Op 1 oktober j.l. was ik voor het laatst in Parijs. Eén middag slechts. Een Nederlandstalige gids, die al dertig jaar in Parijs woont, leidde ons rond, eerst met de touringcar en daarna te voet. Ze stapte in op het Place de la Bastille. Daar wees ze op de Boulevard Richard-Lenoir en herinnerde ons aan de aanslag in januari j.l. op het redactiekantoor van Charly Hebdo, daar niet ver vandaan.
Ik kreeg het ongemakkelijke gevoel dat toerisme en terreur heel even door elkaar gingen lopen. Ooit had ik dat eerder meegemaakt. In het voorjaar van 2004 was ik heel even in Madrid. Wij stapten uit de bus bij het treinstation Atocha, waar enkele weken daarvoor de bloedige terreuraanslag had plaatsgevonden waarbij 191 slachtoffers vielen. De gids was zo verstandig om ons niet naar binnen te leiden in de hal van het station. We hebben de alleen de bloemen bekeken die daarbuiten op de stoep nog elke dag werden neergelegd.
Tijdens de berichtgeving over de terreuraanslagen in Parijs ging mijn belangstelling onwillekeurig uit naar de plattegrond van deze stad, waar ik zo vaak heb rondgedwaald. Ik kwam er al in het voorjaar van 1968, toen ik er een maand lang verbleef, en daarna keerde ik er nog vele malen terug. We gingen er op huwelijksreis. Parijs was de droomstad van mijn jeugd en dat is het daarna mijn leven lang gebleven. De stad heeft met Venetië gemeen dat ze altijd gelijk blijft. En toch is elke kennismaking weer nieuw. Je kunt er eindeloos dwalen maar nooit verdwalen. De plattegrond heeft iets magisch.
Maar waar bevonden zich de rampplekken? In welk arrondissement? Waar was de Rue Bichat, de Boulevard Beaumarchais, de Avenue de la République, de Boulevard Voltaire en de Rue Charonne….? Was ik zelf eerder in die straat geweest? Kon ik mij er een voorstelling van maken? Tegelijk voelde ik mij schuldig dat ik mijn topografische belangstelling voor Parijs zo schaamteloos kon vermengen met mijn ontzetting over de aanslagen en de slachtoffers. De toerist in mij ging gewoon door met het in gedachten dwalen door de stad en het zoeken van het dichtstbijzijnde metrostation.
Wanneer is deze gewetenswroeging van de toerist ontstaan? Voor je het weet word je een ramptoerist en dat wil de hedendaagse cultuurtoerist niet. In de reisgidsen van tegenwoordig vind je meestal ook weinig informatie over de recente geschiedenis van een land of stad, laat staan de plekken waar zich rampen of aanslagen hebben voltrokken. Honderd jaar geleden was dat anders.
Onlangs vond ik bij een boekenstalletje op de vrijdagmarkt een Michelingids uit 1917, een jaar midden in de Eerste Wereldoorlog. Deze gids maakte deel uit van een serie Les theatres de la guerre, toeristische beschrijvingen van de slagvelden, waar de rook nog niet eens was opgetrokken, gecombineerd met kunsthistorische uiteenzettingen over de architectuur die daar nog overeind stond. Foto’s van kapotgeschoten roosvensters naast die van lijken tussen de korenvelden. Beide met dezelfde exactheid beschreven en in beeld gebracht. Het verschil tussen toerist en ramptoerist bestond toen kennelijk nog niet.
Eens stad waar een ramp plaatsvindt verandert van naam. Niet dat de plaatsnaam zelf verandert, maar de beelden die de plaatsnaam oproept zijn voortaan niet meer dezelfde. Dallas was na de moord op Kennedy niet meer het Dallas van daarvoor. Zo zal Parijs voorlopig ook Parijs niet meer zijn.
In mei 2000 ontplofte in Enschede een vuurwerkfabriek. Kort daarop schreef ik een artikel voor de Leeuwarder Courant dat nooit is gepubliceerd. Ik wees daarin op de rol en de invloed van de media bij dit noodlottig gebeuren. De redactie vond mijn betoog destijds ongepast zo kort na de ramp. Ik publiceer het hier alsnog, met Parijs in gedachten. Wat daar is gebeurd is niet een ramp in de zin van een calamiteit. De ramp in Parijs was een doelbewuste aanslag, niet in de laatste plaats op ons bewustzijn. De extreme aandacht van de media wordt door elke terrorist vooraf ingecalculeerd. Daarom is de vraag die nu rijst dezelfde. Is het waar dat Parijs van naam is veranderd?
Enschede is van naam veranderd
Enschede was van oudsher een stad in een uithoek van Nederland met weinig bijzondere kenmerken. FC Twente, Jan Cremer, Willem Wilmink en Grolsch, daar hield het zo’n beetje mee op. Dat beeld is ingrijpend veranderd door de vuurwerkramp. Of beter gezegd: door de media. De indringende en uitputtende wijze waarop de ramp in beeld is gebracht heeft zijn gevolgen voor het imago van Enschede. De media krijgen greep op het collectieve geheugen waarin plaatsnamen van beelden worden voorzien. De naam ‘Enschede’ ligt voortaan ook anders opgeslagen in mijn brein. Ergens tussen Bopal, Tsjernobyl, Lockerby en Bijlmermeer.
De onstuitbare invloed van de media verandert steeds meer ons beeld van de werkelijkheid Die verandering speelt zich doorgaans geruisloos af. Alleen bij grote calamiteiten komt deze hersenspeling opeens aan het licht in een wonderlijk fenomeen. De plaats van de ramp verandert dan van naam. Dat proces is onomkeerbaar en voltrekt zich plotseling en op grote schaal. Hoewel ik geen liefhebber ben van ramptoerisme vanuit de fauteuil, kan ik gefascineerd blijven kijken naar dit transformatieproces onder invloed van de media. De kracht van de gehanteerde methodiek schuilt vooral in de herhaling. Beelden van de explosie zijn inmiddels honderden malen op televisie vertoond. Eerst met uitvoerig commentaar, daarna ondersteund door dramatische muziek en tenslotte alleen nog voorzien van een gironummer met de naam van de stad. Zo werd ‘Enschede’ vorige week omgedoopt van een wat onbestemde plaatsnaam tot de soortnaam van een ramp.
Deze categorieverschuiving voltrekt zich niet alleen in de taal, maar in het oriëntatievermogen. Vrijwel dagelijks verschijnen er in de dagbladen nog luchtfoto’s en plattegronden van de wijk, waarop de locatie van de ramp staat aangegeven. Roomweg, Tollensstraat, Talmaplein, het zijn namen die in het stratenregister van heel wat Nederlandse steden te vinden zijn, maar voortaan verbonden zullen blijven met de plaatsnaam Enschede. Telkens opnieuw probeer ik mij een voorstelling te maken van de wijk. Waar stond de cameraman die de explosie filmde? Waar staat de Grolschfabiek? Hoe passen de beelden in elkaar? Ik zoek de link naar een enkele herinnering die ik bewaar aan een bezoek aan het Rijksmuseum Twente, dat zich op een steenworp afstand van de Tollensstraat bevindt. Zo probeer ik alle stukjes van de puzzel opnieuw in te voegen in mijn brein. Enschede krijgt niet alleen een nieuwe naam, maar ook een nieuwe plattegrond.
Plaatsnamen behoren van oudsher tot de krachtigste woorden die de taal in petto heeft. Ze lenen zich bij uitstek om een compleet betekenisveld in zich op te nemen. Omgekeerd kan het terloops noemen van een plaatsnaam in een gedicht een hele videoclip aan beelden oproepen. Dichters maken dan ook graag van dit middel gebruik om hun teksten op te laden met een complex van beelden en herinneringen. De betekenis van een plaatsnaam wordt niet zozeer door de werkelijkheid zelf bepaald, als wel door de verbeeldingen daarvan die ooit zijn ingedaald in een soort collectief geheugen. Dat is ook precies het domein waarop de media greep hebben gekregen. Ze transformeren voortdurend het collectieve geheugen, zoals voorheen poëzie en kunst dat deden. Het bewustzijn wordt door de tv geïnfiltreerd op een hypnotiserende wijze. Zo ontstaat een ongrijpbare wereld die zich onttrekt aan de taal. De kracht van het woord legt het steeds meer af tegen de indringende werking van het beeld.
Na afloop van de stille tocht op vrijdagavond werd een gedicht voorgedragen dat Willem Wilmink voor deze gelegenheid had geschreven. Zo wordt de poëzie toch nog een rol toebedacht in de beeldenstrijd om Enschede die in de media is ontbrand. Maar om alle plaatsnamen in het gedicht ook werkelijk te kunnen plaatsen moet je wel een plattegrond in je hoofd hebben. ‘In de oorlog stond de stad in brand.! Op Pathmos, Zwik en Hoogeland.! Meer dan een halve eeuw nadien / kun je daarvan nog sporen zien. ‘
Waar liggen Pathmnos, Zwik en Hoogeland? Deze namen blijven in mijn hoofd rondhangen als woorden zonder betekenis. Geen enkel beeld roepen ze op. Ze hebben geen adres in mijn geheugen. Wellicht zijn het straten of wijken die ooit door bommen werden verwoest. Oorden misschien die niet meer op een kaart van de stad te vinden zijn, zoals straks ook de Tollensstraat na de wederopbouw wel een nadere naam zal krijgen. Juist door de betekenis van deze namen niet prijs te geven blijft de werking van het gedicht voor een deel alleen door inwoners van Enschede zelf te ervaren. En zo zal het ook wel zijn bedoeld. Poëzie als laatste wapen om de namen van de stad te beschermen, niet alleen tegen de gevolgen van de explosie, maar ook tegen aanslag die de media plegen op ons bewustzijn.