Manuputty in PUIK

4 april, 1980(3)0001

In de jaren negentig had je in Friesland de gratis uitkrant PUIK. Op verzoek van de redactie schreef ik maandelijks een portret van een Friese kunstenaar. Zo zijn er meer dan vijftig van dit soort paginagrote portretten verschenen. Na enige tijd verscheen deze uitkrant ook in andere provincies zoals in Groningen, Drenthe, Overijssel en Gelderland. Mijn kunstenaarsportretten werden daarin gewoon overgenomen wat wellicht ook een beetje heeft bijgedragen aan de promotie van Friese kunst over de grenzen van ’t heitelân. Een honorarium voor die teksten heb ik nooit mogen ontvangen, maar dat hoefde ook niet. Ik heb wel eens aan gedacht om ze te bundelen in een boekuitgave, maar daarvoor is het nu te laat. Wel heb ik sommige passages verwekt in mijn boek De kleur van Friesland, beeldende kunst na 1945, dat in 2008 verscheen.

Soms bewerkte ik voor PUIK ik een tekst die ik eerder gebuikt had bij de opening van de tentoonstelling. Zo ook in het geval van Ruloff Manuputty. In januari 1994 had ik zijn tentoonstelling ‘Ontmoetingen in de tijdreis’ mogen openen die destijds te zien was in het Bruggebouw in Emmen. Samen met Manuputty reed ik daar ’s avonds naartoe. In die tijd ontmoette ik hem zowat elke week omdat we samen bezig waren met de eerste pogingen tot oprichting van een Grafisch Atelier in Friesland, waarbij in die tijd ook Keimpe Kootstra betrokken was. Manuputty was directeur geweest van de kunstacademie ‘Vredeman de Vries’. Dat was niet de beste kunstacademie van Nederland, maar ze hadden wel de beste apparatuur. Daar had Manuputty nog voor gezorgd. Er stond een heel machinepark in het academiegebouw en de zorg was groot dat dit op het Waterlooplein zou belanden.

Later heb ik nog eens een tekst voor Manuputty geschreven. Dat was voor en tentoonstelling van hem in het Provinciehuis in Assen. Een beladen tentoonstelling omdat hier in 1978 een Molukse gijzeling had plaatsgevonden waarbij een gedeputeerde het leven liet. Ruloff Manuputty was zelf ook Molukker. In mijn tekst had ik geprobeerd op passende wijze een toespeling te maken naar die dramatische gebeurtenis. Maar Manuputty vond het niet passend en keurde mijn tekst af. Overigens was hij een hele aimabele man en ik heb nooit goed begrepen waarom zijn directeurschap op de kunstacademie Vredemans de Vries zo dramatisch is kunnen verlopen. Nadat hij naar Groningen was verhuisd ben ik hem uit het oog verloren. Manuputty overleed in 2002. Momenteel wordt door de Stichting Publicaties Ruloff Manuputty gewerkt aan een monografie, waarvoor de financiering nog niet helemaal rond is. Dit was mijn tekst destijds in PUIK.

manuputty

(foto weblog Dré Oudman)

Boten doen in de tijdreis

waren wij van europa de chinezen,
was holland een rose perzikentuin,
onze poëzie zou dan eenvoudig zijn,
zou zijn een kopje thee met rozenbladen.

maar in Holland staat een huis; daar wonen
vrezen voor luizen, ladelichters en voor sowjetraden;
daar wonen struise dochters, stoere zonen
die met een kale god in ’t trapportaal
– terwijl de radio der buren raast –
in swing en sweet te niet, cellen zijn en daarna zaden.

Lucebert (fragment uit: ‘Verdediging van de vijftigers’).

Er zijn kunstenaars die voor altijd schuil lijken te gaan 
achter een beeld dat nooit verandert. Lange tijd was ‘mijnheer 
Manuputty’ – want zo kende ik hem – 
voor mij zo’n type kunstenaar. Eerlijk gezegd heb ik vroeger 
nooit geweten dat hij een kunstenaar was. Ik zag hem slechts 
op afstand als directeur en later oud-directeur van de Acade
mie Vredeman de Vries te Leeuwarden. Het beeld, dat om hem 
heen hing, werd vooral bepaald door verhalen van studenten en 
ex- studenten, kunstenaars die zijn invloed hadden ondergaan 
in de ontvankelijke jaren van hun academietijd. Het was het 
beeld van een formele, precieze man, minzaam en uiterst voor
komend, maar ook wat ondoorgrondelijk. Kortom: een oosterling 
verdwaald in een uithoek van het koude Europa.

De enkele keren dat ik hemzelf ontmoette leek dat beeld 
zich op het eerste gezicht te bevestigen. Ook bij mij ontstond 
de indruk van een heer met ouderwetse manieren in de goede zin 
van het woord. Hij nam je jas aan bij het binnenkomen en bij 
het vertrek excuseerde hij zich bij voorbaat dat de deur wat 
hard achter je dicht zou slaan, omdat er iets mis was met de 
scharnieren. Mijnheer Manuputty had iets met deuren. Hij hield ze 
altijd voor je open en toch bleef je achteraf  met het 
vreemde gevoel zitten dat je misschien maar de helft had gezien van 
alles wat er nog achter die deur verborgen kon zitten. Het was 
geen gebrek aan openheid. Integendeel, eerder een geformali
seerde overdaad aan gastvrijheid, waardoor elke deur tot het 
laatst toe wordt opengehouden alvorens hij in het slot viel.

Misschien is het ook geen toeval, dat de meest beruchte 
anekdote uit zijn academietijd juist betrekking heeft op een 
deur. In een periode waarin de gemoederen kennelijk wat hoog 
waren opgelopen – zoals dat in een zo’n gistende smeltkroes van nog ongevormde creatieve talenten gebeuren kan – zou ooit een 
aantal studenten de deur van zijn directiekamer letterlijk uit 
zijn scharnieren hebben gelicht om hem ergens ver weg op de 
zolder van het gebouw te verstoppen. Ook zij waren kennelijk 
benieuwd wat achter die laatste deur verborgen zat.

Iets van de symboliek van deze anekdote lijkt ook in zijn 
werk tot uiting te komen. Het laat de 
neerslag zien van een lange reeks ontmoetingen met mensen en 
situaties, die lang daarna werden vertaald is in een optocht van 
schilderijen. Elk schilderij is een reisimpressie uit een 
kunstenaarsleven met zijn eigen gelaagdheid van beelden en 
herinneringen. Het zijn de dingen die zijn blijven hangen 
nadat de deur in het slot was gevallen.

Te beginnen bij die eerste lange reis zo vlak naar de 
oorlog aan boord van de S.S. Volendam. Beelden van het Suezkanaal, 
Port Said, de vuurtoren aan het begin van de Atlantische Ocea
an, blikjes sigaretten die aan boord moesten worden opgerookt 
uit angst voor de douane, fragmentarische herinneringen aan 
een lange reis, die telkens weer uitmonden in dat ene beklem
mende beeld om nooit te vergeten….. Al die witte gezichten 
aan de kade in Rotterdam, allemaal gelijk, de Chinezen van Europa. Als 
drieëntwintigjarige alleen tussen die kale loodsen, hoe moest 
je daar ooit je weg kunnen vinden, als je die gezichten al 
niet eens uit elkaar kon houden? Een blaaskapel speelde vro
lijke muziek, dàt wel, maar die muziek was voor anderen be
doeld: militairen die terugkeerden en ook van die witte ge
zichten hadden.

Dat was de eerste ontmoeting in de tijdreis, een prille 
herinnering aan het Nederland van kort na de oorlog. Het was 
de begintijd van de wederopbouw, toen alles in de steigers kwam 
en geluk nog heel gewoon was. Maar het waren ook de dunne 
jaren die beschreven zijn in De avonden van Van het Reve, de 
tijd ook van de revolte van COBRA, Lucebert die als Keizer 
gekroond het Stedelijk Museum betrad en vreemde kinderwoorden 
aaneen smeedde tot een nieuw soort gedicht: BOTEN DOEN. BOTEN 
DOEN …

Inderdaad, dat had mijnheer Manuputty ook gedaan. Neder
land was BOTEN DOEN. En als je eenmaal op de kade was aange
komen, dan moest je daarna nog honderd keer BOTEN DOEN. Alles 
moest immers opnieuw als een kind worden uitgevonden in de 
lange tijdreis, die daarna zou volgen. Er stond nog een lange 
rij van mensen voor de deur, ontmoetingen met docenten van een 
echte kunstacademie in Amsterdam. Jaarsveld, Jongejans, Brou
wer, Metz, D’Oliviera, Zimmerman, Baanders … vreemde namen in 
een vreemde wereld, waar witte mannen ook zomaar de straat 
konden vegen. Om te overleven in die kouwe alfaltjungle kon je 
maar beter beleefd blijven en voor iedereen tot het laatst toe 
de deur open houden.

De beeldenwereld van de kunstenaar Ruloff Manuputty lijkt 
zich bij die eerste ontmoeting in één slag geformeerd te heb
ben. Ook nu nog lijkt de wonderlijke sfeer van de vroege jaren vijftig in zijn werk te zijn blijven hangen. Al is er een 
periode van stilte geweest, de lijn in de ontwikkeling is 
ongebroken. Het is alsof de primitieve tekens en symbolen van 
COBRA in een gepolijste versie opnieuw in elkaar zijn gezet, 
niet zozeer om het innerlijk direct uit te drukken, maar 
vooral om elke emotie nadien te verwerken.

De heftigheid van het oorspronkelijk gevoel lijkt stilaan 
verzacht door de patina van het innerlijk, die wellicht door 
de jaren heen moet zijn ontstaan. Telkens opnieuw lijkt iets 
van het verleden door te schijnen in de subtiele gelaagdheid van 
het oppervlak. Soms is de verf gaan druipen als een beeld dat 
door de tijd is aangetast. De scherpe kantjes zijn er inmiddels wat af. Wat overblijft zijn de halftinten, fraaie textu
ren en de organische lijnen kortom: de taal van een verwerkte 
emotie.

Vreemd genoeg was het juist die organische, soms bijna 
decoratieve stilering van het gevoel, die ook voor de vormge
ving van de jaren vijftig en begin jaren zestig zo kenmerkend 
was. Het werd de tijd van het beheerste ritme, de muziek van 
Roelof Stalknecht, een naamgenoot Ruloff Manuputty, die ook 
feitelijk een van de mensen was, die hij ergens onderweg in 
zijn lange tijdreis heeft ontmoet.

De tijdreis is begonnen toen de boot de haven binnenvoer. Wat daarvoor is gebeurd blijft onder de huid van het schilde
rij verborgen. Het lijkt of die prille herinneringen aan de 
kinderjaren in Tual zijn overgeschilderd. Beelden van een 
vader die zendeling was en een zoon kunstenaar wilde worden in 
het verre Holland. Wie zal het zeggen wat zich onder al die 
verflagen schuil houdt? Misschien wel beelden van een baai met 
heuvels in de verte, een boom in bloesem staat achter een 
muur, uitgesleten paden die naar het water lopen. Ooit heb 
ik zo’n schilderij in het echt mogen zien. Vreemd genoeg was 
dàt exemplaar wèl overgeschilderd. Onder de verflagen – zo heb 
ik me laten vertellen – zat een Hollands landschap met een molen.

Als de richting van de tijd onomkeerbaar is, geldt dat 
dan ook voor een tijdreis? In het latere werk komen die 
eerste herinneringen niet meer voor. De boot vaart niet meer 
terug, de vuurtoren voorbij, het Suezkanaal door, op weg naar 
de Indische oceaan, de Banda zee…. Of zitten die vroegste 
herinneringen inderdaad verborgen – zoals de kunstenaar zelf 
ooit heeft gezegd – in het diepe zwart, het teer dat soms direct op het doek wordt aangebracht, als het gevoel van half ge
smolten asfalt onder je blote voeten? Als dat zo is, dan volgt 
elke zwarte lijn het voetspoor van een gestolde herinnering, 
een spoor dat terugverwijst naar die verre jaren toen de grote 
tijdreis nog moest beginnen.

*