Op weg naar Lieven Bertels
In zijn hotel, de Blokhuispoort
Rook ik de geur van rotte vis
Een lucht die daar niet hoort
Onder de toegangspoort zag ik
Een schim die op mij wacht
Hij stond daar met de ogen dicht
‘k moest stoppen voor de wacht
Hij opende voor mij de poort
Ik hoorde al de bel
En dacht nog bij me zelf
De hemel of de hel
Er klonken stemmen op de gang
Ze zongen zacht in koor
‘Welkom in de Blokhuispoort
Een fijne plek, een fijne stek
Plaats genoeg in de Blokhuispoort
Wanneer je wilt, ’t is echt te gek.’
Hij had een sober kapsel
Een stoppelbaard onder de kin
En al die dienders om hem heen
Hadden er verdomd zin in !
Ze dansten in de patio
In het zalig zoete zweten
Soms om een herinnering
Soms om te vergeten
Ik tikte een ober op de rug
En vroeg: ‘Breng mij een Berenburg!’
Hij zei: ‘We hadden deze spirit niet
Sinds negentienachtennegentig’
Wat een feest, wat een sfeer
Het houdt je wakker in de nacht
Om ze te horen keer op keer
‘Welkom in de Blokhuispoort
Een fijne plek, een fijne stek
Plaats genoeg in de Blokhuispoort
Wanneer je wilt, ’t is echt te gek’
Aan elk plafond een spiegel
En een kroonluchter van ijs
Friezen zitten hier gevangen
In hun eigen droompaleis
In elke cel van dit cachot
Is het elke dag een feest
En ook al slijpen we het mes
We slachten nooit het beest
Het laatste wat nog bovenkwam
Ik rende naar de poort
Wilde de uitgang vinden
De weg naar waar je hoort
‘Kalm aan’, zei zacht de nachtportier
‘Welkom heten is mijn baan
Uitboeken kan op elk moment
Maar je komt hier nooit vandaan’
(vrij naar Hotel California van The Eagles)