Mariet en ik

index

Gisteren was mijn oudste zus Mariet op bezoek. Ze is 84, alive and kicking. Mariet maakt de mooiste quilts van de wereld en exposeert daarmee in alle uithoeken van Europa. Toen in in 1947 geboren werd was Mariet al zestien jaar. Bij mijn doop was zij mijn ‘meter’, zoals dat toen heette. Wie weet nu nog wat dat is: peter en meter?  Ome Jan uit Bakhuizen was mijn peter of peetoom. Mariet was een paar dagen in Friesland samen met haar jongste dochter Hélène, voor wie ik de peter ben. Hélène werd geboren in oktober 1964, toen in Tokio de Olympische Spelen werden gehouden waar Anton Geesink een gouden medaille won. De doopplechtigheid vond plaats in de Mozes en Aäronkerk in Amsterdam. Ik had daar als 16-jarige peetoom natuurlijk bij aanwezig moeten zijn, maar de nacht daarvoor werd ik geveld door een venijnige buikgriep en moest daarom verstek laten gaan. Een traumatische herinnering.

Mariet kan Fries verstaan en ook redelijk goed lezen, vooral als ze de zinnen hardop leest. In de hongerwinter was zij ondergebracht bij mijn Friese familie in Bakhuizen. Daar had ze eergisteren nog even rondgelopen, op zoek naar het kleine huisje van pake en beppe. Het stond er nog. Ze ontmoette er een paar mensen die haar nog verhalen van vroeger konden vertellen. Graag wil ze nog eens een Fries boek lezen, zo vertelde ze mij. Om te beginnen heb ik haar Moai waar en lange dagen van Jan Wybenga meegegeven. Na afloop ging ze nog even langs bij de Afûk om een Friese kalender te kopen. Ze was op zoek naar een foto van koeien in de mist. Een beeld dat al haar vroege herinneringen aan Friesland samenvat in een paar vage grijsblauwe kleuren. Als in een quilt.

Tiden hawwe tiden, no.