om toch in termen van boekhouden een proefbalans op te maken. Bovendien zijn er juist in deze vijftig jaar door de groei van de psychologische wetenschap inzichten verkregen en is er materiaal vergaard zoal* nog nimmer daarvoor het geval geweest is en kunnen wij ons dus tot het opmaken van deze proefbalans wel competent achten, indien we ons voor ogen blijven stellen dat we, evenals voor een bedrijf, een ruwe balans wensen te verkrijgen voor d« situatie waarin wij ons nu bevinden, welke ons bovendien in staat stelt een mogelijke prognose te maken voor de gang van zaken in de toekomst.
-
2 woorden, 2 werelden
Schizophrenie en Kunst, twee woorden en twee werelden welke heden ten dage vaak met elkander in verband gebracht worden, maar waarvan men een goede vijftig jaar geleden nog nauwelijks in deze combinatie gehoord had. Schizophrenie, een geestesziekte welke met de lelijke Nederlandse benaming gespletenheid van geest zo niet fraai, dan toch misschien wel juist is weergegeven. Een nieuwe ziekte? Neen; maar een die evenals bijv. managerziekte juist in onze eeuw in een meer algemeen gekende vorm naar voren is gekomen; ongeremd in het volle daglicht is getreden. Vanwaar nu dat woord ongeremd? Nemen we aan dat ook in voorgaande eeuwen deze geesteszieke toestand bi; vele mensen heeft bestaan, dan kunnen we nu dus meteen al vast stellen dat het een van de verdiensten is geweest van de ontwikkelingsgang der psychologie, dat wij nu een bepaald gefixeerd, meer of minder genuanceerd, beeld van deze geestestoestand hebben kunnen verkrijgen. Hoe is men er echter toe gekomen juist deze vorm van maniforme psychose, in verband te brengen met voornamelijk uitingen op het gebied van beeldende kunst?
-
Genie en waanzin
Als uitgangspunt kan men hiervoor wel de heel simpele doch veel gehoorde stelling nemen dat genie en waanzin aan elkaar grenzen. Een arts in Parijs die door zijn huwelijk met een kunstenares geïnteresseerd raakte in de geestelijke achtergronden van wat men pleegt samen te vatten onder de benaming „Kunstenaarswereld” kwam tot de ontstellende uitspraak dat veruL het merendeel lijdende was aan schizophrenie of één of andere vorm van maniforme psychose in meerdere of mindere mate. Ontstellende conclusie! Men analyseerde vele tekeningen gemaakt door niet-kunstenaars welke in zenuwinrichtingen voor genoemde ziekte werden verpleegd (men raadplege de illustraties in Leo Navratil; Schizophrenie und Kunst) en vergeleek deze uitingsvormen met de vele vormen welke zich heden ten voordoen in vooral de schilderkunst.
Beslist jammer is het dan dat Navratil wel de conclusies van deze studie aan de lezer voorlegt, echter zonder het noemen van namen. Enkele voorbeelden mogen dit verduidelijken. Het horloge is een geliefd onderwerp van moderne kunstenaars en van patiënten. Mogen wij dan voor kunstenaars lezen bijv. Salvador Dali e.a.? Het oog is een geliefd onderwerp enz. enz. en mogen wij dan denken aan ten onzent bijv. Herman Kruyder e.a.? Maniërisme en surrealisme zijn geliefde uitingsvormen van zowel kunstenaars als patiënten en moeten ook wij dan hier maar, als wij ter zake kundig zijn, naar eigen keuze de namen van kunstenaars invullen?
Dit is het enige bezwaar dat men zou kunnen aanvoeren tegen het juist genoemde boek van Navratil. Hij houdt angstvallig de zijde van zijn patiënten, wil een brug slaan vanuit dit geestelijk bolwerk naar een andere geestesuiting, legt voor deze brug wel het loopvlak uit, doch laat de lezer er zelf de pijlers onder slaan, Bent u niet bij machte er zelf met voorbeelden als boven de pijlers onder te slaan, dan is de weg van Navratil een springplank en ploft U neer te midden van de maalstroom van uitingsvormen op welhaast ieder gebied.
-
Nijver speuren
Echter met deze analyses alleen zoals in het werk gegeven, is de wetenschap niet tevreden. Men zocht verder en een van de vruchten van dit nijver speuren is wat men in vakkringen pleegt aan te dulden met LSD-25. Een helse stof voorwaar, volkomen passend in deze maatschappij die zich ten doel heeft gesteld, koste wat kost de laatste geheimenissen van de menselijke geest te ontluisteren. Waarom noem ik nu juist deze raadselachtige stof welke uitgebreid lysergzuurdiaethylamide is geheten? Welnu, één inspuiting met deze stof is voldoende om de genoemde vorm van schizophrenie of wat daarmede gelijk te stellen is, kunstmatig te doen ontstaan. De illustraties elders op deze pagina geven van de uitwerking van LSD een indruk. Waarom nu kan men zeggen dat de proefbalans welke wij meenden te kunnen opmaken, tot zover een weinig menselijk beeld geeft? Omdat deze proefbalans tot op heden alleen nog maar de zuiver wetenschappelijke kanten, de zuiver medische bevindingen kan weergeven. De maatschappij als zodanig welke door haar culturele achtergronden geen normen meer kan opstellen voor het individu, deze zuiver individualistische maatschappij met haar persoonsverheerlijking vormt geen remmende factor meer voor het beteugelen van de enorme stroom van uitingsvormen. Ook hier weer een toelichting.
-
Verschijnsel Van Gogh
Het verschijnsel Van Gogh was in de laat 19e eeuw nog een volkomen uniek verschijnsel. Men wist niets van geestelijke invloeden van de kunstenaar vanuit diens eigen gestoorde geestelijke structuur en men had nog niet het flauwste vermoeden van LSD 25. Vincent echter was patiënt, doch — en nu diene men fel te onderstrepen — htj stond nog geplaatst in een tijdperk waarin normen gesteld werden aan hen die meenden geroepen te zijn om de Idee tot uitdrukking te brengen. Hiermede is bepaald de menselijke strijd van Vincent om zich toch ondanks zijn ziekte een plaats te
veroveren ln deze hem kritisch gezinde maatschappij. Deze titanenstrijd binnen een tijdsverloop van een tiental jaren is de meesten van u bekend. Welnu, de norm, de kritische norm welke door een cultuurtijdperk aan de kunstenaar wordt gesteld (de vorm van deze norm is niet belangrijk) is het enige middel om de schizophreen-kunstenaar of de kunstenaar-schizophreen tegen zichzelf te beschermen.
In tijdperken met hoge ambachtelijke normen naast een vraag naar grote geestelijke inhoud, in zulke tijden waren er natuurlijk ook velen die men nu het etiket schizophreen zou opplakken; echter, hun geestelijke producten verdwenen meestal in wat wij nu volkskunst plegen te noemen. Door zijn argeloosheid en zijn niet-belangrijk-zijn was de volkskunstcultuur een ideale en een gezonde gelijkwaardige uitlaatklep.
Tegenwoordig zijn deze grenzen er niet meer. Volkskunstcultuur is vrijwel geliquideerd en de rest is vrijwel normloos tot kunst geproclameerd. Hoezeer echter tot enorm geestelijk nadeel van velen welke zich nauwelijks enig beeld kunnen vormen van het tijdsbestek waarin zij zijn geplaatst! Missen deze figuren namelijk hun tegenpool, dan slingeren zij als een stuurloos schip door de hen overspoelende golven van hun eigen gemoedsleven. Zij vinden geen uitweg en voelen zich opgesloten in het labyrint van hun eigen zieleleven. (Volgens Leo Navratil is het labyrint een zeer geliefd symbool voor deze typerende ziekte). Misschien is er zelfs een lijn te denken vanuit dit labyrint naar het meestal stijlloos en stuurloos gebazel in de vele vormen van moderne literatuur. Doch dit valt buiten dit bestek. Wel geeft vaak het kop- en staartloze beeld van de moderne elektronische muziekcomposities mij veel te denken, doch ook dit noem ik alleen om de balans voor wat betreft de menselijke zijde en voor wat wij dienen te verwachten in de toekomst.
-
Woord van Thomas Mann
Nog steeds zijn de woorden van Thomas Mann „Es ist an der Zeit das klinisch minderwertige heilig zu erklaren” juist. Nog steeds is het een raadsel dat de seksuoloog dr. Van Embde Boas werk van een zijner patiënten het etiket Kunst verleent, (werk van Melle); werk dat wemelt van Phallische symboliek (volgens Navratil zeer specifiek voor en geliefd bij schizophrenen).
Het boek van Leo Navratil geeft dus, hoe gedegen ook, geen oplossing. Er zijn geen aanwijzingen in te vinden hoe wij uit deze benauwende situatie geraken. De situatie namelijk van het vrijwel amorf in elkaar overgaan van gebieden als kunst, werk van klinische patiënten, werk van hen die tot geen van beide groepen behoren, kindertekeningen enz. Wel geeft Navratil een volledige samenvatting van alle verschijningsvormen in de zo juist genoemde uitingen van de menselijke geest, maar voor degene die dan naar meer verlangt, loopt het op een teleurstelling uit.
Soms bekruipt je het gevoel dat hij en andere deskundigen niet durven. Bovendien maken zij de verwarring nog groter. Heeft niet prof. Kraus eens in een lezing beweerd, dat men het werk van Van Gogh geheel gescheiden dient te zien van zijn geestelijke spanningen of letterlijk „Zijn ziekte heeft niets te maken met zijn aanleg, zijn kunnen, zijn genialiteit”.
Een uitspraak die voor mij, gezien al het voorgaande, zeer moeilijk valt waar te maken, vooral als men bedenkt dat dezelfde prof. Kraus slechts even later zelf beweert: „De crises van Vincent ontstonden doordat tenslotte het werken hem niet meer voldoende uitlaat bood voor de steeds stijgende innerlijke spanningen”. Wonderlijker tegenspraak is nauwelijks denkbaar. Is hier de houding van prof. Kraus tegenover het uitzonderlijk hoog gestegen idool Van Gogh ook niet mede bepaald door een soort van angst zichzelf op een of andere wijze voor het publiek belachelijk te maken, vooral nu Van Gogh eigenlijk volkomen is geaccepteerd? Voor een juiste waardebepaling in deze zijn wij nog niet ver genoeg in de geschiedenis en valt nog nauwelijks een balans op te maken. Günther Sehwab analyseerde de situatie als volgt: „Wat de mensheid op het ogenblik kunst noemt zijn alleen nog maar koortskrampen van een zieke ziel. De zieke kunst ondermijnt het gehele sociale verband. Het schizoïde en hed schizofrene komt in de meest uiteenlopende vormen van krankzinnigheid tot uiting”. Indien het boek van Navratil u tot onderschrijving of tot afwijzing van Schwab’s uitspraak zou kunnen brengen dan heeft het zijn verschijning daarmee gerechtvaardigd.
- G. LE ROY.
(Leo Navratil: Schizophrenie und Kunst; uitg.: Deutscher Taschenbuchverlag, Munchen; DTV-pocket 287. met 99 illustraties. DM 2.80)
DE ILLUSTRATIE hieronder geeft een indruk van de uitwerking van het (genees)middel LSD 25. Met dit middel kan kunstmatige vorm van schizofrenie worden opgewekt. Wie de illustratie van naar rechts en van boven naar beneden bekijkt ziet de uitwerking LSD steeds sterker en heftiger worden totdat bij de figuur in het midden rechts het toppunt der deformatie bereikt is. Daarna neemt de werking van het middel weer geleidelijk af hetgeen te zien is aan de geleidelijk weer toenemende herkenbaarheid van de tekeningen.
En dan nu de reactie van Hans Bleeker:
De Friese Koerier, 9 juni 1965
LE ROY’S HALVE BEWIJSVORING BIJ SCHIZOFRENIE EN KUNST
Bij het artikel „Schizofrenie en kunst” van L. G. Le Roy, geplaatst in ac Friese Koerier van 28″ mei, wil ik enige op- en aanmerkingen maken; en wel omdat ik ten zeerste betwijfel dat een relatie tussen schizofrenie en hedendaagse kunst is aangetoond op grond van de bewijsvoering die Le Roy daarvoor geeft. Het artikel munt namelijk uit door een ontstellend gebrek aan objectiviteit, wat in Le Roy’s artikel betekent: het niet gebruiken van door meerderen vastgestelde of vaststelbare waarheden. Het zo nu en dan noemen van de naam Navratil, zonder duidelijk te maken wat en wanneer er uit zijn boek geciteerd wordt, lijkt mij nog geen waarborg voor objectiviteit.
Wat Le Roy wel doet is zijn persoonlijke mening geven t.a.v. een (de?) j oorzaak voor een veranderde kunstsituatie, een mening die hij echter op grond van geen of halve bewijsvoering (te weten: oncontroleerbare citaten (?), slechte definiëringen, een handjevol citaten van cultuurpessimisten met hetzelfde vooroordeel) een algemene objectieve geldigheid toeschrijft. Ter staving van het bovenstaande heb ik kritiek op de volgende punten:
Het in de eerste twee alinea’s gegeven uitgangspunt. Het is een uitgangspunt, maar is het het uitgangspunt d.w.z. de objectief vaststelbare werkelijkheid? Was vroeger de persoonlijke en originele inbreng van de kunstenaar inderdaad wel zoveel minder, en hoeveel minder dan wel? Hoe waren vroeger, en zijn nu de normen dan wel en in welke mate hadden en hebben ze invloed op het kunstgebeuren? In het kader van dit artikel zijn dit allemaal open vragen, die toch minstens beantwoord moeten worden wil de mate van verschil tussen hedendaagse en vroegere kunstsituatie bepaald worden en daar, mee het relatieve belang van een van de oorzaken die men er voor vindt of meent gevonden te hebben.
Begrip schizofrenie
Q De definiëring van het begrip schizofrenie. Hierbij had niet volstaan mogen worden met het nietszeggende „gespletenheid van geest”, maar had duidelijk uiteengezet dienen te worden wat het begrip inhoudt en vooral wat de overeenkomsten en de verschillen tussen een normale, en een schizofrene persoonlijkheidstoestand zijn, zodat gedragsuitingen (hier kunstuitingen) duidelijk, en misschien overtuigend, als specifiek voor een of voor beide categorieën geïdentificeerd hadden kunnen worden. De opmerkingen over een gelijk symboolgebruik (horloges, ogen) bij schizo’s en kunstenaars tonen dan ook niets aan: welke en waar zijn de studies die in dit opzicht normalen en schizo’s vergeleken hebben? Hoe verwacht Le Roy een relatie tussen twee verschijnselen te kunnen aantonen als hij van te voren voor zichzelf en anderen niet duidelijk stelt waartussen die relatie vastgesteld moet worden. & Illustratie LSD 25. Wat voor gevolgtrekkingen maakt u eigenlijk uit de illustratie van de werking van het „helse middel” LSD, of wou u alleen maar wat suggereren? is mijn vraag hierbij aan Le Roy.
Insinuaties
Een ander bewijs voor het bestaan van een relatie schijnt Le Roy de conclusies van een Parijse arts t.a.v. de kunstenaarswereld te vinden. Dit is een heel sterk voorbeeld van een opmerking die door de lezer niet op waarheid getoetst kan worden. Op grond van wat over deze arts gezegd wordt kan men net zo goed afleiden dat deze man aan paranoïde waanvoorstellingen leed. Verder wordt van twee kunstenaars (Melle en van Gogh) dan nog gezegd dat ze geestesziek waren. Wat ze mankeerden (is van Gogh bv. als hij dan toch patiënt was niet manisch depressief geweest) en wanneer, en dus hoe en wanneer hun toestand invloed op hun en waaruit deze invloed dan wordt afgeleid, wordt domweg niet aangegeven. De opmerkingen over hen komen dan ook niet boven het niveau van insinuaties uit. Mijn bescheiden conclusie bij dit alles is dat de heer Le Roy beter alleen het volgende in z’n artikel had kunnen zetten: „Volgens mij is de moderne kunstenaar gek”. Want dat is lijkt me hetgeen hij in z’n artikel heeft beweerd, niet meer en ook niet minder, hoewel dat laatste nog beter geweest zou zijn, daar nu waarschijnlijk enkelen door Le Roy’s „objectiviteit” om de tuin geleid zijn; voor hen vooral echter is deze reactie geschreven.
Amsterdam, HANS BLEEKER.