Weer geen prijs

4 april, 1980(3)0001

Al enige tijd geleden ontving ik het bericht dat mijn boek Modernisme in Lourdes, Gerard Reve en de secularisering helaas niet is bekroond met de Van Hesldingenprijs. Dat zou natuurlijk een godswonder zijn geweest, maar als we Reve mogen geloven zijn de wonderen de wereld nog niet uit. Ik had het boek voor deze prijsvraag ingezonden onder het motto ‘wie niet waagt wie niet wint.’ Natuurlijk had ik tevoren ook wel een donkerbruin vermoeden dat mijn boek niet echt aan de voorwaarden voor deze prijs zou voldoen. Maar toch, je weet het maar nooit. Ook Reve was een psychiatrisch patiënt en mijn boek gaat uiteindelijk over gekte en geloof.

Bovendien is een aanzienlijk deel van mijn boek (84 pagina’s) gewijd aan het onderwerp  ‘Jung en het modernisme.’ René van Helsdingen (1915-2013), die zijn naam aan de prijs heeft gegeven, was een Jungiaan. Hij heeft Jung meerdere malen persoonlijk ontmoet. In 1964 schreef hij een het boek C.G. Jung dat in Nederland veel invloed heeft gehad en vier keer is herdrukt. En in 1957 verscheen zijn Beelden uit het onbewuste, een geval van Jung. Al in 1948 had Van Helsdingen het gedachtegoed van Jung leren kennen toen hij een cursus van Jolande Jacobi bijwoonde op de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) in Leusden, zo las ik in het recent verschenen boek In de ban van Jung van Tjeu van den Berk. Ook Jung kwam daar wel eens om een lezing te houden (zie mijn blog: Theologie na de Holocaust). De Stichting Psychiatrie en Filosofie, die de Helsdingenprijs organiseert, is nauw gelieerd aan de ISVW in Leusden. Van Helsdingen overleed op 6 mei 2013, 97 jaar oud. (zie hier). Van den Berk schrijft daarover: ‘Toen sloot de laatste ooggetuige van Jung de ogen. Ik weet niet of op zijn begrafenis La Cathédrale engloutie gespeeld is, het zou om meerdere redenen een passend stuk zijn geweest.’

MnA1ydICUYHQ0g6ehQfR

Kort voor zijn dood heb ik hem nog persoonlijk ontmoet. Dat was bij de prijsuitreiking van de Van Helsdingenprijs op het symposium Transformaties op 8 februari 2013. (zie mijn blog Spreken in Utrecht). De jury had mij toen uitgenodigd om een inleiding te houden, omdat mijn boek Tegen de tijdgeest, terugzien op een psychose (met Egbert Tellegen en Daan Muntjewerf als coauteurs) nét niet in de prijzen was gevallen. Kennelijk is toen binnen de jury lang over ons boek gesproken, want de uitslag werd ons medegedeeld met een bijna verontschuldigend commentaar. Men was bijzonder gecharmeerd van dit boek, maar het was toch iets te verhalend van opzet en te weinig filosofisch. In het juryrapport werd over mijn bijdrage aan het volgende medegedeeld:

‘Huub Mous had zijn psychose in de jaren zestig, maar weet nog steeds gedetailleerd en met gepaste ironie en betrokkenheid deze te beschrijven. Meer dan Muntjewerf kijkt Mous terug op een religieuze of spirituele ervaring of openbaring. Net als Tellegen probeert Mous zijn psychose tegen de achtergrond van de cultuur en zeden van eind jaren zestig te plaatsen. Secularisatie en zelfontplooiing, in combinatie met een eigen eigenaardige psychische ontwikkeling zouden hun psychoses gestuurd hebben. Na een iets te lange uiteenzetting over de samenleving na de oorlog, schetst Mous zijn psychose, die – eigenlijk anders dan hij zelf beweert – een vlucht uit de tijd is, naar de tijd van Jeanne d’Arc, Augustinus en verder terug. De beschrijving van de innerlijke dynamiek van zijn psychose is als die van een mystieke of extatische ervaring. Pas wanneer de lezer duidelijk wordt waar en hoe die ervaring zich voltrok, krijgen we een beeld van iemand die ze wel ‘psychotisch’ noemen. Voor geïnteresseerden in de overeenkomsten tussen het onuitsprekelijke van mystiek en psychose is dit een aanrader.

De jury vond dit een geweldig boek, schitterend geschreven, en zeer inzichtgevend in ‘hoe het is om….’. Echter, al bij al is het geheel net teveel verhalend en beschrijvend, en te weinig (zelf)kritisch en onderzoekend, om in de prijzen te vallen.’

Dit is wat je noemt een spagaat. Een mooiere afwijzing voor een prijs heb ik zelden gelezen. Hoe dan ook, dat ik destijds bij de prijsuitreiking een verhaal mocht houden, heb ik ervaren als een soort troostprijs. Zoals gezegd, de oude mijnheer Van Helsdingen was daarbij zelf aanwezig. Hij zat in een rolstoel op de eerste rij en na afloop heb ik hem nog naar de uitgang geleid, die hij in dat wonderlijke gebouw waar wij toen zaten even niet meer kon vinden. Ook met enkele juryleden heb ik na afloop nog gesproken en zij raadden mij aan om de volgende keer opnieuw in te zenden. Weer kon ik mij toen niet aan de indruk onttrekken, dat het bij de eindbeoordeling kantje boord was geweest. Men zat kennelijk met mijn bijdrage in de maag. Nieuwe ronde, nieuwe kansen, dacht ik. Zo’n hoofdprijs van 10.000 Euro is geen kattenpis. Daar komt Jan Splinter mee door de winter. Hoe dan ook, dat advies van de juryleden heb in mijn oren geknoopt.

De restanten van mijn Reve-boek ben ik toen gaan herschrijven. Maar ik zat wel met een probleem. De ziel was eruit, zo leek het. Ik miste het autobiografische gedeelte dat inmiddels in het boek Tegen de tijdgeest was terechtgekomen. Toen heb ik besloten om de tekst van mijn inleiding op het symposium Transformaties – met enige kleine aanpassingen – als eerste hoofdstuk op te nemen in het boek dat uiteindelijk Modernisme in Lourdes is gaan heten. Het was een compromis om toch iets van de oorspronkelijke eenheid van het manuscript te behouden. Eigenlijk waren de twee boeken – Modernisme in Lourdes en mijn bijdrage aan Tegen de Tijdgeest – ooit bedoeld als één tekst. Die ‘oertekst’ had ik in 2009 aangeboden aan de Friese Pers Boekerij, maar door allerlei toestanden is dat toen de mist ingegaan.

Twee hoofdstukken uit dat oorspronkelijke manuscript zijn in 2010 afzonderlijk als artikel verschenen in De Gids (Secularisering als geestesziekte) en Tirade (Gerard Reve en Kleine Alice). Even dacht ik dat het daarmee gebeurd was, maar toen ik kort daarop in contact kwam met Egbert Tellegen, besloten wij onze verhalen over ons psychiatrisch verleden in de jaren zestig samen te publiceren. Dat boek zou aanvankelijk verschijnen onder de titel Gek in de jaren zestig. Uitgever Ed Brand van Candide besloot uiteindelijk ook de tekst van Daan Muntjewerf hieraan toe te voegen. Al met al is het een wonderlijk verhaal hoe dit allemaal gegaan is. Het heeft zo moeten zijn kennelijk. Gods wegen zijn duister en ondoorgrondelijk, zeker als het om gekte gaat.

Soms denk ik wel eens dat Modernisme in Lourdes en mijn bijdrage aan Tegen de Tijdgeest nog eens in de oorspronkelijk bedoelde integrale versie opnieuw zouden moeten verschijnen, bijvoorbeeld met als nieuwe titel Gods Koninkrijk in Greonterp, Gerard Reve en de secularisering. Als er maar Gods zegen op rust, zou Reve zeggen. Dat wordt geheid een bestseller. Wie weet win ik dan alsnog die prijs. Dat is voor mij een in ieder geval een troostgevende gedachte: een denkbeeldige ’troostprijs’ voor een boek dat er nooit zal komen.

Slide1

Hoe dan ook, dit jaar heeft het niet zo mogen zijn. Ik viel weer buiten de prijzen. In totaal waren er 34 inzendingen die de jury te beoordelen had. Op de site van de Van de stichting Psychiatrie & Filosofie lees ik het volgende:

1) De hoofdprijs (10.000 euro) gaat naar Alan Ralston voor zijn bijna-voltooide proefschrift ‘The Philosophy of Psychiatric Practice’.

2) Een bijzondere onderscheiding (2.500 euro) is voor Paul Moyaert met zijn boek, ‘Opboksen tegen het inerte. De doodsdrift bij Freud’, zie hier.

3) Een aanmoedigingsprijs (2.500) gaat naar Sanne van Driel met haar masterscriptie, ‘De strijd van het kleine meisje. Een filosofie van anorexia.’

De jury bestond uit:

Joeri Calsius, psycholoog en filosoof, Universiteit Hasselt.
Annemarie Kalis, filosoof, Universiteit Utrecht.
Herro Kraan, psychiater, Maastricht.
Wouter Kusters, filosoof en taalwetenschapper, Schoonhoven.
Jaap Ubbels, psychiater en psychoanalyticus, Nederlands Psychoanalytisch Instituut, Amsterdam
Karin Vintges, filosoof, Universiteit van Amsterdam.
Rob de Vries, psychiater, Amstelveen.

Gisteren werd het juryrapport openbaar. Over mijn boek schrijft de jury het volgende.

Huub Mous: Modernisme in Lourdes; Gerard Reve en de secularisering

Dit boek handelt over de gevolgen van de secularisering, beschreven aan de hand van het leven van twee mannen met tegengestelde ontwikkelingen: Gerard Reve, die zich bekeerde tot het katholicisme, en Huub Mous, die zich losmaakte van het katholicisme en een psychotische episode doormaakte. In deze rijk gedetailleerde cultuur-historische beschouwing tracht de schrijver paralellen tussen hemzelf en Gerard Reve te ontdekken, bijvoorbeeld in beider hunkering naar de vertrouwdheid en ideologische en religieuze overzichtelijkheid van de verzuilde Nederlandse samenleving van voor de zestiger jaren in de twintigste eeuw. Tegelijkertijd wordt het daaraan tegengestelde verlangen naar individualisme en persoonlijke vrijheid gethematiseerd die beide mannen kenmerkt. De paradoxaliteit van afhankelijkheid en vrijheid, houvast en verlies van houvast kleurt het boek, dat de daarmee samenhangende levenshouding van nostalgische reflectie soms prachtig onder woorden brengt, waarin de schrijver verkeert. In deze context komen op essayistische wijze allerlei filosofische ideeën ter sprake. Dit geschiedt echter te zijdelings en te summier en dient voornamelijk om een autobiografisch en historisch verhaal te stutten. De argumentatie beweegt zich niet doelgericht in het overlappingsgebied van filosofie en psychiatrie, maar heeft betrekking op het historische overgangstijdperk van premoderniteit naar (post)moderniteit en de gevolgen daarvan voor de nederlandse samenleving. De schrijver ontsluit dit terrein op degelijke manier  en met compassie maar is te weinig gefocusd op het grensgebied van psychiatrie en filosofie, waarvan in deze prijsvraag sprake is.