Ik geloof terwijl ik wil weten

Slide1

Gisteren sloeg ik de I Tjing open, het boek van de veranderingen. Niet omdat ik benieuwd was hoe de loop der dingen voor mij in de nabije toekomst een nieuwe wending zal nemen, maar om een citaat op te zoeken. Iemand had mij een per mail een vraag gesteld waarop ik het antwoord schuldig moest blijven. Hij vroeg mij of ik soms bezeten was van het schrijven, of ik soms verslaafd was aan de magie, aan het ritueel van het schrift. Wie schrijft die blijft, maar de oorsprong van die obsessie om steeds maar te schrijven moet zoiets zijn als angst voor de dood. Bovendien had hij – toeval of niet – zelf ook  de I Tjing geraadpleegd en daaruit opgemaakt dat ik mijn weblogwerkzaamheden vandaag zou moeten beëindigen, vanwege een plotseling optredende writersblock. Maar ja, zeg nou zelf, de I Tjing is ook niet alles. Wat moet je met die rare Chinese kwakzalverij.

De I Tjing is het ‘Boek van de Veranderingen’ en met verandering moet je altijd oppassen, al was het maar omdat hun belangrijkste eigenschap is – het woord zegt het al – dat ze veranderen. In zijn inleiding op de Nederlandse vertaling van de I Tjing uit 1971 schreef Herman Cohen: ‘De I Tjing geeft ons de verandering, laat ons in feite zien, dat er niets anders is dan verandering is en leidt ons daarmee tot een rust in verandering.‘ En even verderop: ‘De I Tjing kan met evenveel recht het boek der veranderingen als het boek der volkomen rust worden genoemd.’ Het gaat er kennelijk om het eeuwig duurzame te ontdekken in de voortdurend wisselende stroom van gebeurtenissen.

Er is iets wat blijft en beklijft. Wij westerlingen menen dat het de liefde is die eeuwig blijft voortbestaan, ook al verdwijnt een geliefde die zich verwijdert in de tijd. In het Oosten gelooft men niet zo in die eeuwige vlam van de liefde. Integendeel, de liefde moet tot rust komen, afkoelen, uitdoven… Het eeuwig duurzame is de onverstoorbare rust in het oog van de orkaan. ‘Rust roest.’ zeggen ze in het Westen. ‘Rust moet,’ zegt de oosterling. Het raadplegen van de I Tjing moet dan ook met een zekere prudentie geschieden. Wie niet open staat voor de benodigde rust binnen de stroom van veranderingen zal de betekenis van de verandering zelf niet waarnemen, zelfs niet in de I Tjing. Het betekenisvolle toeval van de I Tjing moet zich vermengen met de achteloze verwachting van het onverwachte. Wat je in de I Tjing leest zit uiteindelijk in je zelf. In die zin zijn de tekens van de I Tjing niet anders dan alle andere tekens of woorden. Of zoals de I Tjing ons laat weten:

Kijk eerst de woorden aan
Bezin je, wat ze beduiden,
Dan komen de vaste regels aan het licht.
Doch ben je niet de rechte man,
Dan openbaart zich aan jou niet de zin.’

Sinds vorig jaar heb ik iets met de I Tjing. Dat is eigenlijk gekomen door Silvia Steiger. Het is al weer bijna een jaar geleden dat ik werkte aan de tekst voor de catalogus De noodzaak van een handstand die hoort bij de gelijknamige tentoonstelling van haar werk in museum Belvédère. De tentoonstelling is daar te zien tot 17 mei a.s. Vanochtend geef ik voor het laatst een rondleiding in aanwezigheid van Silvia. Bij het schrijven van de catalogustekst heb ik me een beetje proberen te verdiepen in de I Tjing. Mijn eigen exemplaar van dat boek schafte ik aan in het begin van de jaren zeventig. Ik heb er eigenlijk nooit veel mee gedaan. Het was mij allemaal te esoterisch. Maar sinds vorig jaar ben ik de I Tjing wat serieuzer gaan nemen, vooral omdat ik nu ook verbanden zie met de kunst die in de jaren zeventig werd gemaakt en waarbij begrippen als ‘toeval’ en het ‘aandachtig observeren van alledaags dingen en gebeurtenissen’ een belangrijke rol speelden.

Deze week heb ik het mooie boek van Tjeu van Berk gelezen. In de ban van Jung, Nederlanders ontdekken de analytische psychologie (2014). Daarin komt ook een hoofdstuk voor over Marten Toonder die sterk door de ideeën van Jung is beïnvloed. Toonder ontdekte Jung in 1953 na het lezen van de inleiding die Jung schreef bij de Europese uitgave van de I Tjing in 1949. Dat voorwoord, zo meldt Van den Berk, sloeg bij Toonder in als een bom. Toen ik dat las, ben ik dat voorwoord meteen gaan lezen. Het is gewoon op internet te vinden (zie hier). In feite is die tekst niet zo opzienbarend. Jung doet een experiment door de I Tjing ‘als een persoon’ de vraag voor te leggen wat het oordeel van de I Ting was over de actuele situatie, d.w.z. over het voornemen van Jung om het boek te introduceren in de westerse wereld.’ Het ‘antwoord’ van de I Tjing en de interpretatie, die Jung daaraan geeft, is een beetje een open deur. Het roept bij dezelfde gevoelen op als een horoscoop. Alles is zo vaag dat er altijd wel wat van klopt.

Interessanter is wat Jung te melden heeft over de relatie tussen de I Tjing en het begrip ‘synchroniciteit’. In zijn boek over het verschijnsel ‘synchroniciteit’ heeft Jung beweerd dat er naast ruimte, tijd en causaliteit een nieuwe categorie moet komen… ‘die niet alleen een mogelijkheid schept om synchroniciteitsfenomenen als een bijzondere klasse van natuurgebeurtenissen te karakteriseren, maar die ook het contingente enerzijds als iets algemeens, van oudsher aanwezigs, anderzijds als de som van vele, zich in de tijd voltrekkende individuele scheppingsdaden omvat en begrijpt.’

In zijn inleiding op de I Tjing schrijft Jung onder meer het volgende:

‘Met andere woorden: wie ook de uitvinder geweest mag zijn van de I Tjing, hij was ervan overtuigd, dat het hexagram, dat op een gegeven moment werd gevormd, hiermee niet alleen in tijd, maar ook in hoedanigheid samenviel. Voor hem was het hexagram de weergave van het moment, waarin het geworpen werd – meer nog dan de wijzers van de klok of een kalenderdatum dit kon zijn – in zoverre men het hexagram beschouwde als de indicateur van de essentiële situatie, zoals deze was op het moment, dat het ontstond. Deze opvatting hangt samen met een bepaald merkwaardig principe, dat ik synchroniciteit genoemd heb, een begrip dat een standpunt formuleert, dat lijnrecht het tegenovergestelde is van dat van de causaliteit. Aangezien dit laatste alleen een statistische waarheid is en geen absolute, is het een soort werkhypothese hoe de gebeurtenissen uit elkaar voortkomen, terwijl de synchroniciteit de coïncidentie van gebeurtenissen in tijd en ruimte niet als louter toeval beschouwt, doch er een diepere betekenis aan toekent: namelijk deze, dat er een bijzondere onderlinge samenhang bestaat, zowel tussen de objectieve gebeurtenissen onder elkaar als tussen deze en de subjectieve (psychische) situaties van de waarnemer of de waarnemers. De oude Chinese mentaliteit beschouwt de kosmos op een wijze, die men zou kunnen vergelijken met die van de moderne natuurkundige, die niet kan ontkennen, dat zijn model van de wereld een gedecideerd psycho-physische structuur is. De microphysische uitslag sluit evenzeer de waarnemer in, als de realiteit, die aan de I Tjing ten grondslag ligt, de subjectieve (d.w.z. psychische) situaties in de totaliteit van de onderhavige situatie betrekt.’

Toen ik dat las, was het voor mij duidelijk. Ik stop voorlopig nog niet met dit weblog. Er gebeuren zoveel dingen tegelijkertijd die een zinvol verband lijken te hebben. Dat kan geen toeval zijn. Het leven is een voortdurende stroom van toevalligheden die een oorsprong vinden in een bron diep in onszelf. Telkens weer als ik Jung lees, denk ik: dit kan niet waar zijn. Maar mijn intuïtie zegt ook telkens weer dat het zo ongeveer in elkaar moet zitten. Ik ben hopeloos bijgelovig en tegelijk zo rationeel als een mierenneukende droogkloot. Ik geloof terwijl ik wil weten….. en ik weet terwijl ik geloof.