Alle woorden op de juiste plaats

Slide1

Slide1

Slide1

Slide1

Slide1

Gisteren fietste ik even door Nijlân, de woonwijk in het zijdwesten van Leeuwarden die zo rond 1960 werd gebouwd. Het was voor zijn tijd een mooie en ruime woonwijk met een gevarieerd stratenplan en fraaie groenpartijen. ‘Nijlân is een goede uitbreidingswijk, misschien wel de beste van Leeuwarden,’ schreef Peter Karstkarel in zijn boek Uit de ban van de ring, de Leeuwarder buitenwijken (2005). Maar in de jaren zestig was deze modelwijk voor de toekomst in sociaal opzicht nog een braakliggend terrein. Er waren nog weinig voorzieningen, zeker voor de jeugd. Er werden sportverenigingen opgericht en in aanliggende sportpark Nijlân verrees zelfs een openluchtzwembad. Wie vandaag rondfietst in deze nog onlangs geheel gerenoveerde wijk proeft nog iets van de optimistische sfeer uit de slotperiode van de wederopbouw. In 1959 tekende Auke de Vries een serie fraaie tekeningen van de wijk in aanbouw voor de topografische atlas van de gemeente Leeuwarden.

Schermafbeelding 2015-07-20 om 18.41.27

Auke de Vries, bouw Nijlân, 1959

Op een plantsoentje tegenover een bungalow, die ontworpen is door Abe Bonnema, staat het beeld De Sprong van Jaap van der Meij uit 1972. Het lijkt wel een kosmisch projectiel dat neergestort is uit de ruimte en zich in het grasveld heeft geboord. Puur beton. Hier en daar zie je wat barstjes die in de loop der jaren zijn ontstaan, maar verder ziet het beeld er nog puik uit. Dit kunstwerk stond aanvankelijk voor het zwembad Nijlân en werd in in 1989 tijdelijk verwijderd. Het is in 2004 op verzoek van de buurtbewoners teruggeplaatst op een iets andere locatie. Ik ben er even gaan kijken en maakte bovenstaande mislukte selfie. Door de foto opnieuw te monteren kwam er bij mij een herinnering bovendrijven. Ik loop de laatste dagen een beetje met mijn ziel onder de arm. Ik ben woorden aan het herschikken, maar onderwijl val ik telkens opnieuw tussen wal en schip. Dat wil zeggen, tussen de woorden zoals ze staan en de woorden zoals ze zouden moeten staan. Misschien moet ik helemaal opnieuw beginnen. Wat ik nodig heb is een sprong, een ander perspectief, de flits van een nieuw inzicht, de inslag van een komeet. Ik wil vliegen, opstijgen, exploderen, los komen van de domme regelmaat.

Schermafbeelding 2015-07-20 om 22.21.50

Abe Bonnema, bungalow Nijlân 1963-1965 (tuinontwerp: Mien Ruys)

Jaren geleden heb ik mij voorgenomen om een roman te schrijven. Het is er helaas nog nooit van gekomen. Het was ook geen gewone roman die ik voor ogen had, maar een die door het toeval zou ontstaan. Dat ging zo. Elke dag zou ik mij naar de plaatselijke bibliotheek begeven en een tiental kranten van de leestafel pakken. Uit elke krant zou ik een zin opschrijven. Niet zomaar, maar volgens een methode die door de dobbelsteen werd bepaald.  Drie worpen van de dobbelsteen leverden drie cijfers op. Het eerste cijfer verwees naar de pagina van de krant, het tweede naar de kolom op die pagina. Het derde naar de zin in die kolom. Zo zou ik elke dag tien zinnen mee naar huis nemen, die ik stuk voor stuk opschreef op een eigen systeem kaartje.

Na een jaar, waarin 6 x 52 = 312  kranten verschijnen, had ik dan  312  x 10 = 3120 zinnen verzameld. Stel dat elke zin gemiddeld 12 woorden bevat, dan had ik nu een tekst van 3120 x 12 =  37.440 woorden. Als ik dit drie jaar volhield, dan had ik de omvang van een stevige roman bereikt: 112.320 woorden. Deze roman had dan helaas nog geen structuur. De zinnen zaten – in volgorde van ontstaan – in kaartenbakken opgeslagen. Ze moesten nu alleen nog in de juiste volgorde worden geplaatst. Schrijven is niets anders dan woordjes in de juiste volgorde plaatsen. Karel van het Reve zei altijd over zijn broer Gerard dat hij dit toevallig heel goed kon: ‘woordjes in de juiste volgorde plaatsen’. Ikzelf  was nu al een stap verder. Ik hoefde alleen nog maar zinnen in de juiste volgorde te plaatsen, en wel zodanig dat er een zinvol verband zou ontstaan.

Daar had ik  het volgende op gevonden. Ik zou alle kaartjes op de grond uitspreiden. Voor dat doel zou ik een kamer in mijn huis geheel ontruimen. Wat nu ontstond, was een gigantische puzzel van zinnen die als het ware uit een mij nog onbekend verband waren gevallen. Door eindeloos te passen en te meten zou er gaandeweg een verband moeten ontstaan  Eerst aan de randen van de roman, het begin en het eind, en dan aan de uiteinden van de afzonderlijke hoofdstukken. Maar later ook in de binnenruimten. Soms zou ik hele stukken moeten verplaatsen van het ene hoofdstuk naar het andere. Na veel geploeter zou het dan uiteindelijk toch lukken. Er was verhaal met een structuur ontstaan.

Vervolgens zou ik mij de vrijheid gunnen om kleine wijzigingen aan te brengen in sommige zinnen. Door de verschillende onderwerpen van zinnen terug te brengen tot een paar terugkerende namen van personages, zou de structuur van de roman hechter en overzichtelijker worden. Als dat alles klaar was zou er een wonderlijk verhaal zijn ontstaan. Iets wat jezelf niet verzint. Natuurlijk zou ik mijn werkprocedé niet aan de buitenwereld prijsgeven. Het manuscript zou ik aan een gerenommeerde uitgever aanbieden als een tekst van mijzelf. In feite was dat ook zo. De kritieken zouden heel lovend zijn: ‘Een vernieuwende roman met een heel eigen stijl.’ Alle woorden stonden op de juiste plaats.